Categorieën
Interview Uncategorised

Interview met Ronny Delrue


Interview met Ronny Delrue, Leuven/Gent april 2010.


Samen met Ronny Delrue (1957) bezoeken we de expo Parallellepipeda, een project tussen kunst en wetenschap in het nieuwe Museum M te Leuven. We hebben de expozalen met werk van Anne-Mie Van Kerckhoven, Koen Van Mechelen, Nick Ervinck, Ruth Loos, ... al achter de rug. We staan nu in de zaal van Ronny Delrue. 




HVC: Rechts van mij zie ik twee tekeningen/schilderijen in een vergulde lijst. Op de tegenovergestelde muur neemt een klein donker schilderij de hele witte muur in beslag. Tegenover mij zie ik aan de rechterkant drie levensgrote figuren getekend op opgerold papier. In de linker hoek staan zeven ingelijste tekeningen op de grond. Op de vierde muur hangt een groot kleurrijk doek. Wat onmiddellijk opvalt, is dat jouw ruimte minder belicht is dan de andere. Het voelt veel intiemer aan dan de voorgaande exporuimtes.

R.D.: Door minder te belichten krijg je een grotere intimiteit. Ik wou een intieme ruimte creëren waar de beelden zich langzaam konden ontluiken. De sobere opstelling accentueert eveneens dit gegeven.
De verschillende beelden vormen samen een geheel. Ik beschouw dit als een installatie waar bedenkingen omtrent herinneringen en vergeten optimaal aan bod kunnen komen. Het gebeurt niet op een directe manier, maar via verschillende gelaagdheden. Ik hou van de gelaagdheden van het verfgebruik, maar ook van de gelaagdheid en openheid van interpretatie.
De keuze van de beelden, de opstelling  én de belichting zijn dan ook bewust tot stand gekomen.

HVC: Zijn al deze werken ontstaan door het project Parallellepipeda?

R.D.: Deze werken zijn ontstaan en gegroeid tijdens deze samenwerking. Zij vormen een rode draad met het inhoudelijke gegeven van mijn werk.
De samenwerking met prof. Koen Van Laere van de onderzoeksgroep hersenbeeldvorming van de afdeling Nucleaire Geneeskunde, bracht natuurlijk intense injecties teweeg die opgenomen werden in het groeiproces van de beelden. Zijn kennis over de hersenen leek mij een interessante invalshoek om het thema herinneren en vergeten te benaderen. Het werd een poëtische wandeling hand in hand met de wetenschap. De samenwerking gebeurde zeer spontaan: gesprekken op het werkterrein van prof. Van Laere, de afdeling Nucleaire Geneeskunde, in het ziekenhuis Gasthuisberg te Leuven en in mijn atelier in Gent. Ook bezocht hij enkele van mijn tentoonstellingen. Al deze prikkels sijpelden langzaam binnen.


HVC: Op de twee werken rechts van mij zie ik een figuur staan waar grote stukken door overschildering zijn verdwenen. Zij hebben alle twee dezelfde titel 'Lost memory', gevolgd door een datum.

R.D.: Deze beelden maken deel uit van de gelijknamige reeks die bestaat uit fotoprints, schilderijen en tekeningen. Zij verwijzen naar de schemerzone van weten en vergeten, van verschijnen en verdwijnen. Precies dit inhoudelijke gegeven is voor mij de start bij deze plastische act.
De foto roept herinneringen op die men kent van bij de ouders en de grootouders. Het vergulde kader met kwetsuren, verwijst naar de vervaging die de tijd met zich meebrengt.
Het overdekken van bepaalde stukken - kader, glas en foto – laat vanuit ieder zijn perceptie nieuwe dingen verschijnen. Het glas in het kader dient niet enkel en alleen om het papier te beschermen, maar ook om de reflectie in het beeld te brengen die een moeilijkheid bij het bekijken teweeg brengt. Dit storend element stimuleert je om intenser te kijken, maar speelt ook mee in de totaliteit van het beeld. Terwijl we hier recht voor het werk aan het spreken zijn over dit beeld, zien we onszelf ook staan in de reflectie van het glas en worden we letterlijk opgenomen in het totaalbeeld van het werk. Dat het glas als storende factor optreedt bij het bekijken, heb ik ervaren bij het analyseren van de werken van Francis Bacon. Ik was vorige week op de tentoonstelling van Lucian Freud in Centre Pompidou in Parijs. Zijn schilderijen zijn ook ingekaderd met glas. Ik weet echter niet of zij vanuit een gelijkaardig inhoudelijke gegeven vertrekken.
De kader en het glas worden een laag in de opbouw van het beeld. De dekkende zwarte verf contrasteert met de verschillende zones van het blinkende glas. Via deze weg dringt men dieper door in het beeld dat zich inhoudelijk en plastisch stap voor stap openvouwt.
Ik hou niet van afgelikte beelden die onmiddellijk alles tonen. Ik verkies open beelden, zodat de toeschouwer zijn eigen verhaal kan boetseren.

HVC: Deze werken gaan over de herinnering. De personen op de foto bestaan niet meer, je hebt er alleen nog enkele beeldende restanten van overgelaten, zoals hier de juwelen.

R.D.: Dat is de anekdote: een portret van blijven en vergaan. Het is een vertrekpunt om te komen tot een schilderkunstig avontuur dat op zichzelf staat.
Voor mij heeft een portret altijd drie portretten in zich. Ten eerste: de geportretteerde, in dit geval is het een portret van vergeten. Ten tweede: het portret van de kijker, want hoe zal hij of zij het portret bekijken? Het schilderij is een stilstaand beeld, maar het is de kijker die al dan  niet de tijd neemt om de beweging van het stilstaand beeld te bekijken. Hij zal zijn eigen inhoud invullen.
En het is ten derde natuurlijk ook het portret van de maker.
Het portret is het uitgangspunt, maar in zijn totaliteit gaat het nog altijd over het fundamentele van de schilderkunst.

HVC: Het schilderij recht tegenover, hoort ook bij de reeks 'Lost memories' en is eigenlijk een bestaand schilderij dat je overschilderd hebt.

R.D.: Het is een schilderij dat ik gered heb van de definitieve verdwijning. Ik heb het als het ware uit de puinhoop gehaald. Ik was gefascineerd door de gedachte dat mensen zich laten portretteren omdat ze van mening zijn dat ze belangrijk zijn en als het ware de tijd willen trotseren. Dat hangt dan in de huiskamer en jaren later belandt het op de zolder om uiteindelijk op de rommelmarkt gedeponeerd te worden. Hier komen we weer terecht bij de anekdote, bij de prikkel die me stimuleert om tot een beeld te komen. De picturale wandeling is hier natuurlijk essentieel. Ik hou ervan om soms beelden tot mij te laten komen die reeds littekens van het verleden in zich dragen. Tijdens de wandeling moet men natuurlijk beslissingen nemen om te komen tot een sterk eindbeeld waar alle overbodige, in dit geval negatieve storende elementen, geëlimineerd worden. De scheuren in dit kleine doek passen volgens mij volledig in het beeld. Ze doen me denken aan Lucio Fontana die in zijn doeken snijdt. Hier weliswaar in een totaal andere inhoudelijke context. Bepaalde scheuren waren al bij de oorsprong aanwezig, andere groeiden in het verdere proces.

HVC: Die zwarte vlek op het hoofd was ook een bewuste keuze vermoed ik, van ver lijkt het zelfs een gat in het doek. Het oog valt bij het bekijken van het schilderij als eerste op dit zwarte vlak.

R.D.:Van op afstand word je als het ware naar de zwarte vlek in het gezicht gezogen. Eenmaal je dicht bij het schilderij staat, komen allerlei picturale ingrepen op de proppen: potloodlijnen, verfaanbreng, gaatjes, ... Als ik met potlood en/of verf op de oude huid van het doek duw, verschijnt de vorm van het spieraam dat zich achteraan bevindt. Zo ontstaat er een lineair vlak  op het doek. Wat niet zichtbaar is verschijnt of laat zich toch ten minste voelen. Ik ben gefascineerd door de oneindige mogelijkheden die men heeft in het beperkte medium van het schilderen. Wanneer René Margritte zegt: Ceçi n’est pas une pipe, kan ik misschien zeggen: dit is geen portret. En toch is het er een.
De fijn afgewerkte blinkende kader geeft het oude portret een nieuw frame, een nieuw gegeven.  Zo wordt dit oude doek opgespannen in een totaal nieuwe context waarin heden en verleden een communicatie met elkaar aangaan.
De zwarte vlek, je zou kunnen zeggen: "het zwarte gat", past perfect bij de reeks die ik speciaal maakte voor deze tentoonstelling, nl. de portretten die de ziekte van Alzheimer in beeld brengen.

HVC: De portretten die de evolutie van de ziekte van Alzheimer in beeld brengen heb je speciaal voor deze tentoonstelling gemaakt. Kun je mij uitleggen hoe deze tot stand zijn gekomen?

R.D.: Vrij snel heb ik aan prof. Koen Van Laere gevraagd of het mogelijk was om beelden van hersenscans waar de evolutie van de ziekte tot uiting kwam, te kunnen inkijken. Ik had inzage in anonieme dossiers met ongelooflijk scherpe beelden die duidelijk het proces illustreren. Mijn aandacht ging vooral naar de hersenscans van een dementerende persoon in 2005, 2006 en 2007. Het is ongelooflijk hoe snel het landschap van de hersenen veranderde in dit korte tijdsbestek. Gesprekken over deze pathologie, maar ook dit gegeven dat geregeld in ons leven binnensijpelt – denken we maar aan Hugo Claus die bewust uit het leven stapte omdat hij niet wilde dat deze ziekte hem volledig in de greep zou krijgen – waren de start voor een nieuwe reeks tekeningen
In de catalogus van Parallellepipeda heb ik een tekst geschreven De poëzie van de wetenschap en een exacte registratie via de kunst, die mijn ervaringen omtrent de samenwerking omschrijven.
De problematiek van de ziekte van Alzheimer gaf me aanduidingen bij het ontstaan én de groei van het werk.
Misschien een kleine anekdote? Vorig jaar verbleef ik een half jaar in China en was ik van plan om daar de tekeningen te maken. Toen ik van Xiamen naar Beijing vloog maakte ik enkele voorstudies op de achterkant van de enveloppe met de informatie die ik gekregen had van het nucleair secretariaat. De uitdaging was om tekeningen te maken waarin men duidelijk een verandering in de hersenen opmerkt. Ik vond het belangrijk dat de toeschouwer rechtstreeks geconfronteerd werd met de blik op het hoofd, als een soort doorsnede. Je kijkt als het ware in het hoofd, in de schedelpan. Als ik dat wou beklemtonen, moest ik zorgen dat de andere zaken niet geaccentueerd werden.  
Ik kocht ter plaatse papier en inkt en startte met de tekening. Op een bepaald moment stelde ik alles in vraag. Het is toch niet omdat ik in China ben dat ik nu op Chinees papier moet werken én met de plaatselijke inkt? Is dit papier voor deze tekening wel de juiste drager?  Hoe kan ik het vervagen van herinneringen én de evolutie van deze ziekte in beeld brengen?


De tekening werd vernietigd en het papier werd in stukken gesneden. Later werden de tekeningen in mijn atelier in Gent uitgevoerd. Ik besloot pure potloodtekeningen te maken op opgerold papier. De rol zelf zou ik op de grond laten liggen.

HVC: Nochtans leg je ook veel nadruk op het lichaam, zowel door het helemaal uit te tekenen als door de arceringen.

R.D.: Door de tekening levensgroot te maken staat de toeschouwer als het ware tegenover een persoon met de directe blik op het hoofd. Ik wou de toeschouwer vooral laten focussen op de hersenen, maar ook op hoe deze pathologie de figuur brozer en breekbaarder maakt. De lijnvoering van de potlood evolueert van beweeglijk naar vrij strak. De stabiliteit vermindert naarmate de ziekte vordert.

HVC: Bij de tekening waar de ziekte al meer gevorderd is, is de lijn veel strakker, maar ook het lichaam is veel smaller.

R.D.: De derde tekening toont een vergevorderd stadium van de ziekte. In dit stadium wordt de figuur een soort schim die gestructureerd moet leven. De recente herinneringen van het leven smelten weg.
Hoe goed ik alles had voorbereid, toch kwamen – zoals het meestal het geval is – ook onverwachte factoren die de evolutie van het beeld mee bepaalden. Het is natuurlijk niet de bedoeling om alles onder woorden te brengen omdat men op die manier de poëzie van het beeld ontneemt.
Laten we misschien best het beeld fysiek ervaren?


HVC: De titels van de werken zijn A/1, december 2009, A/2, januari 2010, A/3, januari 2010. Je verwijst in deze titels niet rechtstreeks naar de problematiek van Alzheimer?

R.D.: De tekeningen zijn er geen illustraties van, maar interpretaties die autonoom beeldend worden weer gegeven. De A is voor mij een verwijzing naar deze reeks en de datum helpt me de beelden chronologisch te rangschikken. Zij zijn punten in de tijdslijn die een deeltje zijn van een groter geheel.
Ook heb ik werken met een duidelijke titel, maar deze worden wel meestal gevolgd door de tijdssituering.
Ik hou van autonome beelden waar de toeschouwer zoveel mogelijk zijn eigen fantasie in beweging kan brengen.

HVC: Verwijst de rol die op de grond ligt naar een ‘opgerold verleden’?

RD: Ik dacht dat het interessant was de tekening te verbinden met de rol, omdat je niet weet wat er zich daarin afspeelt. Het is een verleden, een herinnering en dat past in de context van het geheel. Het is opgerold, het is weg.
De bedoeling is om deze drie tekeningen die de zijkant van de hersenen tonen ook nog aan te vullen met de andere zijkant, de voor- en de achterzijde van  het hoofd.
Ik ben daar momenteel mee bezig en deze worden begin mei getoond tijdens de tentoonstelling 7 dessins in de Galerie Jacques Cerami in Couillet (Charleroi). Het ene werk nodigt me steeds uit om een ander werk te maken. Ik heb nog nooit een tekort aan inspiratie gehad. Ik heb meer prikkels dan ik kan verwerken. Ieder werk kan ook op een andere manier opgelost worden. Van het ene komt dus het andere.
HVC: Hiernaast zien we zeven kleine ingekaderde tekeningen. Wat opvalt is dat ze op de grond staan. Door de minimale belichting zijn ze moeilijk te bekijken. Je moet je ook hurken om ze te zien. Wat is de bedoeling hiervan?

R.D.: De tekeningen heb ik op de grond laten staan omdat dit correspondeert met de rollen die op de grond liggen. Je moet een inspanning doen om de beelden te bekijken. Ze laten zich niet zomaar bekijken.


HVC: Zij komen uit de reeks Cerebriraptor. Jij werkt vaak in reeksen? Kun je mij iets meer vertellen over het inhoudelijke aspect van dit werk?

R.D.: Ik hou ervan om een bepaald item via de meest uiteenlopende mogelijkheden uit te beelden. Dit leidt tot reeksen.
De Cerebriraptor is een infectie. Een te grote hoeveelheid informatie zorgt ervoor dat de flexibiliteit van de geest en het lichaam vermindert en verdwijnt. Hiervoor verwijs ik graag naar het gelijknamig boekje dat uitgegeven werd naar aanleiding van mijn tentoonstellingen in het ikob Museum fûr Zeitgenössische Kunst in Eupen en het kunstencentrum De Halle in Geel. Psychiater Erik Thys geeft een wetenschappelijke toelichting bij dit syndroom en Rolf Quaghebeur plaatst deze beelden in de totale context van mijn werk. Zij passen dan ook uitstekend in deze presentatie.
Eerst dacht ik een grote installatie uit deze reeks te tonen. Uiteindelijk heb ik mij beperkt tot een 7-tal tekeningen. Het is altijd een kwestie van kiezen. Ik beschouw iedere tentoonstelling als één werk. Verschillende autonome werken worden tijdelijk samen gebracht om na een tijdje terug ontbonden te worden. Later kunnen ze in een totaal andere situatie op een totaal andere manier gepresenteerd worden. Zo vond ik ook dat dit grote kleurrijke doek, ondanks het contrasterende kleurgebruik, uitstekend in het plaatje past.
Ik stel voor dit beeld tot ons te laten komen zonder commentaar.


HVC: De mensen krijgen hier op de expo inderdaad bijna geen uitleg bij je beelden. Ze moeten echt voor zich spreken. Het gevaar is natuurlijk dat ze er aan voorbijlopen en er zich niet gaan in verdiepen.

R.D.: De beelden moeten spreken zonder uitleg. Ze moeten je blik vasthouden, maar ze moeten je uiteindelijk verder verrassen. Goede teksten over het inhoudelijke aspect van het werk kunnen de toeschouwer misschien nog beter en intenser doen kijken. Ik hou van beelden die zich langzaam ontluiken: een beweging in een stilstaand beeld.

Ons gesprek wordt verder gezet op een Leuvens terrasje waar we optimaal genieten van de eerste zonnestralen en ...
We beseffen dat de rechte weg niet altijd de meest interessante weg is en dat we soms de kronkelweg moeten kiezen om uiteindelijk als een rijker mens terug op de rechte baan te komen. Ook hadden we het over de gulzigheid van het leven én de teruggetrokkenheid in het atelier...
Een reden om ook daar nog even af te spreken.

Ondertussen bevinden we ons in het atelier van Delrue (dinsdag 20 april 2010), een rustig pand gelegen achter zijn huis in de drukke Begijnhoflaan te Gent. Het is een atelier met heel erg hoge ramen die gericht zijn naar het noorden: ideaal licht voor een schilder.




HVC: Ik zie dat je hier volop aan het werken bent ...

R.D.: Momenteel bereid ik twee solotentoonstellingen voor, een in Amsterdam en een in Galerie Jacques Cerami in Charleroi. Ondertussen worden ook nog enkele werken getoond bij Jacques Cerami getoond in Art Brussels. Soms kan een gezonde drukte stimulerend werken, maar meestal werk ik in een constante door.

HVC: Het valt me op dat je via de ramen niet naar buiten kan kijken. Een bewuste keuze?

R.D.: Wanneer ik aan het werken ben, hoef ik niet afgeleid te worden door dingen die buiten gebeuren. De bovenste ramen zijn wel doorzichtig. Op die manier kan ik naar buiten ontsnappen en naar de lucht kijken.
Mijn atelier is een werkplaats waar ik kom om mijn werk uit te voeren. De voorbereidende fase gebeurt in mijn hoofd. Vele notities zijn geregistreerd op losse blaadjes papier, bierkaartjes, stukjes krant, ...

HVC: Is deze cocon je hemel op aarde?

R.D.: Het is een plaats waar ik op een heel functionele manier mijn werk kan maken. Ik heb andere plaatsen waar het ook gezellig is: bij mijn partner en mijn zoontje Pepijn, bij vrienden, ... Het leven is meer dan kunst alleen. Ik denk dat het voor een kunstenaar heel belangrijk is om met een been in het leven te staan en met het andere been er buiten te staan. Je moet prikkels opdoen om deze uiteindelijk in rust te kunnen verwerken. Mijn werk ontstaat vanuit het leven. Ik heb meer inspiratie dan ik kan verwerken. Wanneer ik een werk laat groeien kan dit op verschillende manieren opgelost worden, maar uiteindelijk moet men een keuze maken. Het ene werk leidt ook meestal tot een ander, enz.



HVC: Je hebt een interessant atelier, een goede werkplaats, maar toch ga je vaak op residentie?

R.D.: Ik hou ervan om ook geregeld op een andere plaats te werken. Deze plekken geven me de mogelijkheid om dingen te doen die ik thuis niet kan doen.
Zo heb ik drie werkperioden en nog een extra periode van enkele weken  gehad in het  Europees keramisch werkcentrum in ’s-Hertogenbosch. Dit heeft geleid tot de film Touching the earth and the sky, die ik vorig jaar getoond heb in Z33 in Hasselt.


Bij de realisatie van de film werd ik ondersteund door het flacc, centrum voor beeldcultuur, in Genk. Het onderzoek dat ik in dit werkcentrum heb gemaakt leidde tot de gelijknamige tentoonstelling die een mind sculpture werd. Uiteindelijk werd het onderzoek een sculptuur. Op die manier kon men als het ware mijn denken volgen en zien hoe bepaalde werken in het groeiproces ontstaan.

HVC: Als je terugkijkt op je twintig jaar ‘al goed lopende’ carrière, wat is dan vooral de rode draad doorheen je werk?

R.D.: De rode draad in mijn werk is het inhoudelijk aspect van de vervuiling, zowel in de natuur als in het denken. Het landschap is een portret, maar het portret is ook een landschap. Die twee gegevens schuiven soms in elkaar.
De vervuiling, het verstenen, het vervagen, het verdwijnen, het dromen naar zuiverheid komen vaak in min of meerdere mate aan bod in de beelden. Dat is het uitgangspunt waardoor veel van mijn werken ontstaan. Ik probeer dat op de meest diverse manieren in beeld te brengen.

HVC: Hoe ga je op zoek naar nieuwe picturale ideeën?

R.D.: In functie van de inhoud zoek ik naar het best geschikte medium, maar een constante in de verwerking is het tekenen en het schilderen. Een ander medium wordt gebruikt om het inhoudelijk gegeven aan te vullen of te versterken. Hierbij verwijs ik naar de fotoprints, de film, de werken in gebakken en ongebakken aarde, ...
 
HVC: Zie je kunst maken als een ontdekkingsreis binnen je atelier?

R.D.: Het maken van beelden zie ik vooral als een ontdekkingsreis in het atelier van mijn hoofd. Het fysieke atelier is de plaats waar ik dit, in de mate van het mogelijke, kan uitvoeren.
Ik probeer ‘mijn’ werkelijkheid te vertalen via beelden. In het lukken en het mislukken, het gevecht, het procesmatige en in de gegevens die op je afkomen, moet je een weg zoeken. Ook is er de spanning tussen wat je heel goed hebt voorbereid en de dingen die tussen je vingers glippen.

HVC: Is het tekenen en schilderen een handeling die zich aan je opdringt? Een handeling die je niet zelf kiest?

R.D.: De meeste beelden die ik maak worden grondig voorbereid, al is het maar door er heel goed over na te denken en dit denkproces te registreren via tekeningen. Eenmaal de act zelf begint, vind ik het heel belangrijk om openheid te laten zodat toevalligheden en onverwachte elementen kunnen binnensluipen in het beeld. Ik vrees dat het werk anders te rigide wordt.

HVC: Is tekenen de manier voor jou om chaos uit je hoofd te verdrijven?

R.D.: Tekenen is een manier om hetgeen zich in mijn hoofd beweegt op een snelle manier te kunnen registreren.

HVC: Hoe sta je tegenover je artistieke opleiding?

R.D.: Mijn opleiding aan het KASK te Gent vond ik ok. En mijn driejarige opleiding aan het NHISK Nationaal Hoger Instituut te Antwerpen was zeker en vast een enorme verrijking. De contacten met de kandidaten, de begeleiders en de gastdocenten brachten het individueel parcours in een bredere context. Ik ben blij dat ik van deze postopleiding heb kunnen gebruik maken.
Ik denk dat men in een artistieke opleiding vooral moet opletten dat men geen perfecte doosjes presenteert die volledig zijn opgevuld. Wanneer alles is ingevuld, is er geen plaats meer voor het onverwachte, het nieuwe. 

HVC: Zonder het NHISK was je waarschijnlijk een andere kunstenaar geworden?

R.D.: Iedere belangrijke ontmoeting in je leven brengt veranderingen met zich mee.
Mijn werkperiode in het NHISK was zeker interessant voor het groeiproces in mijn artistieke loopbaan.

HVC: Wat is voor jou je favoriete kunstenaar of kunstwerk en waarom?

R.D.: Veel kunstenaars en veel werken hebben mij geraakt. Enkele namen die onmiddellijk bij mij opkomen zijn Goya, Velasquez, Rembrandt, Beuys, Rodin, Morandi, Ensor, Matisse, Van Gogh, Munch, Spilliaert, Bacon, de Kooning, ...
Er zijn natuurlijk ook heel wat levende kunstenaars die mij boeien. En bij iedere figuur zijn er natuurlijk bepaalde werken die voorop komen te staan. Zij hebben op een of andere manier mijn geest geprikkeld en/of mij doen trillen. Dit kan zijn omwille van de persoon zelf,  het inhoudelijke aspect van het werk en/of omwille van de uitwerking van de beelden, ...
Al deze dingen hebben me wellicht gemaakt tot wie ik nu ben. Wat ik mee gemaakt heb in mijn leven heeft er voor gezorgd dat ik nu bezig ben met die werken in mijn atelier. Via de titels, die meestal een datum zijn, kan je mijn denken chronologisch volgen. Het zijn portretten van mijn zijn.

HVC: Er hangen hier aan je ateliermuur drie tekeningen die duidelijk in het verlengde liggen van je drie grote tekeningen over de ziekte van Alzheimer in het Museum M te Leuven.

R.D.: Deze tekeningen zijn inderdaad een vervolg van die reeks. Ik vond dat ik nog niet uitverteld was. Ik toon deze tekeningen op de tentoonstelling 7 dessins bij Galerie Jacques Cerami.
Mijn atelier wordt na deze intense werkperiode dan ook opnieuw gekuist. Geregeld wordt al het overbodige weggedaan en de muren worden opnieuw wit geschilderd: dat is meestal het begin van een nieuwe periode. Het is een soort zuivering.
Ik probeer dan opnieuw mijn atelier te veroveren en meestal begint dit met een intense periode van tekenen. Dan woekeren de tekeningen als het ware op de grond. Later maak ik een selectie van de tekeningen en laat ik ze zorgvuldig groeien op de muur. Ze vormen als het ware de overgang naar mijn grotere tekeningen, schilderijen, ...

HVC: Heb je angst voor het blanco blad of het witte doek?

R.D.: Ik denk dat de angst voor het witte blad voor een groot stuk wordt opgevangen door de tussenfase van het tekenen. De directheid van het tekenen laat je heel snel toe om ideeën te registreren. Ik hou van het onverwachte dat soms in beeld komt.
Ergens hou ik ook wel van de spanning en de onrust die het ontstaan en groeien van een nieuw werk teweeg brengt.

HVC: Heb je er nooit aan gedacht met andere dingen dan beeldende kunsten te flirten in het leven?

R.D.: Natuurlijk, maar misschien moeten we dit nu wel doen met de eerste mooie zonnestralen, waar we zo lang op gewacht hebben?

Hilde Van Canneyt, Copyright 2010. Met dank aan croxhapox.

Ronny Delrue stelt tentoon: 7 dessins, Galerie Jacques Cerami, Charleroi – Couillet
07 mei – 12 juni 2010


Boeken over het werk van Ronny Delrue:
- Ronny Delrue – Touching the Earth and the sky, Uitgave MER, Gent, 160 pp. 2010. (Ned./ Duits en Eng.)
. Dr. Wolfgang Becker, Erfahrungen im sechsten Kontinent
. Dr. Peter De Graeve, HCT

- Cahiers van het IvOK 13, Touching the Earth and the Sky, Uitgave Acco, Leuven – Den Haag, 68 pp. 
   2009. (Ned./Eng.)
   Interview van Jan Boelen en Ronny Delrue door Mieke Mels.

- Ronny Delrue – A Mind Map, Uitgave Museum Dr. Guislain, Gent, 200 pp., 2005. (Ned./ Fr.)
. Patrick Allegaert & Annemie Cailliau, De reis, niet de reiziger – Ronny Delrue in het Geestelijk  
  landschap
. Edith Doove, Het theatergeheugen van Ronny Delrue
. Dieter Roelstraete, De geschiedenis van de waanzin, through a looking glass
  De mens aan de grens in het werk van Ronny Delrue
. Erik Thys, Ronny Delrue: Capita Selecta

- Ronny Delrue – Dagboeknotities, Uitgave Ludion, Gent – Amsterdam, 240 pp., 2005 (Ned./Eng.)
. Laurent Busine, Woord vooraf
. Jon Thompson, De tekeningen van Ronny Delrue: aandacht schenken
. Bernard Dewulf, De kroniek van een hoofd

- Ronny Delrue – Portretten, Uitgave De Garage Cultuurcentrum Mechelen, 120 pp., 2002. (Ned./Eng.)
. Koen Leemans, Voorwoord
. Eva Wittocx - Ronny Delrue – Het portret in vraag gesteld

- Ronny Delrue – Mise en atelier par l’artiste, Uitgave De Vereniging voor het Museum van Hedendaagse
  Kunst, SMAK, Gent, 2000.
  Gesprek met Ronny Delrue, Jan Hoet, Dirk Schutyser en Ann Demeester.
  

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *