Categorieën
Interview

interview met kris martin

Interview met Kris Martin, Gent, 31 oktober 2008.Kunstenaar Kris Martin (°1972) heeft me uitgenodigd in zijn stijlvolle werkkamer, annex 19e eeuws salon in hartje Gent. Rondom mij een gezellige mix van antiquiteiten en hedendaagse kunstobjecten. Op de vensterbank ligt een antiek bronzen beeldje van een gestorven vogeltje, alsof het nooit ergens anders gelegen heeft. Thee wordt me aangeboden op een zilveren plateau, in een antiek theekannetje, in mijn kopje blinkt een oud zilveren lepeltje. Zoveel is duidelijk, ik heb een echte heer voor me zitten.

Proficiat met je eerste solotentoonstelling in een Belgisch museum. Werd je al ongeduldig na al je grote projecten van Londen tot New York om eens in je eigen hometown tentoon te stellen?

Kris Martin: Ik ben altijd ongeduldig. Mijn slechtste eigenschap is ongeduld. En toen ik wist dat ik de expo in het Dhondt-Dhaenens had, kon ze niet snel genoeg af zijn. Ik was er niet op aan het wachten. Maar ik heb altijd gezegd, als ik iets doe in België is het in het Dhondt-Dhaenens met Joost De Clercq. Maar ik kan mezelf natuurlijk niet inviteren. Dus toen hij het me vroeg, heb ik zonder nadenken toegestemd.
Je wilt niet meedoen aan het populisme?

Martin: Populisme is een term van intellectuelen die ver van het volk willen staan. Ik ben een afstammeling van straatarme vlasboeren, ik kom uit het volk. Ik kan met een boer babbelen, maar ook met een koning. Ik ben een boer en koning tegelijkertijd. Ik heb een oprechte liefde voor alles wat volks is.
Maar uw kunst is eerlijkheidshalve toch niet voor het gewone volk bestemd?
Martin: Jawel. Musea en openbaren instellingen geef ik altijd prioriteit.
Maar wel naar kijken en verstaan …
Martin: Absoluut.
Maar pretendeer je ook kunst voor het gewone volk te maken?
Martin: Jazeker. Lees er de zone09/ op na. Daar heb ik verteld dat de poetsvrouw in mijn kunstwerk exact begreep wat ik ermee bedoeld had en hoe een groot compliment ik dat vond. Je hoeft geen kunstgeschiedenis gestudeerd te hebben om te begrijpen wat ik doe. Je hoeft geen voorkennis te hebben. Ik pretendeer niks en wil niet pretentieus zijn. Een beeld is een beeld en moet zijn eigen leven kunnen leven. Mijn werken zijn soms heel cryptisch, maar toch verstaanbaar voor iedereen.
(Kris Martin haalt het voorbeeld aan van twee dobbelsteentjes
, nr. 1 en 6, begin en einde, leven en dood, die in die twee dobbelsteentjes worden belichaamd, voor Martin een gegeven dat voor iedereen verstaanbaar is.)
Nemen we nu als voorbeeld je Lacoöngroep, dé blikvanger van je tentoonstelling. Kunstkenners kennen dat beeld, anderen niet, dus die kunnen dat niet onmiddellijk linken.


Martin: Stel dat je de Lacoöngroep kent en je ziet mijn werk, dan kan je inderdaad het origineel in je hoofd vergelijken met mijn werk. Maar wat brengt dat beetje kunstgeschiedenis dat je kent bij aan dat beeld? Het essentiële is dat de toeschouwer drie figuren ziet, die een absurde dans uitvoeren in angst. Iedereen verstaat dat. Dus of dat nu die Lacoöngroep is of iets anders, maakt niks uit. Het gemis van de slangen is er alleen maar bij mensen die het werk kennen. Maar daar valt of staat het beeld niet mee. Angst is de essentie.

 

Een ander teder werk is dat kruisbeeldje dat als het ware zijn handen voor de ogen slaat. Is dat God die zich afkeert van de wereld of…?


