Gent, 13 januari ‘O9.
Na de drukte op haar vernissage, waar het kijken naar kunst weer eens gedomineerd werd door het sociale kijken en kletsen, spreek ik enkele dagen later terug af met Hedwig Brouckaert. (1973) We hebben de galerie Jan Dhaese voor ons alleen en hebben alleen oog voor elkaar en haar gelaagde gekraste zwart/wit tekeningen.
Hoi Hedwig, je bent nog maar de tweede dame aan mijn interviewtafel, denk je dat er een verschil is tussen vrouwelijke en mannelijke kunst?
Brouckaert: Je kan die distinctie niet maken, als er al zoiets is als vrouwelijke kunst dan zijn het evengoed mannen die die kunst maken.
Denk je dat de toeschouwer anders kijkt naar een kunstwerk gemaakt door een vrouw of een man?
Brouckaert: Dat zou in ieder geval niet mogen. Kunst gaat toch over meer dan over het geslacht?
Kaarten vrouwen andere thema’s aan in hun kunst dan mannen?
Brouckaert: Nee. Je kan dat niet in se stellen. In de jaren ’60 en ‘70 hebben feministen wel bepaalde thema’s aangekaart maar dat ging over een sociale maatschappelijke context, net zoals African American kunstenaars bepaalde thema’s aankaart(t)en.
Tref je onder je favoriete kunstenaars meer vrouwen of mannen aan?
Brouckaert: Tijdens mijn studententijd was Louise Bourgeois mijn grote voorbeeld omdat zij als één van de eerste vrouwen heel bekend is geworden en tot op hoge ouderdom blijft evolueren als kunstenares. Maar van mannen zoals de Japanner On Kawara ben ik ook een grote fan, en nog zovele andere.
Vind je dat een vrouw als ze een kind krijgt een excuus heeft geen kunst meer te maken?
Brouckaert: Zeker en vast niet. Als je kinderen krijgt blijf je wie je bent en dan is kunstenaar zijn toch niet iets dat ineens kan wegvallen?
Een kind krijgen is toch het mooiste kunstwerk dat je kan maken als vrouw?
Brouckaert: En als man toch ook?
Je bent beeldhouwkunst gaan studeren toen je achttien was, vanwaar die keuze?
Brouckaert: Op de Middelbare school in Gent had ik een kunstleraar die me enorm inspireerde en beeldhouwkunst gaan studeren was gewoon een logisch vervolg. Als tiener beeldhouwde en boetseerde ik thuis altijd, ik heb me zelfs nooit de vraag gesteld wat ik anders zou doen. Als kind had ik altijd het romantische beeld van de kunstenares Camille Claudel, alias Isabelle Adjani, voor ogen.
Daarna ben je naar het HISK getrokken, tot welke inzichten ben je daar gekomen?
Daarna ben je naar het HISK getrokken, tot welke inzichten ben je daar gekomen?
Brouckaert: Op de academie werkte ik abstract; mijn werk was toen erg beïnvloed door Brancusi. In ons beeldhouwatelier op Sint Lukas Brussel gold er toen een soort ban op figuratief werk. Op het HISK ben ik dan plots heel figuratief beginnen werken, levensgrote witte gipsen beelden die wel vervormd waren en er surreëel en bevreemdend uitzagen.
Hadden jullie op het HISK totale vrijheid?
Brouckaert: Ja, in principe wel. Het eerste jaar, in ‘96, hadden we er een vijftal docenten, de ene kwam elke week, de andere één keer per jaar. Er waren ook regelmatig gastdocenten die in ons atelier een uur kwamen praten met ons. In ‘99 waren er enorm veel gastdocenten en dat was een belangrijke leerschool voor me. Gedurende mijn vierjarige opleiding op Sint Lukas had ik enkel de stem van twee docenten gehoord. Ineens kreeg ik ontzettend veel verschillende meningen te horen op een week tijd. Dat was heel verwarrend maar het maakte me ook sterk. Er was natuurlijk ook interactie tussen de kunstenaars en dat was heel belangrijk op het HISK.
Daarna ben je naar Amerika getrokken…
Brouckaert: Ik deed in 2002 een werkverblijf in het Vermont Studio Center, in het Noorden van de VS. Vanaf toen ben ik blijven teruggaan voor werkverblijven in Virginia, Chicago en New York. Ik heb zelfs nog een master-opleiding gevolgd aan een universiteit in California, UC, Davis. Ik had het nodig weg van Vlaanderen te zijn en het inspireerde me om in een internationale omgeving te vertoeven.
Heeft Amerika ook je beeldhouwkunst beïnvloed?
Brouckaert: Ik heb twee jaar in California gewoond. Het landschap is er ontzettend divers en kleurrijk, een heel intense omgeving als je van het volgebouwde Vlaanderen komt. Dat heeft zeker mijn werk beïnvloed. Ik heb ginder gewerkt met keramiek en kleur, iets wat ik daarvoor nooit gedaan had. Mijn werk werd er lichter en veel speelser.
De mentale vrijheid die ik er voelde was op dat moment van onschatbare waarde. In Californië voel je het gewicht van de geschiedenis niet zoals in Vlaanderen en Europa. De maatschappelijke structuur zit hier veel vaster. Het is misschien een cliché, maar je hebt daar het gevoel dat veel meer mogelijk is. De andere kant van de medaille is de cultuur van ‘whateverness’ in Californië, wat me op een bepaald moment ook begon tegen te steken. In NYC heb je dat veel minder.
Maar ik ben er eigenlijk weggegaan van ruimtelijk werk, in 2005 ben ik daar afgestudeerd en in dat laatste jaar heb ik me volledig geconcentreerd op tekenen.
Hoe kwam dat zo plots? Voelde je dat in je vingers of…?
Brouckaert: Keramiek gaat over vorm maar ook over de oppervlakte: glazuur, kleur, textuur, glanzend versus mat… eigenlijk iets waar ik nooit mee bezig geweest was. En ineens dacht ik na over al die mogelijkheden in mijn sculpturen; daardoor ging ik ook meer tekenen en schilderen.
Een tweede aspect was dat ik een afkeer kreeg van de afvalberg die ik creëerde. Keramiek bak je voor de eeuwigheid, je maakt een versteend object. En er was in mijn atelier uiteindelijk maar een klein percentage dat ik goed vond, dus het merendeel vulde afvalcontainers. Een hels karwei.
Het reizen tussen continenten maakt me ook minder aanhankelijk aan materiële dingen, het vele reizen heeft een soort hygiënische werking. Tekenen is in die zin veel conceptueler, je kan je ideeën op minder materiaal kwijt.
Je bent van plan je definitief in New York te gaan vestigen. Toch ben je ook verbonden aan de galerie Jan Dhaese waar je nu een solo expo hebt. Hoe ben je daar terechtgekomen?
Brouckaert: Ik volgde de galerie al een tijdje en vond dat hij interessante kunstenaars toonde. Een anderhalf jaar geleden heeft hij mijn werk leren kennen via mijn website, en het klikte onmiddellijk.
Wat waren je criteria om met een galerie te werken?
Brouckaert: Ik heb altijd met een galerie in Asse gewerkt, waar ik ook tevreden was, maar ik wou met een jongere galerie werken. Jan Dhaese heeft een grote verscheidenheid aan kunstenaars in zijn stal, dat spreekt me hier aan. Hij laat zich niet leiden door kortstondige modes in de kunstwereld en volgt zijn eigen weg.
We zien hier enkel zwart/wit werk. Is dat bewust of eerder onbewust?
Brouckaert: Ik wou een tentoonstelling maken die een heel duidelijk totaalbeeld geeft. In zwart/wit komt het idee achter het werk sterker naar voren. Kleur heeft op dit moment geen enkele betekenis in mijn werk, het zou enkel afleiden.
Als iemand op je huidige expo in de galerie Jan Dhaese zou zeggen dat jouw tekeningen er op het eerste zicht als gekribbel uitzien, zou je dan zin hebben die
persoon een pak slaag te geven of zou je die uitspraak verstaan?
Brouckaert: Mijn werk ziet eruit alsof het heel snel met veel geste gemaakt is. Maar dat is het totààl niet. Mijn tekeningen bevatten heel veel lagen, het is heel gecontroleerd en traag werk en vaak resulteert het in een abstract beeld. Die tegenstelling vind ik heel interessant. Trouwens, wie goed kijkt, ziet en voelt die gelaagdheid en de traagheid in mijn werk.
Uw tekeningen zijn een soort monotypes, lijken op etsen en zijn eerder illustratief. Op het eerste zicht deden ze mij denken aan Jackson Pollock, Cy Twombly en zelfs aan de etsen van James Ensor. Zijn dat inspiratiebronnen geweest of sla ik er met mijn pet naar?
Brouckaert: Ik ben natuurlijk grote fan die kunstenaars, maar we werken helemaal anders. Ik vertrek van heel banaal, alomtegenwoordig bestaand beeldmateriaal uit tijdschriften en reclame, en de kunstenaars die je vernoemt net niet. Die verschillende referenties vind ik wel heel interessant. Ik maak mijn werk en dan is er de vrijheid van de toeschouwer om dat werk in te vullen met zijn of haar achtergrond.
Die gelaagdheden getuigen van echt intensieve arbeid. Haal je daar zoveel voldoening uit?
Brouckaert: Als ik een tijdje niet werk voel ik me depri en gefrustreerd, het is een soort van meditatieve handeling, het heeft een soort zuiverend effect op mij.
Is het dan iets dat je letterlijk van je moet afschudden, af-tekenen?
Brouckaert: Dat is het niet echt, creëren geeft me gewoon veel energie en brengt me als mens op orde of zoiets. Op het moment zelf kom ik in een bepaalde ‘mindset’ terecht, waarin je loskomt van die dagdagelijkse beslommeringen.
Ben je dan tijdens je eindeloos tekenen al bezig met het eindresultaat?
Brouckaert: Ik weet inderdaad vaak niet waar ik uitkom, door het carbonpapier zie ik niet altijd wat ik doe, toeval is dus een belangrijk element in mijn werkproces.
Ik werk lang aan een werk. Het is een monnikenwerk, maar ik blijf doordoen omdat ik een beeld voor ogen heb van wat het resultaat zal zijn. Ik wil dan per se dat eindresultaat zien.
Is dat dan geen autistische karwei? Denk je dan soms niet: zou ik niet beter een goed boek lezen?
Brouckaert: Waarschijnlijk zou ik dat beter doen! Maar na een periode dat ik met strikte regels heb gewerkt, bijvoorbeeld zoals in de serie ‘Abstracts’, werk ik vaak weer intuïtiever en vrijer.
Kan je als je onrustig of verdrietig bent er alles in kwijt? Of ben je omgekeerd soms zo onrustig dat je niet kan werken?
Brouckaert: Het is denk ik een naïef idee dat kunst een directe expressie van individuele emotionele ervaringen zou zijn. Je mag je niet door je emoties laten leiden als kunstenaar, want uiteindelijk is dit ook werk. Mijn werk nu is minder intuïtief dan vroeger, in die zin is het ook minder beïnvloed door emotionele schommelingen.
Jij noemt kunst maken je ‘werk’?
Brouckaert: Zeker, het is fysiek en mentaal werk. Pas als ik doorzet kan er iets ontstaan en het zijn de momenten die lastig zijn die maken dat er iets interessants gebeurt. Gewoon voortdoen, ook als het niet gaat.
Wil je dat de kijker het resultaat van dat harde werken apprecieert?
Brouckaert: Ik wil natuurlijk dat de kijker dat resultaat apprecieert, maar ook dat hij of zij zich vragen begint te stellen over wat het eigenlijk is en wat het kan betekenen.
Je hebt hier ook behangpapier van je eigen werk gehangen? Waarom?
Brouckaert: Ik heb de tentoonstelling als totaal installatie opgevat met verschillende elementen die naar elkaar refereren. Op die manier wil ik een ruimtelijke ervaring creëren die de grenzen van het tekenblad doorbreken. Het behangpapier is een tekening die ik digitaal in het negatief heb gezet waardoor de getekende sporen van ‘The New Yorker’ magazine een fossielachtig effect krijgen. Een soort fossielen van de massamedia. Ik denk ook vaak aan archeologie als ik teken, lagen van een bepaalde tijd en plaats. Het feit dat alles weer perfect vlak wordt bij een digitale print vind ik ook interessant. Het keert op die manier terug naar de taal van het bronmateriaal zelf. In tegenstelling tot de tekeningen op papier waar er diepte en ruimte is door de vele lagen materiaal over elkaar.
Op het raam heb je ook ‘kribbels’ gehangen in raamvinyl, die ook in deze installatie thuishoren.
Brouckaert: Raamvinyl is een materiaal dat specifiek voor reclame wordt gebruikt. Ik vertrek van reclamebeelden, vervorm ze volledig op een heel ambachtelijke wijze en laat ze dan terug uitvoeren in een heel koel onpersoonlijk medium van de reclame. Maar de boodschap en de taal van de oorspronkelijke beelden is volledig getransformeerd. Zo creëer ik terug een afstand door technologie. Ik heet ze ‘Blind Blots’ omdat ze je uitzicht door het raam blokkeren net zoals reclamebeelden ook een stuk realiteit fysiek blokkeren of mentaal transformeren door verlangen of noodzaak te creëren.
Je toont ons hier ook nog een video. Wat heeft dat voor meerwaarde aan je expo? Vind je niet dat we al teveel overspoeld worden door videobeelden?
Brouckaert: Ik ben vooral met tijd en gelaagdheid bezig, met de overgang van iets herkenbaars naar iets complex en totaal abstract, en het was voor mij een logische stap om die lagen uit elkaar te halen en die over tijd te laten zien, als het ware mijn tekeningen terug te ontrafelen.
We hebben nog maar kort aangekaart waarop je ons attent wil maken? Wat is de filosofie achter je werk?
Brouckaert: We zien duizenden reclamebeelden elke dag van ons leven. We worden met geen enkel ander soort beeld zo frequent geconfronteerd. In geen enkel andere maatschappij in de geschiedenis was er zo’n concentratie aan beelden, zo’n densiteit aan visuele boodschappen. Je kan ze wel negeren, maar ze beïnvloeden je toch constant. Die beelden dringen zich aan mij op en ik gebruik ze als vocabulaire om mijn werk mee op te bouwen. Ik wil de mensen attent maken op het feit dat we ze zo gewoon zijn geworden dat we ons hun impact niet meer realiseren. Andy Warhol heeft dat visionair voorspelt natuurlijk. Als je een beeld massaal herhaalt, hoe zwaar beladen ook zoals bvb de elektrocutie stoel, dan wordt dat leeg, behangpapier.
Ik maak een soort ‘x-ray’ van reclame tijdschriften door alle afbeeldingen van figuren van de eerste tot de laatste pagina door te tekenen. Op die manier comprimeer ik tijdschriften, bal ik ze samen en maak ik ze compact. Daardoor worden ze natuurlijk onleesbaar en abstract. Het is die contradictie die me interesseert: om een abstract, complex beeld te maken met super banale en illustratieve elementen.
Het vluchtige zet jij als het ware om naar het trage?
Brouckaert: De beelden van de massamedia moeten constant vernieuwd en geüpdate worden, ze belanden dan ook ontzettend vlug in de afvalberg. Ik maak met die massaal verspreide beelden op een laag technologische trage manier een tekening die weer uniek is. Maar met het behangpapier en het raamvinyl keer ik een stap terug naar de technologie en creëer ik weer afstand. Ik vind die wisselwerking boeiend.
Heeft een kunstwerk een functie?
Brouckaert: Het heeft niet de functie dat het iets moet verkopen zoals de reclame dat heeft, maar wel dat het mensen aan het denken kan zetten.
Moeten jouw beelden schoonheid uitdrukken?
Brouckaert: Ik wil op verschillende niveaus werken, esthetische aantrekking is zeker belangrijk maar mijn werk moet zowel conceptueel als visueel sterk zijn. Ik hoop dat de toeschouwer een reële visuele ervaring heeft maar ook dat hij of zij reflecteert over wat ze kunnen betekenen.
Vind je het belangrijk voor de toeschouwer dat ze je verhaal kennen achter je werk? Leg je altijd een begeleidende tekst bij je expo?
Brouckaert: Ik vind dat wel belangrijk, maar niet noodzakelijk. Als je genoeg tijd spendeert met het werk kan je dat allemaal zelf achterhalen. Trouwens, dat moet groeien. Mensen die binnenkomen moeten op een bepaalde manier aangetrokken worden om tijd te spenderen met het werk, des te meer zullen ze het werk begrijpen op verschillende niveaus.
Liefde op het eerste zicht bij een kunstwerk, daar geloof je niet in?
Brouckaert: Jazeker. Maar vaak moet je verschillende tentoonstellingen van een kunstenaar zien voordat je het werk een beetje begint te begrijpen, en dat is heel waardevol vind ik.
Voel je je minder zonder beeldende taal? Als iemand je werk afbreekt, voel je dat dan ook aan als een persoonlijke afwijzing?
Brouckaert: Dat voelt zeker persoonlijk aan, al moeten mijn vrienden daarom mijn werk niet goed vinden… hoewel, mijn vriend wel, die moet echt 150% achter mijn werk staan (lacht).
Je verhuist naar Amerika. Denk je dat jouw beeldtaal universeel is, dat het daar even goed zal verstaan worden als hier?
Brouckaert: In de VS is er veel minder overheidssteun en een reële druk om geld te verdienen met kunst en daarom zie je daar minder experimentele kunst. De VS is niet zo verschillend van Europa in die zin dat de massamedia er een even grote of grotere rol spelen. Maar uiteindelijk hoop ik dat mijn werk universeel is en dat je het op verschillende niveaus kan ervaren.
Welke vrouwelijke kunstenaar in de kunstgeschiedenis was je graag geweest?
Brouckaert: Ik zou het ook niet onmiddellijk weten maar ik respecteer Agnes Martin enorm, een Amerikaanse minimalistische kunstenares die heel persoonlijk en gevoelig werk maakte. Ze was wel een soort kluizenaar die in New Mexico leefde en de laatste 50 jaar van haar leven geen krant meer las. Zo kan en wil ik zeker zelf niet leven maar ik heb er wel veel respect voor. Ze had zo weinig nodig in haar werk maar het is bijzonder intens. Schitterend werk!
Jij bent een fan van Louise Bourgeois en blijft geloven in de kracht van artistieke arbeid tot de laatste snik. Is dat geloven in die arbeid of in jezelf of in de kunst? Of in het leven zelf?
Brouckaert: Als dat allemaal lukt, kan het leven niet mooier zijn hé!
Laten we het gesprek met deze mooie woorden beëindigen…
Hilde Van Canneyt, Copyright 2009. Met dank aan croxhapox.
‘Mass Storage / 01-09’ Hedwig Brouckaert stelt nog tot 22 febr. ‘O9 tentoon
in de galerie Jan Dhaese, Ajuinlei 15B, 9000 Gent.
Info: www.hedwigbrouckaert.com en www.jandhaese.be