We kennen Liliane Vertessen (1952) vooral van haar erotisch geladen zelfportretten. Al ruim vijfendertig jaar werkt zij aan haar carrière. Ik ontmoet Liliane tijdens de persconferentie in haar exporuimte tijdens het Knokke-Heist fotofestival. We worden even onderbroken door de groep die de expo volgt. De schuingedrukte vragen komen van andere journalisten, maar ik vond het interessant deze in het interview te laten.
Hilde Van Canneyt: Ik krijg bij het betreden van je expo echt het gevoel alsof ik binnenstap in een andere wereld. Is dat de bedoeling?
Liliane Vertessen: Ja toch wel. Met de uitnodiging om hier tentoon te stellen bekroop me het dilemma om ouder of nieuwer werk naar voren te schuiven. Toen viel hen dat bed op in mijn nieuwe boek en stelden ze voor om dat te brengen. Dat is dan een mooi uitgangspunt om op verder te bouwen. Ook al omdat ik die installatie als uitgangspunt gebruikt had bij mijn tentoonstelling in München.
Journalist x: Je poseert in verschillende vrouwenrollen, druk ik het zo duidelijker uit?
Wel, in die eerste zin moet ik al tussenbeide komen. Poseren is mij zeker al een stap te ver. Uit een gesprek met Philip Luyts heb ik ooit opgevangen dat een kunstenaar niet vrij kan zijn, dat hij een opvoedende rol heeft. Al van jongs af aan heb ik mij daar niet mee kunnen vereenzelvigen. Ik wil vrij zijn om te doen wat ik wil, los van de mening en de smaak van de toeschouwers. Bij mijn vroeger werk toen ik heel jong was, kom ik heel aantrekkelijk uit mijn foto’s en dachten mensen vaak dat ik narcistisch was, omdat ik foto’s van mezelf neem. Ik wou echter niet zozeer pronken met mezelf en voel me ook geen model. Integendeel, ik had graag nog enkele centimeters erbij en enkele kilo’s eraf. Ik wou vooral mijn binnenkant laten primeren op mijn uiterlijk. In die zin kan er geen sprake zijn van pose, omdat ik wil laten zien wat ik van binnen voel. Bovendien ben ik nooit in de leer geweest om kunstenaar te worden, ik was het al van bij mijn geboorte. Voorheen speelde ik al trombone, piano en volgde ik klassieke opera en zang. Van kleins af wou ik al iets doen, maar ik heb pas onderweg leren ontdekken wat dat was. Ik heb ook veel genaaid, wat ik gebruikt heb in dat bed, dat ik zelf overtrokken en gestikt heb. Ik was dus al langer een eenmansbedrijfje, maar wist nog niet goed welke richting het uit ging. Ik woonde op het verre platteland, waar niemand ook maar sprak over kunst en heb de eerste vijf jaar ook al mijn exposities volledig zelf georganiseerd. Na verloop van tijd heeft de kunstwereld mij dan langzaam aan benaderd en hebben die mij daar dan in geplaatst. Ik was toen wel blij dat ik plots ergens bijhoorde, maar begon al snel te merken dat ik er toch ook niet in paste, net zomin ik mij op mijn plaats voelde in de wereld van de grote mensen. Natuurlijk rees de vraag dan bij mij wat ik feitelijk maakte en dat is een vraag waar ik nog steeds geen antwoord op heb. Ik doe wat ik wil en amuseer mij daarbij, zonder dat ik de behoefte voel om dat intellectueel te staven, dat laat ik dan liever aan de critici.
Als ik nu in mijn boek terugblik op die dertig jaar, merk ik wel dat ik een geschiedenis heb opgebouwd waarin jaarlijks werk afgeleverd werd. Net zoals een schrijver, heb ik met beelden autobiografisch mijn levensloop weergegeven. Zelfs mijn teksten bij mijn foto’s zijn heel beeldend en creëren een dubbelzicht omdat ik wil dat mensen verder kijken dan enkel maar een foto.
Journalist y: Ik moet bij je werk constant denken aan Rebecca Schneider, die een boek geschreven heeft over de “explicit body in the performance”. Ik zie jou dan ook eerder uit de hoek komen als performer dan als gebruiker van een medium. Zij deed dat aan de hand van L’Olympia van Manet, waar een vrouw als voor het eerst terugkijkt naar de toeschouwer en daarbij een bepaalde macht inboezemt. Bij jou merk ik ook die zelbewuste houding op, waardoor de toeschouwer in een andere positie geplaatst wordt.
Daar ga ik volledig mee akkoord. In de jaren zeventig trad ik al op met muziekgroepen en maakte ik mijn eigen podiumoutfits, waar de kiemen van mijn performances dus ontstaan zijn. Ik voel mij ook enorm verwant met het rock ‘n’ roll gegeven, vanwege de vrijheid die er als hoogste goed in wordt gedragen, het is mijn ultieme betrachting tot ik erbij neerval. Zelfs mocht ik er ooit door in een rolstoel terecht komen, dan kan ik daar nog een werk over maken. Ik wil niet enkel mooie beelden maken, maar eerder de totaliteit van gevoel en emotie gebruiken en die als schoonheid etaleren. Dan kan nog altijd de discussie over de schoonheid ontstaan, maar blijf ik bij mijn eigen esthetische waarden. De meningen over mijn werk zijn dan ook zelden grijs, maar tellen vooral voor –en tegenstanders.
Journalist z: Deze tentoonstelling is een samenwerking met Het Zwart Huis. Ook Kunst in Huis doet mee.
Dat klopt. Om de hoek heb ik nog enkele polaroids van vroeger tentoongesteld die ik op een heel andere manier gepresenteerd heb om te vermijden dat ze zouden vervagen. Want elk vertrekpunt om tot een werk te komen is voor mij goed. Dat bed is bijvoorbeeld tot stand gekomen omdat ik die stof zo mooi vond, dat ander werk is er gekomen omdat ik die pompenbak zo mooi vond. Als ik hier straks buitenkom, zwerven er alweer talloze ideeën door mijn hoofd waardoor ik soms het gevoel heb te weinig tijd te hebben om alles bij te houden wat er in mij omgaat.
Het leven is voor u een feest?
Dat zeg ik niet. Maar ik weiger om een triest gezicht op te zetten naar de buitenwereld, want ik wil niet klagen. Ik wil verantwoordelijkheid nemen voor mijn eigen leven en als iedereen dat zou doen, zou het er allemaal erg op vergemakkelijken. Ik kan niet tegen mensen die altijd met de beschuldigende vinger blijven wijzen naar iedereen. De mensen van deze ruimte waren ook al best geschrokken dat ik ondertussen al zeven keer van Leopoldsburg heen en weer ben gereden om deze expositie van top tot teen vorm te geven. Deze mensen hebben mij daarbij uitstekend geholpen, maar in het Zwart Huis heb ik in enkele uren alles zelf opgesteld en aangesloten. Dat kan pretentieus klinken, maar ik ben een beetje van alle markten thuis. Als ik in een keuken sta, gaat dat ook zo. Dan ben ik de chef-kok en komt alles wel in orde. Over de rest gaan we maar zwijgen (lacht).
Wil je met je retrospectieve een hedendaags verhaal maken, net omdat het tijdloos werk is?
Ja, ik wil dat tijdloze karakter weergeven aan een jongere generatie die toen misschien nog niet geboren was, om duidelijk te maken dat het misschien wel hedendaags is, maar dat het terug stamt uit een andere periode. Mensen kleven blijkbaar geen ouderdom op mijn werk, waardoor het nog steeds relevant is. De beelden zijn zo te zien nog niet in het geheugen gegrift, want ik krijg vaak de vraag of dit nieuw werk betreft.
Je had geen behoefte om nieuwer werk te tonen?
Toch wel, maar het is eerder een kwestie van een keuze te maken. Mijn werk van vroeger zie ik als een start. Het idee om mijn ’70 en ’80-er jaren te exposeren komt van mijn galerie Het Zwart Huis. Ook het cultureel centrum van Knokke-Heist zag mijn vroeger werk in combinatie met dat bed wel zitten, dus nam ik dat aan als een kans om die periode als een geheel te brengen. Bij Kunst in Huis heb ik die invalshoek ook gebruikt. Als ze mij zouden vragen om iets te doen rond mijn beelden of maquettes, zou ik daar ook onmiddellijk een nieuw boek rond maken.
Ondertussen zijn we in de galerie van Gerda Van der Kerken , Het Zwart Huis op de Zeedijk 635 in Knokke, beland.
Hier heb je voortgebouwd op een thema dat je al in Cultuurcentrum Scharpoort getoond hebt. Je zei al dat het je niet alleen om verleiding ging in je werk. Wat wil je daar nog meer over kwijt?
In mijn werk lag en ligt de focus dus niet op die erotische luik. Ik wou en wil er mijn emotionaliteit en kracht mee tonen en dat kon toen niet met een roze kleur. Vroeger was men van mening dat zwart en rood zeer agressieve kleuren waren, zeker voor de periode toen de punk-houding opkwam. Je kan wel stellen dat die werken gelijk liepen met de opkomst van die stroming, maar ik heb mij nooit gebaseerd op courante strekkingen, omdat ik mijn eigen mode wou ontwikkelen en niet zozeer om andere mensen te kleden. Ik wou net iets anders creëren dan dat je destijds in de winkels kon vinden.
De boodschap die je vroeger meegaf aan dat werk dekt nog altijd de lading?
Ja. Let there be art, ik ben kunst. Het is het eeuwig voortschrijdende verhaal over wat ik niet geworden ben, maar wat ik al altijd geweest ben, in een soort ‘zijnskader’.
Mis je de directe feedback niet van de podiumkunsten?
Ja, in zekere zin wel. Maar als je in groep speelt, hang je ook af van anderen en kan je moeilijk jezelf los daarvan op de hoogste piédestal plaatsen. Daarnaast vond ik de organisatie van een groep en het repeteren best vermoeiend, omdat iedereen na zijn tienerjaren een andere richting begon uit te gaan. Tergelijkertijd was ik toen ook al bezig met mijn eigen beeldend werk, waarvoor ik uiteindelijk om die en andere redenen gekozen heb.
Kunst zorgt ervoor dat je een bestaansrecht hebt gevonden.
Uiteraard. En daarbovenop wil ik mijzelf tevreden kunnen stellen. Ik voel vanalles en ik wil die verborgen wereld naar buiten brengen.
Hoe reageerde je erop als mensen jou exhibitionistisch of narcistisch noemden?
Ik ging er alvast niet te hard tegenin. Een narcist is namelijk iemand die heel vol is van zichzelf, ik heb enkel mezelf als model gebruikt voor mijn eigen werk. Als een man vrouwelijk naakt gebruikt in zijn werk, wordt daar weinig commentaar op geleverd, als jong meisje werd dat niet van je verwacht. Maar ik gebruikte dus enkel mezelf om te maken wat ik graag zag. Bovendien kon geen enkel model behalve mezelf zich flexibeler en beschikbaarder opstellen ten opzichte van mijn eisen. Ik moest ook geen boodschap meer vertalen naar mijn model, het begrip daarvan is inherent doordat je zelf uitvoert.
Dat brengt wel een dubbele confrontatie met zich mee, omdat je naast je werk ook jezelf fysiek beoordeelt.
Dat is waar. Ik heb zo nog werken gemaakt waar ik met fel opgemaakte blauwe ogen op verschijn, die niet helemaal direct over een schoonheidsideaal handelden. Maar zoals ik al zei, wil ik dan ook vooral de kracht en de emotionaliteit voorop plaatsen.
Laat ik er even een uitspraak van een collega van je bijhalen. Boltanski zei ooit: un artiste n’a pas de vie, il n’a que le mirroir des autres. Bestaat er voor jou ook geen scheidingslijn tussen kunst en het leven?
Nee.
Maak je iedere dag kunst?
Nee, want als ik aan de slag ga, leg ik een grote intensiteit en concentratie aan de dag. Bij dagelijks werk zou dat al snel vervagen. Ik ben wel elke dag bezig met elementen te verzamelen, zelfs als ik gewoon op straat rondloop.
Gebruik je ook elementen uit de dagelijkse actualiteit in je werk?
Nee, ik richt me toch steevast op esthetische elementen die ik steevast naar voren wil schuiven in een persoonlijke stijl. Zoals ik bijvoorbeeld gekleed ben, lopen er niet veel rond. Maar wat mensen daarbij denken als ze mij voorbijwandelen, trek ik mij echt niet aan. Zelfs kinderen durven nog aanstoot nemen aan mijn verschijning, dus intussentijd is er nog steeds niet veel veranderd. Iedereen wil nog altijd op elkaar lijken, ik heb mij altijd van heersende modes afgezet en me zelfs verre van mode in het algemeen gehouden. Daar buitenom was ik altijd in de weer met naaien, schilderen, zingen, instrumenten bespelen… en dat in het verre Leopoldsburg, waar niemand zelfs het bestaan van kunst afwist en ik het allerminst. Ik heb eigenlijk nooit beseft dat ik met kunst bezig was.
Onderweg zal je nu wel gelijkgestemde zielen ontmoet hebben. Heb je je nooit laten inspireren door andere kunstenaars?
Nee, niet onmiddellijk. Ik heb wel interesse in wat er gebeurt en spits af en toe mijn oren, maar mijn interesse –en inspiratiesferen bevinden zich toch eerder in de muziekwereld. Het is als het ware dat ik die muziek wil vormgeven. Voor veel mensen zijn dat twee totaal afgescheiden werelden, maar door mijn achtergrond als muzikant, loopt dat wel makkelijk in elkaar over.
Wat drijft je om steeds verder te gaan?
Dat vraag ik me soms ook af. Creatie is bij mij ook zo een intens en allesomvattend proces dat het me een wonder blijft waar ik die energie vandaan blijf halen. Ik kan mijzelf nog altijd opkrikken tot een zorgwekkend niveau van concentratie en energie tot dat ik volledig opgebrand ben.
Fotografie blijft je hoofdfocus. Haal je soms ideeën uit magazines of vang je die beelden eerder op op straat?
In modemagazines blader ik zelden met het oog op beelden. Ik ben tenslotte ook geen model, dus kan ik mij onmogelijk vergelijken met dat soort afbeeldingen. Bovendien gebruik ik geen digitale tools om mijzelf bijvoorbeeld uit te rekken. Al mijn afgeleverd werk is nog steeds analoog. Als ik défauts of een element als het behangpapier wil bijwerken, ligt mij dat niet, dan doe ik dat met verf.
Je atelier is gescheiden van je woonplaats. Wil je van je atelier ook je compleet eigen leefwereld maken.
Ja. Je moet weten, op deze wereld zijn er verschillende werelden. Je hebt mensen in een wereld van een vijf dagen werkweek, je hebt drukbezette zakenmensen, die elk in een totaal ander ommuurd universum zitten. Ik heb altijd de neiging gehad om een eigen kleine cocon te bouwen waarbinnen ik zelf de beslissing had om te kiezen wie ik er in liet en wie niet. Let op, ik vind de wereld geweldig interessant, maar ik ben te gevoelig en te emotioneel om wereldwijde gebeurtenissen aan te kunnen. In mijn wereld gaan die allemaal aan mij voorbij, dat gebeurt boven mij uit. Het is niet zozeer een kwestie van begrip, ik heb eerder moeite om alle wereldse zaken met elkaar te rijmen. Dat mensen in staat kunnen zijn om zowel elkaar op te blazen als te proberen ziektes als aids uit de wereld te helpen, kan ik onmogelijk op een lijn krijgen. Als ik het gevoel zou hebben dat ik daar iets kan aan doen, zou ik op de barricades gaan staan. Maar ik heb al vrij snel begrepen dat dat niet mijn wereldse taak is. Trouwens, in de kunstwereld zijn er maar heel weinig die zich daartoe geroepen voelen en ik vind dat ze gelijk hebben. Onlangs beluisterde ik een interview met professor Vermeersch op Klara waarin hij verkondigde dat kunst een betere wereld kan maken. Daar kan ik mij niet mee vereenzelvigen. Kunst kan de wereld niet redden, ze kan hoogstens een troost bieden.
Jij maakt vooral kunst voor jezelf?
Hoofdzakelijk, maar ik wil natuurlijk ook dat spreekwoordelijk schouderklopje krijgen. Vanzelfsprekend verwacht ik dat niet van de hele wereld en hoef ik ook niet per se goed te liggen in New York. Ik zoek eerder naar mensen rondom mij en niet enkel zij die troost vinden in mijn werk, maar ook zij die een andere kijk hebben op emotionaliteit en betrokkenheid tot hun werk. Want op dat gebied ben ik helemaal niet het soort kunstenaar die zijn werken opstuurt naar de exporuimte en de dag van de vernissage zijn hoofd laat zien.
Heb je je altijd aanvaard gevoeld door de kunstwereld?
Ik heb nooit echt het gevoel gehad dat ik daarbij hoorde.
Je kunt wel niet ontkennen dat er erkenning geweest is net omdat je naar buiten getreden bent met je werk.
Natuurlijk, ik wil wel appreciatie en als mijn werk goed opgenomen wordt in New York, ook goed, maar ik wil daarvoor geen toegevingen doen, mouwvegerij opzetten of zagen voor subsidies. Omdat ik dan te veel in het gareel moet lopen. Zelfs voor mijn laatste boek in die multiple reeks was mijn voorwaarde dat ik het van A tot Z zelf ging maken en dat enkel het drukprocédé werd uitbesteed. Hoewel er voorstellen van uitgeverijen genoeg waren, zijn er om die reden ook geen grote overzichtsboeken in omloop, omdat ik er altijd mijn eigen stempel op kwijt moet. Alles moet volgens mijn regels verlopen.
In 2007 bracht je een boek uit met honderd foto’s en beelden uit. Waarom koos je voor die gevaarlijke titel: Devil In Disguise?
Omdat ik ook zo een beetje ben. Ik lijk soms wel een engel, maar ben evengoed een verscholen duiveltje met weerhaken.
Zie je dat als een overzicht van de voorbije dertig jaar?
Omdat dat mijn eerste boek was en mij al snel duidelijk werd dat dat nogal een dure aangelegenheid kon worden, besliste ik al snel om er naast huidig werk heel wat ouder werk in te integreren, omdat ik niet wist of ik met dat prijskaartje nog tot vervolgstukken zou komen.
Wat beschouw je tot nu toe als hoogtepunt?
Ik kan daar nog altijd moeilijk een moment op kleven. Vroeger was ik heel ongelukkig, maar doordat ik door de jaren heen meer en meer begon te kiezen voor mijn eigen weg en wat ik wou maken van mijn leven, voel ik mij steeds beter en beter. Ik timmer nog altijd aan die weg, dus het is moeilijk een scène uit dat hele verhaal te pikken.
Maar waren er scharniermomenten waarop er geen weg terug meer leek?
Goh, al vanaf mijn drie jaar, had ik de intentie om een grote te worden, aan zelfzekerheid ontbrak het niet. Met de jaren heb ik dat wel getemperd en ik moet mij vaak nog kalmeren.
Je hebt al vele paadjes bewandeld. Welke dromen wil je nog waarmaken?
Omdat ik al heel veel verschillende projecten afgewerkt heb en momenteel bijvoorbeeld in alle plaatsen samen een 40-tal werken tentoon stel, moet het wel fijn zijn om eens toegang te vinden tot een groot museum, waar ik echt alles bijeen kwijt kan. Ik zal dat natuurlijk zelf niet gaan vragen en het zou volledig volgens mijn eigen regeltjes moeten gaan.
Hoe ging je om met de soms harde kritiek op je werk?
Laat ons zeggen dat ik mijzelf daar altijd boven heb geplaatst, in die zin dat ik mezelf als de grootste criticus van mijn eigen werk beschouw.
En heb je andere klankborden in je omgeving?
Nee, want zelfs mijn vriend waarmee ik opgegroeid ben, laat ik enkel werk zien als het naar mijn mening volledig af is en ik er geen haar meer wil aan veranderen. Ik verdraag niet dat er iemand anders in dat proces tussenbeide komt. Achteraf gooi ik kritiek van buitenaf altijd terug, in die zin dat de persoon in kwestie het dan maar volgens zijn idee zelf moet waarmaken.
Als je geen kunstenares was, wat zou je dan geworden zijn.
Vroeger dacht ik wel eens dat ik filmster of operazangeres zou worden, maar het zijn dus toch beeldende kunsten geworden. Dat leek mij de meest oprechte keuze bij wie ik ben.
Mis je de podiumkunsten niet?
Als ik de kans zou hebben om een tweede leven naast mijn kunstenaarsbestaan op te bouwen, zou ik er heel graag opnieuw aan beginnen. Zeg nooit nooit natuurlijk. Want toen een toneelgroep mij in Nederland vroeg om mee te werken, heb ik mij toch nog eens een performance aangemeten.
Maar je voelt de behoefte niet om nog zelf muziekstukken te componeren.
Toch wel, maar je zou eens een blik moeten gooien op mijn agenda. Ik vraag mij daarbij wel eens af wanneer ik dààrvoor nog eens tijd zou kunnen hebben.
Wat mag er op je grafschrift staan?
Iets in de zin van Frank Sinatra’s I did it my way.
Welk moment uit de kunstgeschiedenis had je graag aan den lijve meegemaakt?
Alles wat in de pop-art periode rondom Andy Warhol, Lou Reed & The Velvet Underground gebeurde, moet wel mooie momenten opgeleverd hebben. Als ik toen in New York gewoond had, had ik er allicht wel deel van uitgemaakt.
Heb je ergens spijt van?
Nee, want ik heb mijn eigen verantwoordelijkheid gedragen door enkele standpunten die ik heb ingenomen, zoals het principe dat ik nooit wou aanschuiven in het stempellokaal. Ik heb dus wel honger geleden, maar wou absoluut geen toegevingen doen. Ik heb ook nooit een commerciële weg uitgestippeld via bepaalde galerijen die ik als ultieme doel had. Dat interesseerde mij niet, omdat ik mij toen nog maar net had vrijgevochten van mijn familie, mijn school, mijn traditionele omgeving en dat ik dat niet zomaar uit handen wou geven aan mensen die dan opnieuw zouden bepalen wat ik moet maken.
Maakt jouw werk jou gelukkig?
Ja, ik amuseer mij er enorm mee.
Nog veel succes ermee!
Hilde Van Canneyt. Copyright 2010. Met dank aan Croxhapox.