Martin: Misschien wel. Het werk spreekt voor zichzelf. Een Christusbeeld dat zijn ogen sluit, dat zegt: ‘ik wil het niet meer zien’! Het heeft iets humaans, niet de Christus als superwezen die we gewoonlijk zien. Het is eigenlijk een superwezen dat zegt: “Ik ben ook maar een mens.” Terwijl het meestal mensen zijn die zichzelf superwezens vinden. Deze Christus is mijn gast, ik roep hem niet aan om hulp te vragen. Hij is een gast die niet lastiggevallen wordt.
We zien in je expo een wit blad hangen met een subtiel rood bolletje. Wat wil je ons daarmee vertellen?

Martin: Dat is een zonsondergang. Een ‘evergreen’ in de kunstgeschiedenis. Al elfendertig miljoen kunstenaars hebben een zonsondergang geaquarelleerd of in olieverf geschilderd. En ik nu nog eens, daar zat écht niemand op te wachten.
Als je een zonsondergang in de zee bekijkt, dat is een bol die zakt in het water. Dus heb ik in een wateroplosbaar rood pigment een bol getekend, in water laten zakken, uit het water gehaald en gedroogd. Aan de ene kant heb ik hier controle over mijn handeling, maar wat het water met dat pigment doet heb ik niet onder controle. Zo heb ik er een stuk of dertig gemaakt en ze zijn allemaal compleet verschillend.
Wou je zo op je eigen manier een bijdrage leveren aan de kunstgeschiedenis?


Martin: Nee. Ik wou gewoon een zonsondergang maken. Maar ik ben geen schilder, dus heb ik  dat gedaan op mijn manier. Mijn titel ‘Sunset ‘verwijst ernaar. Maar het is ook een beetje een gevaarlijke titel, eigen aan het Westers denken. Iedereen die dit werkje ziet, denkt aan een zonsondergang, maar niet aan een zonsopgang. Wanneer ik dat presenteer in Azië, kunnen die mensen daar onmiddellijk een zonsopgang in zien. Dat witte vlak met die rode bol stelt trouwens ook de Japanse vlag voor… Bij ons kadert dat beeld binnen het denken van het Avondland. Al de rest lijkt vreemd, en dat is gevaarlijk! Zo krijg je etnische, culturele en godsdienstige spanningen. Het is een andere visie op de wereld en het is heel grappig, want het is een val waar iedereen in loopt. Wij zijn romantici, bezig met wat kapot gaat, nostalgie. Wij zien dat beeld onmiddellijk als de zon die weggaat, terwijl de zon eigenlijk opkomt, maar wij zien dat zo niet omdat wij zo geconditioneerd zijn.
Op je tentoonstelling in Dhondt-Dhaenens zien we ook een print hangen met blauwpaarse kleurschakeringen die duidelijk verwijst naar verval, toch ook één van je stokpaardjes.





Martin: Dit werk hoeft absoluut geen uitleg, maar heeft natuurlijk wel een oorsprong. Maar ik onderschat mijn publiek niet. Je ziet er iets in of je ziet er niks in.

Is die oorsprong belangrijk voor de kijker om dit werk te begrijpen?


Martin: Ik wil het wel meedelen. Aan de Sint-Niklaaskerk was er jaren geleden een huis afgebrand en tussen het puin trof ik gesmolten lepeltjes aan, scherfjes en o.a. een diapositiefje, gedateerd augustus ’99. Dit kon een vakantiekiekje voorstellen, maar door de hitte en het water is die dia beginnen vervloeien. Alles was er dus nog: drager én pigment. Ik heb het beeld gescand en dit beeld toon ik jullie nu.
Het is dus zuiver een objet trouvé, maar ik zet graag mensen op het verkeerde been. Want als de bezoeker dit werk ziet, denkt hij onmiddellijk: “Aha, een abstract werk’.”Als we hier nu een stukje marmer zouden nemen, noemen we dat dan een abstract werk? Het is gewoon een dia die een brand heeft doorstaan. Deze print past perfect binnen mijn oeuvre, ik had niet de intentie een abstract werk te maken.
In de witte ruimte hangt ook een ingekaderd bijgewerkt plakkaat met het woord ASSISTANCE op, tevens ook de titel van je tentoonstelling. Verwijs je hiermee ook naar de rest van je getoonde werken op de expo?


 





Martin: Dit houten bord is ook een objet trouvé, gevonden op het strand in Portugal, maar ik heb het gecompleteerd met hetzelfde kleur- en lettertype. Waar is hulp? Waar is bijstand? Ik heb dat object geholpen. Maar heeft het daar baat bij?

We zien ook een pijl die naar nergens wijst. Je komt binnen als toeschouwer en in wezen ben ik het niet die dat werk moet ui t leggen. De tentoonstelling gaat erover dat ik vertrouw op het oog en de verbeelding van eender wie. Ik laat jullie zelf een beeld vormen. De toeschouwer moet zelf binnenstappen en op zichzelf terugvallen om uitspraken te doen of de expo nu interessant of ‘boring’ is.
Waarom moet iemand naast u staan en zeggen wat goed of slecht is? Vandaar de titel ‘Assistance’, omdat je die in feite niet hebt. In een groter kader kan je het zien als –mijn werk is nogal doorspekt met religie- hoeveel hulp je ook vraagt, is die er of is die er niet?
Eigenlijk gaat het over het lot door de wereld te stappen met alle risico’s eraan verbonden. Weten we of ‘iets’ ons kan helpen of worden we sowieso geholpen of gestuurd? Dat is nogal onduidelijk. De expo is daarrond gebouwd, op de zelfstandigheid van én de mogelijkheden van de toeschouwer.
Ik ben gewoon op zoek naar contact met mijn toeschouwer, maar dit is een invitatie, geen verplichting. Dit is geen valse bescheidenheid van mijn kant, eerder een nogal ambitieus doel.
Vanwaar uw fascinatie met tijd, herinnering, geloof? Opvallend is dat je altijd teruggrijpt naar objecten en thema’s uit het verleden. Heb je dat van thuis uit meegekregen?


Martin: Niet van thuis uit, neen. Ik ben gewoon gefascineerd door tijd. Tijd is alles. Alles is tijd. Maar tijd is een moeilijke dimensie in beeldende kunst.
In muziek is tijd een normaal gegeven, tijd is een conditie om een muziekstuk te doorlopen. Maar in de beeldende kunst heb je altijd een soort van bevroren tijd. De dimensie tijd is iets wat me enorm fascineert, als motief, niet als thema. Ik probeer alleen tijd als heel aanwezig te stellen.
Wil je de kijker laten stilstaan bij het gegeven tijd?


Martin: In het beste geval. En wat iemand er dan over denkt, zal ik ook nooit weten. Ik heb het gevoel dat ik nooit meer dan 50% toon van mijn werk, de andere helft wordt al dan niet gecompleteerd door de toeschouwer. Als die er wilt naar kijken tenminste.
In hoeverre vind je je zelfgekozen, soms bizarre titels belangrijk in je werk? Vind je dat je werken daardoor meer aan betekenis winnen?


Martin: Ik geef mijn werken titels zoals je kinderen een naam geeft. De titel wordt gevoed door het werk en niet omgekeerd. Het zou jammer zijn dat de existentie van een werk afhangt van een titel. Het heeft zeker te maken met wat ik wil vertellen en wat het werk is, maar mijn werk mag niet vallen of staan met de titel.
Mijn werk is sowieso al cryptisch, dat een titel veel kan verduidelijken. Alhoewel, wat is cryptisch? Wat je ziet is wat je hebt, je hebt niet meer en niet minder, je maakt zelf iets van je verbeelding of niet. Cryptisch kan duiden op gebrekkige informatie. Maar hebben we niet over alles te weinig informatie? Mysterie mag en moet er zijn! Ik wil niet alles blootleggen.
Al mijn werk komt voort uit mijn dagdagelijkse leven. Want ik ben gek van het alledaagse, het gewone, het normale. Alles wat ik maak komt uit mijn persoonlijk leven. Maar als ik persoonlijke zaken uit mijn dagelijkse leven vertel aan het grote publiek, is dat per definitie onbelangrijk.
De kunst is putten uit uw eigen particuliere ervaring om die in een beeld te transformeren naar iets universeels, waar iedereen iets aan heeft. Maar hoe til je uw klein particulier leventje op naar een universeel niveau? Dat is de moeilijkheid, want mijn persoonlijk leven is per definitie niet interessant voor een breder publiek.
Uw werk is doorgaans kwetsbaar en poëtisch, maar je daagt ons uit er een bepaalde symboliek in te zien. In hoeverre is dat een weerspiegeling van jezelf? Wil je ons doen stilstaan bij de fragiliteit van het leven? Ons doen inzien dat schoonheid in het kleine zit?


Martin: Als ik de kijker kan sensibiliseren ben ik al heel tevreden. Ik wil niemand in die richting sturen, maar als mijn werk een grotere gevoeligheid kan teweegbrengen bij bepaalde aspecten van het leven, zou ik al ongelooflijk tevreden zijn.
Hoe sta je tegenover Gent als verblijfplaats, werkplaats én uitvalsbasis?


Martin: Ik probeer zo weinig mogelijk te reizen, ik heb daar een hekel aan. Ik ben liefst thuis. Het is geen toeval dat mijn werkplaats thuis is. Ik laat mijn werk reizen en blijf zelf thuis. Een groot zwart informatiebord (mandi III) dat ik gemaakt heb is daar een goed voorbeeld van. Normaal reis je en kom je dit bord tegen in de vertrekhal van de luchthaven. Ik blijf thuis en laat dat bord rondreizen.
Achter een succesvolle man staat meestal een sterke vrouw. Wat is haar inbreng? Heeft de komst van je piepjonge kinderen invloed gehad op je werk?


Martin: Er gaat geen enkel werk buiten dat niet voorbij mijn vrouw is gepasseerd. Zij is de filter. Zij zegt ja of nee. Want zij heeft een ongelooflijk nuchtere en onbevangen kijk op de dingen.
Sinds mijn eerste kind ben ik driedubbel zoveel beginnen werken. Mijn kinderen motiveren me en confronteren mij duizend keer meer met het leven. Ze zorgen voor een onuitputtelijke voedingsbodem. 
Een voedingsbodem als mens of als kunstenaar?


Martin: Als mens natuurlijk.
Waarom voelen de meeste kunstenaars zich dan 24/24 kunstenaar?


Martin: Zij hebben het recht om dat te voelen als zij dat voelen.
Wil dat dan zeggen dat je rationeel kunstenaar bent? Want op één of andere manier kan het toch niet dat je niet 24/24 bezig bent met je kunst?


Martin: In de genese van een werk speelt deels de ratio. Je maakt bepaalde keuzes op vlak van materialen en zo word je er ook aan verbonden en word je ook geconfronteerd met de beperkingen en de logica ervan. Als je een spetter verf op de muur zet dan weet je dat hij niet naar boven gaat druipen. Alles volgt de wetten van de natuur en de ene kunstenaar is daar iets meer mee bezig dan de andere.
Als ik mijn spaghetti ga maken als een kunstenaar, heeft niemand daar een lap aan als hij honger heeft. Ik ben nuchter in dat opzicht. Ik doe dat maar om één reden: overleving. Het is maar omdat ik bepaalde dingen noodgedwongen kan rationaliseren dat ik functioneer, dat ik overleef.
Voel je als kunstenaar de crisis-clash?


Martin: Neen.
Is het financieel haalbaar?


Martin: Ja.
Waarom doe je wat je doet?


Martin: Geen idee.
Dank je voor het warme hartelijke gesprek!
Hilde Van Canneyt. Copyright 2008. Met dank aan croxhapox.
KRIS MARTIN stelt zijn werken nog tentoon tot 30 november ‘08 onder de noemer Assistance in het museum Dhondt-Dhaenens, Museumlaan 14, 9831 Deurle. Info:http://www.museumdd.be/

 

 

Één reactie op “interview met kris martin”

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *