Categorieën
Interview Uncategorised

Interview met Rachel Agnew

Antwerpen, Maart 2010.

Ik ontmoet Rachel – publieksprijswinnares van de Canvascollectie 2008 – in haar ruim nieuw appartement in hartje Antwerpen. We nestelen ons in haar zetel en beginnen een gesprek van vrouw tot vrouw. De women talk van ons gesprek heb ik zoveel mogelijk achterwege gelaten, in een poging de kunst te laten bovendrijven…

Hilde Van Canneyt: Hallo Rachel, hoe zag je als kleine meid je toekomst?
Rachel Agnew (1976): Mijn vader was zowel ingenieur als profvoetballer én een nachtclubzanger, dus wij zijn opgegroeid met keiveel muziek. Toen ik klein was heeft hij me een keyboard gekocht waarmee ik optrad in kerken. Mijn vader – hij is dood – kon ook goed tekenen. Daarnaast was mijn broer hele dagen aan het zingen en plasticinemannekes in elkaar aan het steken. Enfin, laat ons stellen dat ik in een maffe familie ben opgegroeid. Ikzelf heb als kind altijd beelden voor mijn ogen gehad, alsof ik opgegroeid ben met flashen in mijn hoofd. Ik had en heb migraine en een typisch kenmerk van die klassieke migraine is dat je veel hallucinaties hebt. Ik tekende dan ook veel dingen die ik op dat moment zag. Al vonden de leraressen dat toen ook maar wat weird.

Op je vijftiende koos je al voor een kunstschool…

Agnew: Ik ging naar het Rikso in Antwerpen, een grave school. Een heel contrast met de nonnenschool waar ik vandaan kwam en waar ik moderne – wiskunde volgde. Ik ben trouwens heel goed in wiskunde. Wiskunde heeft ook te zien met keuzes maken, oplossingen zoeken en dat komt wel overeen met de beeldende kunst vind ik.
In 2002 ben ik afgestudeerd aan Sint-Lucas Antwerpen als illustratrice met een liedje en een boek: Rachel agains the Machine. Ik heb eigenlijk constant zowel beelden als muziek in mijn hoofd. Mijn afstudeerboek is de basis van alles waar ik erna mee begonnen ben. Ik kan heel realistisch tekenen, ik kan beginnen trashen… alles kan en alles mag. Dat was ook het hele concept van Pinbal Wizard van de rockopera ‘Tommy’ – van The Who – die verfilmd is. Het gaat erover dat het leven als een flipperkast is. Het slechte stemmetje dat tegen het goede stemmetje inpraat. Ik wou in mijn eindwerk het mooie vertellen, diep graven, kijken wat er gebeurt als de maskers van de mensen beginnen af te vallen. Dat boek was tegelijkertijd een ode aan de muziek. Muziek werkt zo ongelooflijk louterend voor mij en ik wou aan de muziek teruggeven wat ik ooit gekregen heb. In dat jaar heb ik werkelijk alles verwerkt: 9/11, mijn vader is toen gestorven, slechte relaties,… Het was tegelijkertijd het rotste en beste jaar van mijn leven. Alles kwam samen. Vanaf dan ben ik ook op groot doek beginnen werken en had ik de neiging er alles tegelijkertijd op te willen vertellen.
Je hebt ook nog als art director gewerkt? Wat heeft je de klik doen maken om toch voor het kunstenaarschap te kiezen?
RA: Art-director zijn is echt wel de slechtste keuze die ik ooit heb kunnen maken. Omdat mijn moeder er op dat moment alleen voor stond had ik iets van: “Ok, we moeten er voor werken.” Het klonk als een aantrekkelijke job: dingen verzinnen en tekenen, twee dingen waar ik goed in ben. Dus ik dacht: piece of cake. Maar op den duur had ik het gevoel dat ik mijn ziel aan het verkopen was. Een bekende term uit de reclame is dan ook: ‘Idiot free’, wat wil zeggen dat elke idioot binnen de vijf seconden een reclame moet begrijpen. En die term was een stap te ver voor mij. Maar eigenlijk kan ik niet met mensen werken, laat staan dat ik met een baas overweg kan. Zeker niet met iemand die boven me staat en ik niet beter dan mezelf vind. Wat mijn keuze bevestigde was toen ik een video had gezien van de fantastische stand-up comedian Bill Hiks waarop hij declameert:”r u in advertising? kill yourself.”

Was je toen je koos voor het kunstenaarschap niet bang voor het magerder financiële kaartje dat eraan vast hing?

RA: Nee, want voor mezelf interesseert me dat eigenlijk niet. Trouwens, daarna heb ik het kunstenaarsstatuut gekregen, wat me toch wat ademruimte gaf. Maar soms werk ik wel hoor, zoals voor mijn broer, de komiek Alex Agnew. Voor hem maak ik de website, video’s en de beelden die nodig zijn voor zijn show. Ook werkte ik als illustrator voor De Standaard en ontwierp ik cd-boekjes.
Wat heeft de Canvascollectie je buiten die 10.000 euro prijzengeld nog meer gegeven?
RA: Ik had toen net toevallig een overzichtstentoonstelling in ’t Brantijzer in Antwerpen en na de prijsuitreiking was alles onmiddellijk verkocht. Mijn galeristen hebben erna met mijn werk deelgenomen aan kunstbeurzen en ben ik door de mensen van de Ringlingcollege en Sint-Lucas uitgenodigd in de hermitage, een kunstenaarsresidentie in Amerika. Daar heb ik allemaal schetsen gemaakt die ik nu aan het uitwerken ben in schilderijen. Sowieso schijt ik geen schilderijen. Ik maak er acht of tien op een jaar, en dat is al veel.

Je hebt inderdaad de hype wat ontlopen…
RV: Na de Canvascollectie probeerden ze ook een BV van mij te maken, maar daar zei ik een grote néé tegen. Ik vind al die realitydinges big shit. Als Phara of Marcel Vanthilt me vroegen in hun programma, was het om over mijn werk te praten. Ik wil niet met mijn gezicht op de tv komen voor iets anders dan mijn werk. Volgens mij heeft het te zien met het feit dat ik weer zo’n figuur van all over the place én de zus van Alex Agnew ben. Maar ze vroegen me zelfs voor Sterren op de dansvloer en 72°Noord, wat ze mij met mijn broer wilden laten doen. Ze dachten: dit wordt big fun. Ik ga echt niet meedoen aan ‘Het mooiste meisje van de klas’ terwijl ik toen een snor had, dik was, een brug droeg… Komaan! Ik ben een schilder en ik maak muziek.
Trouwens, tv, dat is de vierkante god, dat is voor mensen die daar zitten naar te kijken omdat ze geen leven hebben. Daar gaan mijn schilderijen trouwens soms ook over..

Proficiat met je hippe website! Je hebt je werk onderverdeeld in reeksen. De eerste reeks heet ‘Rachel against the machine’ -ontegensprekelijk een allusie op Rage against the machine. Daarin vind je ook een schilderij genaamd: ‘We’re on the road to nowhere’, ook weer een link naar muziek. Ik zag er ook veel tweeluiken: een schilderij versus een foto, een schilderij versus een vlak, beeld versus het geschreven woord… Teksten en titels zijn belangrijk in je werk. In je reeks: ‘Things some do in the dark’ vinden we veel (zelf)portretten terug.

RA: Ik heb er ook een schilderij op gezet waar mijn mama met de urne van mijn papa aan het dansen is. Ze vertelde me het verhaal dat ze de dag ervoor met mijn vader gedanst had op de muziek van Dean Martin. Eerst had ik iets van: “Daddy is dood hé mama, stop met flippen.” Maar erna zag ik er de schoonheid van in. Wat mensen doen als ze alleen zijn, de echtheid ervan, de excessen, de liefde…vind ik enorm boeiend. Things to do in the dark betekent niet alleen het slechte, dat betekent gewoon dat alles van je wegvalt. Al zijn er soms ook dingen die héél wraakzuchtig zijn.


Nog eens terug naar je zelfportretten. Ben je niet bang dat de mensen je narcistisch of zelfingenomen gaan vinden met je realistisch geschilderde zelfportretten? Zo van: “ik ben mooi en ik schilder mezelf”.
RA: Dat heeft niks met “ik ben mooi” te maken. Als je tegen iemand anders zegt: “Ik heb dat meegemaakt”, komt dat harder aan dan dat je zegt: “Ik ken iemand die dat heeft meegemaakt”. Ik schilder mezelf ook meestal in mijn pijnlijke of gênante momenten. Ik wil daarmee aantonen van “Zie, je bent niet alleen”. Ik stel me net zwak op. En ik schaam me er ook niet voor. In muziek zingen de meesten toch ook over henzelf? En net dat is heel herkenbaar bij de ander. Dat is net het schone ervan. Ik haat ook fingerpointers: “Ik veroordeel je dààrom”. Zelf heb ik ook altijd bloed aan mijn eigen vingers. Ik ben even schuldig als ieder ander. Er zijn te veel mensen die met oogkleppen rondlopen en hun kop in de grond steken en alles ondergaan. Aan hen wil ik zeggen: “Ga op reis, léés, doé iets!” Zorg dat je iets met je leven doet in plaats van het te ondergaan.
Ik wil hen in mijn schilderijen duidelijk maken: doe er iets aan, lééf, werk eraan. Maar in mijn schilderijen probeer ik ook het nut van mijn boodschap in te zien. Wat heeft nut? Wat heeft voor niemand nut? Ik wil het in mijn schilderijen niet alleen over mezelf hebben. Als iemand alleen over zichzelf babbelt, draai je toch ook je kop en ga je naar iemand anders.


Voor het winnend schilderij ‘Funny Farm’ die de publieksprijs in de vorige Canvascollectie won, liet je een vriendin door het warenhuis als een wilde tekeer gaan en nam je met foto’s daarvan acte. Dit omdat je in grootwarenhuizen zelf altijd emotionele uppercuts hebt doordat je gek wordt van al die keuzes die je daar hebt. Je hebt dat ook in je schilderij verwerkt als allusie op de consumptiemaatschappij.
RA: Een ander werk van me – ‘Yellowbrick Road’ – ging daar dus ook over. Over hoe Kerstmis zo naar de kloten is geholpen. Dat gaat dan over de geboorte van Christus, maar dat heeft er geen zak meer mee te maken. Koop koop koop! Nu nu nu! Ikke ikke ikke! Dat slaat gewoon op niks, dat is gewoon nutteloos en overbodig!

Hoe kijk je terug op je deelname aan de Canvascollectie?

RA: Het is heel onnozel begonnen. Er was een vriendin en die zei: “Er is zo’n Canvasding: pak enkele spullen en we gaan gaan kijken”. Wij er in de regen naartoe en we kwamen er aan met een compleet nat schilderij. Daarnaast waren we nog te laat. Toen kwam ik er Fred Bervoets tegen die enkele weken ervoor nog mijn teen gebroken had. Hij van: “Hé, schilder jij?”. Anyway…, enkele selecties later vroegen ze me te komen filmen. Ik had iets van? Why? Ik zet de radio ook nooit aan, dus ik wist ook niet dat die Canvascollectie zo’n big deal zou zijn. Op de finale werd ik dan ook compleet oranje geschminkt… en toen ze mijn naam dan afriepen werd ik compleet gek.
De juryprijs werd uitgedeeld aan Michele Matyn, de KBC prijs ging naar schilderes Veerle Beckers. Zij heeft zelfs aan haar deelname een galerij overgehouden ( Hoet Bekaert Gallery te Gent, red) Jij zat al voor de Canvascollectie onder dak bij de Alpha Base Gallery. Wat heeft – naast je cheque ter waarde van 10.000 euro – het verschil gemaakt?
RA: Vooral meer aandacht, meer collectioneurs die komen kijken in plaats van alleen maar vrienden of mensen die voor de gratis drank komen. Internationaal ben ik naar Florida mogen gaan, gingen er werken van mij op kunstbeurzen… Het heeft vele deuren geopend. Het is langs de ene kant een cadeau, maar langs de andere kant is bijvoorbeeld de media best wel hard.
Vind je dat kunst kan bijdragen tot een betere wereld?
RA: Kunst verandert de wereld niet, maar het kan er zeker toe bijdragen. Maar voor mij blijft muziek de hoogste kunstvorm die er is. Muziek brengt je in een bepaalde zone en net dàt moet je hebben.

Je vindt dat je met je muziek nog meer mensen raakt dan met je schilderijen?

RA: Niet met mijn muziek, daarvoor ben ik nog niet goed genoeg. Maar echt goeie muziek raakt zovéél mensen… neem nu Radiohead, Tool ,Neil Young, Bob Dylan, Sinead o’ Connor, Tracy Chapman….
Hoe ziet een normale werkdag eruit ten huize Agnew?
RA: Opstaan, héél lang naar muziek luisteren, een half uurtje lopen op mijn loopband en dan begin ik eraan. Dat lopen doe ik omdat ik anders te veel begin te drinken als ik schilder… maar een paar trekken van een joint zijn ook goed om in een bepaalde gemoedstoestand te beginnen schilderen.

Je hebt er moeite mee nuchter in je atelier te staan?
RA: Misschien wel. Maar ik probeer het nu wel gezonder aan te doen… Daarnaast zet ik loeiharde muziek op en pas zo kom ik in een bepaalde zone. Zeker muziek is onlosmakelijk met mijn schilderijen verbonden. Meer dan vier uur trek ik het dan ook niet in mijn atelier. Niemand kan die uren dat ik werk in mijn atelier komen, mijn deur gaat op slot.
Je atelier als cocon.
RA: Mijn cocon waar ik tot leven kom.
Geen last van de solitude bezigheid die schilderen is?
RA: Nee, daar heb ik totaal geen last van. Al ontken ik niet dat het kunstenaarschap een eenzaam bestaan is. Maar ik ben eerder eenzaam als ik tussen een hoop mensen ben. Als ik werk heb ik geen nood aan sociaal contact, ik haal mijn schade ’s avonds op café wel in. En dan babbel ik nìet over kunst. (lacht)

Voel je je schuldig als je een dag niet schildert?
RA: Ik voel me schuldig over alles (lacht). Ik heb nu net een periode achter de rug waar ik net vijf maand niet aan mijn eigen ding heb gewerkt. Maar ik denk dat ik net zoals mijn broer mezelf ook tijd moet gunnen voor het creatief proces. Soms denk je dat je goed bezig bent – dat alles lukt -, maar dan moet je aan jezelf toegeven dat je niet meer eerlijk bent tegenover jezelf. Je gaat dan even een diepe put in en stelt jezelf de vraag: wat wel? Wat niet? Het moet zoals in muziek from the heart komen.
Als je ervan overtuigd bent dat kunst uit het hart moet komen vermoed ik dat intellectualistische kunst niet aan jou besteed is?
RA: Ik hou enorm van Marcel Broodhaerts, al is het conceptuele kunst. Paul McCarthy, Cindy Sherman, Pipelotte Rits, Bruce Naumann vind ik allemaal fantastisch, want die menen dat echt. Als je iets echt meent, doe je dat ook goed. Al ben ik zelf geen emotionele mens, eerder rationeel, maar ik ben gewoon niet stabiel. In een labiele periode doe ik minder dan in een stabiele periode. Zeker na een periode van ‘stop to drooling in your own misery’ en begin. En vanaf dan ben ik goed.



Cultiveer je je kunstenaarschap?

RA: Ach nee…
Maar je wilt ook niet zoals Jan en alleman elke dag uit werken gaan?
RA: Het is niet van niet willen, ik kan dat gewoon niet. Ik heb het geprobeerd, maar het lukt niet. Daarin ben ik misschien wel gek of geschift of weet ik veel.
Het is soms echt toeval – of net niet – dat ik aan een werk bezig ben en net dan een liedje passeert dat echt van toepassing is bij mijn werk
‘The further I get from the things that I care about, less I care about how much further I get ‘is een liedje van The Cure dat voor mij heel hard geldt. Hoe harder ik mezelf afsluit, hoe minder ik mensen mis. Schilderen is ook zo’n oploop, eerst twee uur per dag, dan drie uur, dan vier uur tot ik me er helemaal in verlies en begin te beseffen dat er ook nog een leven buiten het schilderen is. Ik ben heel up and down… maar wat komt, moet komen, zei mijn vader en daar ben ik ook van overtuigd.
Nooit last van faalangst dus?
RA: Natuurlijk wel! Als mijn galeriehouders mijn schilderijen voor het eerst moeten zien, heb ik al iets van: help! Dan denk ik dat ik misschien wel weer over mijn grenzen ben gegaan, vrees ik dat ik te ver ben gegaan in mijn mentale conditie… Er is een heel dunne lijn tussen goed zijn en zot zijn. Want ik hallucineer, heb hyperventilatie en doordat ik in een bubbel leef, leef ik niet in de wereld hoe hij echt is. Voor een expositie, als ik mijn werken aan het ophangen ben, moet ik iedere keer overgeven. Ik ben een echte controlefreak en neuroot op dat vlak. Na elke expositie val ik dan in een volledige put.
Is kunst voor jou een manier om de demonen uit je lijf te bannen?
RA: Niet te bannen, om er mee om te gaan. Mijn demonen zijn een heel groot ding van wie ik ben.
Maar als je niet de gewenste feedback zou krijgen, wat dan?
RA: Dan zou ik heel triestig zijn. Maar dat zou me niet tegenhouden om verder te schilderen, want dat is hetgene wat ik ben. Daarentegen is goede feedback ontegensprekelijk ego-strelend. En ik kan niet goed tegen kritiek.
Vind je jezelf een hedendaags kunstenaar?
RA: Ik vind 90% van die dingen crap. Ik ben er heel ignorent in. Het is natuurlijk iets wat je moet leren, hedendaagse kunst appreciëren. Ik vind dat iedere kunstenaar moet maken wat hij wil maken en het aan het publiek is om moeite te doen.

Waarom schilder je? Is het een gevecht met het doek en de verf?

RA: Ik wil met die verf bezig zijn. Vooral de wil, de gedrevenheid en de passie erachter boeit me eraan. Ik respecteer heel hard dat ambachtelijke, die traditie. Maar daarom wil ik die traditie niet per se verderzetten. Basquat vind ik één van de grootste schilders van de planeet. Maar wat Cindy Sherman doet vind ik heel graaf, wat Bruce Naumann doet vind ik bangelijk, en die raakt zelfs geen penseel aan.
Heb je een einddoel voor ogen?
RA: Ik wil gewoon gerespecteerd worden om wat ik doe. Ik heb geen doel. Ik wil beter worden in wat ik doe. En ik wil reizen… ja, dat hoort erbij…
Ga je de Canvascollectie 2010 op de voet volgen?
RA: Van op een afstand…
Dank je voor het fijne gesprek Rachel.
Hilde Van Canneyt. Copyright 2010. Met dank aan croxhapox.
http://www.rachelagnew.tk/

http://www.basealphagallery.com/
De Canvascollectie 2010 loopt vanaf april op Canvas TV.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *