Interview met Hallveig Agustsdottir (1976), Gent, 2 september 2010
Hilde Van Canneyt: Hallo Hallveig, we zijn hier samen in je atelier bij Sint-Jacobs in Gent maar je komt uit IJsland. Hoe ben je in België terecht gekomen?
Hallveig Agustsdottir: Ik ben aanvankelijk naar Gent gekomen om muziek te studeren. Ik studeerde een jaar aan het Conservatorium, ik speelde klarinet. Toen was het nog niet mogelijk om in IJsland een master te behalen in muziek of beeldende kunst. Daardoor gingen veel IJslandse kunstenaars en muzikanten in het buitenland verder studeren. Hoewel muziek de reden was om naar België te komen had ik in Reykjavik al enkele jaren muziek en beeldende kunst gestudeerd.
HVC: Was het mogelijk om beide aan één school te studeren?
Neen, ik nam kunst als hoofdvak aan de hogeschool en volgde muzieklessen en klarinet in een muziekschool in het centrum van Reykjavik.
HVC: En toen kwam je naar België?
HA: Ja, om me toe te leggen op muziek, maar beeldende kunst bleef me aantrekken dus nam ik deel aan een toelatingsexamen in Sint Lucas en werd toegelaten tot de richting schilderkunst.
HVC: En hoelang woon je nu in Gent?
HA: Ik kwam naar Gent in september 2000 dus ik woon hier nu tien jaar. Het is voorbij gevlogen!
HVC: Wanneer studeerde je af aan Sint Lucas?
HA: In 2006, toen werd ik toegelaten tot de master-na-master Transmedia van Sint Lukas Brussel, een opleiding van twee jaar.
HVC: En nu doe je een doctoraatsonderzoek in Londen?
HA: Ja, aan de School of Arts, Brunel University in West-Londen.
HVC: Heeft dat ook met muziek te maken?
HA: Inderdaad, ik zoek naar de verbinding, het gemeenschappelijke tussen muziek en beeldende kunsten, tussen geluid en beeld.
HVC: Was je al met hetzelfde thema bezig toen je begon aan Sint Lucas Gent?
HA: In het tweede jaar konden we een eigen thema kiezen van waaruit we konden werken en ik wist onmiddellijk wat ik wilde doen. Hoewel visuele kunst en muziek altijd al in mijn leven waren geweest waren het steeds twee aparte dingen. Ik had voortdurend het gevoel dat ik moest kiezen. Tot een van mijn leerkrachten in IJsland me vroeg waarom ik zou kiezen tussen beide en ze niet simpelweg combineerde. Dat idee kwam terug toen ik studeerde aan Sint Lucas en dus besloot ik er voor te gaan, om te zoeken naar een manier om met beiden te werken.
HVC: Dus het was in de tijd dat je naar Sint Lucas kwam dat je werk deze richting uitging?
HA: Ja.
HVC: Als ik nu rondkijk in je atelier zie ik dat het recente werk, je tekeningen, de sound-drawings, zoals je ze noemt, in zwart en wit zijn. Maar zo was het nog niet toen je aan Sint Lucas begon, niet?
HA: Neen, aanvankelijk was mijn werk heel kleurrijk. Ik ben begonnen met een soort van kleurcode-schilderijen; ik ontwierp een systeem van corresponderende kleuren bij elke noot van de toonladder, dus aan elke halve toon van de toonladder koppelde ik een kleur, 12 halve noten, 12 kleuren.
HVC: Dus zo ben je begonnen?
HA: Ja, je ziet enkele van die werken achter je. De kleuren staan voor een specifieke noot en de ruimte die ze innemen refereert naar het ritme, naar tijd.
HVC: Wat was je conclusie, de evolutie in je werk, toen je na vier jaar afstudeerde aan Sint Lucas?
HA: In die jaren ben ik geëvolueerd van ‘stille’ kleurschilderijen naar een onderzoek van klank. Ik was nieuwsgierig geworden naar de geluiden van de materialen die ik gebruikte, het geluid van papier, potloden, penselen, van een doek.
HVC: Dus je was nieuwsgierig naar het geluid dat een doek zou maken?
HA: Ja, en ik was ook op zoek naar manieren om tijd te betrekken in het werk, werken met of binnen tijd. Tijd is het moeilijkste, of het grootste verschil in het werken met muziek en visueel werk, het beeld. Die zoektocht, deze richting naar werken met tijd bracht me bij videokunst en fotografie. Ik was op zoek naar manieren om tijd vast te leggen.
HVC: In de beeldende kunst?
HA: Ja. Een van de resultaten is de fotoreeks movement/moment waar ik geëxperimenteerd heb met de sluitertijd van een fototoestel.
HVC: Wat voor videowerk maakte je in die periode?
HA: Ik gebruikte de videocamera om in beeld en geluid het materiaal te registreren waar kunstenaars mee werken. Voor een van de eerste opnames nam ik een groot vel papier dat ik vouwde en verkreukelde zodat ik zowel een visueel als een hoorbaar effect verkreeg.
HVC: Ik vond op je website verschillende soorten videowerk, een ervan is gemaakt met muzikanten; wat is het idee achter die werken?
HA: Ja, in die video’s gebruik ik videomontage als een middel om te componeren. Eerst schrijf ik een kort motief waarvan ik aan de muzikanten vraag om uit het te voeren. Dat wordt opgenomen en dan werk ik de compositie af in het montageproces. Soms laat ik het beeld primeren over de muziek, andere keren is het de muziek die het beeld bepaalt.
Later ben ik ook begonnen met geabstraheerde, eigenlijk vervormde beelden en soundscapes in mijn videowerk. Deze werken zijn meestal in-situ, verbonden aan een bepaalde locatie. Het bewerken van video biedt mij de mogelijkheid om verder te experimenteren met beeld en klank, om na te gaan hoe een manipulatie van het beeld het geluid vervormt en omgekeerd. Alle video’s komen dus voort uit een poging om beeld en geluid te verbinden of te combineren en er op verschillende manieren mee te experimenteren.
HVC: Van video naar fotografie; je stelt ook fotografisch werk tentoon. Op het eerste zicht kunnen we niet duidelijk zien wat de foto’s afbeelden; ik neem aan dat ze met muziek te maken hebben? Wat kan je ons vertellen over je foto’s?
HA: Toen ik begon met fotografie tijdens mijn studies in Gent las ik veel over de Amerikaanse componist John Cage en was ik zeer geïnspireerd door zijn muzikaal werk, zijn geschriften en filosofie en zijn beeldend werk. Wat vooral de eerste foto’s beïnvloedde was zijn stelling dat er overal muziek is. Volgens hem is alles wat we horen, alle geluiden en klanken, muziek.
Ook bestaat er geen echte stilte. Hij heeft het onder andere over hoe hij op een dag naar een geluidsvrije studio ging om totale stilte te ervaren maar tot zijn verbazing kon hij zijn eigen lichaam te horen. Dat vond ik heel mooi dus wilde ik met dat onderwerp verder werken maar dan op een visuele manier. Van daaruit kwam het idee dat alles wat we zien de mogelijkheid heeft om kunst te zijn.
HVC: Dus je bemerkt beelden in je omgeving, op straat, die allemaal inspireren om kunst te worden?
HA: Ja, op straat, in een lege kamer, in een vervallen gebouw, de vloer van mijn atelier, thuis, eender waar, overal, we hoeven alleen maar onze ogen open te houden.
HVC: In 2006 studeerde je af aan Sint Lucas Gent en begon aan de opleiding Transmedia in Sint Lukas Brussel. Welke richting ging je werk toen uit?
HA: Op dat moment richtte ik me meer en meer op het werken met videomateriaal, eigenlijk op video en performance.
HVC: Ook performance, kan je ons vertellen wat we kunnen verwachten van een Hallveig-performance?
HA: Normaal werk ik samen met een of meer muzikanten. Het is een ervaring van muziek-geluid-lawaai en beeld. Ik word geïnspireerd door wat de muzikanten spelen en zij reageren op hun beurt zowel op de geprojecteerde tekening die ik maak als op de versterkte klank van het tekenen, het geluid van de potloden en houtskool op het papier.
HVC: Dus de muzikanten ‘volgen’ je?
HA: Het is wederzijds. De muzikanten reageren op wat ik doe, wat ik teken of op hoe mijn tekenen klinkt en tegelijk reageer ik op wat zij produceren met hun instrumenten. Het is een samenwerking, een dialoog die ontstaat, een dialoog zonder woorden.
Zo heb ik gewerkt met leden van het Thelema trio, nu al enkele jaren met de Nederlandse violiste Marieke Berendsen, en recentelijk met de Belgische pianist Frederik Croene.
HVC: In onze briefwisseling vermeldde je het belang van beweging, het lichamelijk aspect van het creëren is belangrijk net als het aanvaarden van de gevolgen. Kan je dit een beetje uitleggen?
HA: Dat heeft veel te maken met de samenwerking met muzikanten in een performance. Onze bewegingen tijdens het optreden, het fysieke aspect ervan, hun interactie met hun instrumenten, al die bewegingen gebeuren binnen een bepaalde tijdspanne.
Tekenen tijdens een optreden is compleet anders dan alleen zitten tekenen in mijn atelier met alle tijd om de tekening te maken. Tijdens een optreden moet het op dat moment gebeuren, moet ik reageren op dat moment en dus aanvaarden wat er gebeurt op het papier. Er is geen mogelijkheid om te gommen, geen terugweg, wat op papier komt, blijft op papier en daar moet ik mee werken. Dat waardeer ik het meest bij optredens. Het brengt een nieuwe uitdaging in het werk.
HVC: Inderdaad, onze benadering van muziek en beeldende kunst verschillen heel erg. We ervaren muziek in een concert, iets dat gebeurt binnen een specifieke tijd/plaats, maar onze ervaring van een schilderij is compleet anders.
HA: Ja, wij kunnen enkele seconden naar een schilderij kijken en een indruk krijgen van het totaalbeeld, of we kunnen gaan zitten en er uren naar staren. Maar muziek kan je enkel ervaren in de tijd dat het kost om het stuk uit te voeren van begint tot einde.
HVC: Dat is dan ook een interessant aspect voor jou?
HA: Absoluut, omdat tijdens het optreden de bewegingen van de muzikant ook visueel worden voor de toeschouwer en dat probeer ik in verband te brengen met mijn tekeningen en de performances. Ik ben me ook bewust van mijn bewegingen, van de actie van het tekenen. Het legt een link met mijn muzikale verleden, klarinet spelen was eveneens een erg lichamelijke activiteit.
HVC: Speel je nog klarinet?
HA: Nee, ik heb nu al lang niet meer gespeeld, maar ik heb een oude, ontstemde piano in mijn studio waar ik graag geluiden mee maak.
HVC: En het resultaat van het tekenen; wat is het belangrijkste, de performance zelf of de beelden gemaakt tijdens de performance? Ben je op zoek naar een eindresultaat, een afgewerkt beeld?
HA: Het optreden, het proces, het moment is het belangrijkste voor mij. Ik concentreer mij eigenlijk meer op de klanken, op het luisteren en interageren met de muzikanten met mijn eigen klanken, eerder dan te denken aan het maken van een bepaalde tekening. Op die manier heeft het betrekking op de surrealistische écriture automatique en tekeningen. Ik heb dus geen idee wat het eindresultaat zal zijn. Ik stuur het beeld dus niet in een of andere richting, alles is vrij voor exploratie.
HVC: Werk je ook tijdens je optredens met zwart en wit, met houtskool en potlood?
HA: Ja, al bijna een jaar werk ik nu aan tekeningen met zwartige materialen op wit papier: potloden, houtskool, grafiet. Pas onlangs ben ik ook gesso en witte acryl gaan gebruiken. Tijdens mijn eerste performances werkte ik met kleur, acryl of aquarel. Toen wilde ik alles simpeler maken om meer de richting van de klank uit te gaan dus heb ik besloten om kleuren achterwege te laten in dit proces.
HVC: Met kleuren erbij valt er teveel te denken?
HA: Op een bepaalde manier wel ja. In mijn vroeger werk was ik op zoek naar het verband tussen kleur en bepaalde geluiden op een onesthetische manier maar er was altijd iets wat ontbrak, iets dat niet goed zat. Het was, voor mij, geen eerlijke werkwijze op gebied van ‘visuele muziek’. Het was te subjectief. Door mijn onderzoek ontdekte ik dat synestheten, mensen die kleuren zien bij het beluisteren van muziek, niet op dezelfde manier reageren. Voor de ene persoon is de noot C rood, voor de ander is ze blauw. Dus ook al besliste ik dat mijn C geel was op het schilderij, voor de toeschouwer kan dat geel aanvoelen als een E of een A#. Op dezelfde manier konden de muzikanten de kleuren anders interpreteren tijdens een performance.
HVC: Dan zou er een derde element zijn om rekening mee te houden, om aan te beantwoorden?
HA: Ja, ik wilde dus weg van de kleuren, vereenvoudigen, en meer focussen op de geluiden, op het maken van geluiden. En dus werd alles zwart.
HVC: Is er een verband met je doctoraat, je onderzoek aan de Brunel University?
HA: Ja, ik ontwikkel mijn eigen visuele taal, een soort van grafische notatie die kan worden gelezen, geïnterpreteerd en gebruikt door kunstenaars en muzikanten.
HVC: Heb je het gevoel dat je alle opties onderzocht hebt? Heb je je doel al bereikt? Heb je al het mogelijke gedaan?
HA: Neen, helemaal niet, ik geloof dat dat een taak is voor de rest van mijn leven. Nooit zal dit voltooid zijn. Het is een eindeloos proces en dat maakt het zo mogelijk nog boeiender en mooier.
HVC: Je zal dus blijven zoeken naar manieren om je tekeningen verder te ontwikkelen. Weet je misschien al hoe het zich verder zal ontwikkelen, wat je zult doen?
HA: Neen, ik werk dag per dag en daarom hou ik er zo van, omwille van het proces van voortdurend ontdekken. Ik heb geen idee wat het eindresultaat zal zijn, ik geniet van het proces, van onderweg zijn naar ergens zonder dat ik de bestemming ken.
HVC: Het is belangrijk voor jou om te communiceren met de toeschouwer, met het publiek. Wat wil je aan hen overbrengen met je kunst? Dat ze zich meer bewust worden van de relatie tussen beeld en geluid, is dat het opzet van je kunst?
HA: Ik wil de kijker bewust, of nieuwsgierig maken naar welke geluiden of klanken er achter een beeld en het maken ervan schuil gaan. Dat ze niet enkel aandacht hebben voor het totaalbeeld, de techniek of de textuur, maar zich ook afvragen wat de geluiden waren bij de creatie van het werk. Die manier van kijken kan, hopelijk, een andere dimensie openen.
HVC: Je leeft nu tien jaar in België, zie je een verschil tussen IJslandse en Belgische kunst?
HA: Ja, in het begin voelde ik een groot verschil. In IJsland is het gebruik van kleur erg belangrijk, vermoedelijk door de prachtige natuur daar maar hier voelde alles veel somberder, grijzer. Misschien drukken de kunstenaars hier ook hun omgeving uit in hun kunst.
HVC: Kan je ons iets meer vertellen over beeldende kunst uit IJsland. We horen van IJslandse muziek, Björk en Sigur Ros, maar hoe zit het met beeldende kunst?
HA: De eerste waar ik aan denk is Olafur Eliasson (1967), je herinnert je misschien zijn ‘The Weather Project’ in Tate Modern in 2003. En dan is het ook interessant om te vermelden dat Björk samenwerkt met jonge IJslandse kunstenaars voor het ontwerp van platenhoezen, kostuums enz. Ze heeft nauw samengewerkt met de Icelandic Love Corporation, die enkele jaren samen met andere IJslandse kunstenaars tentoonstelde in Museum Dhondt-Dhaenens.
HVC: Je hebt John Cage vermeld als inspiratiebron, welke kunstenaar zou je vernoemen als invloed of inspiratie bron voor je beeldend werk?
HA: Ik zou uiteraard Kandinsky moeten vermelden, én Paul Klee, Oskar Fischinger, en Piet Mondriaan. Kandinsky schreef twee voor mij belangrijke werken: ‘Concerning Spirituality in Art’ uit 1914, en ‘Point and Line to Plane’ uit 1926. Hij werkte niet direct met klanken maar hij geloofde dat hij een muzikale ervaring kon evoceren bij de kijker die naar zijn werk keek. Dan is er ook het non-figuratieve werk van Klee en ook zijn ‘Pedagogical Sketchbook’. En natuurlijk de schilderijen van Mondriaan: ‘Broadway Boogie Woogie’, ‘FoxTrot’, en zijn ‘Composition’-reeks.
HVC: Zijn er andere kunstenaars zoals jij actief binnen de twee disciplines.
HA: Ik ervaar veel interesse in het combineren van twee of meer creatieve disciplines. Uit Gent kan ik
Steffie Van Cauter en Hans Beckers noemen die allebei werken met muziek, beeld en performance. Uit Amerika is er Steve Roden die enkele jaren geleden deelnam aan het Happy New Ears festival in Kortrijk. En nog vele anderen.
Steffie Van Cauter en Hans Beckers noemen die allebei werken met muziek, beeld en performance. Uit Amerika is er Steve Roden die enkele jaren geleden deelnam aan het Happy New Ears festival in Kortrijk. En nog vele anderen.
HVC: Wat denk je dat belangrijk is voor een kunstenaar anno 2010?
HA: Belangrijk? Dat weet ik niet. We moeten allemaal onze eigen weg zien te vinden. Voor mezelf tracht ik mij te focussen op mijn kunst, trouw te zijn aan wat is en wat kan zijn.
HVC: En jij? Wil je hedendaagse kunst maken of tijdloze kunst?
HA: Ik wil enkel mijn eigen werk maken, hoe dat dan ook genoemd wordt. Als ik begin na te denken over het maken van ‘nieuwe’ kunst, of ‘populaire’ kunst, dan ontstaat er een druk waardoor ik me niet meer kan concentreren – ik moet me toeleggen op mezelf verder ontwikkelen en op het vrijheid vinden van nieuwe wegen. In verband daarmee is er een citaat van John Cage uit de jaren ’50 waar ik veel voor voel. Hij beschrijft de druk en beperking die het met zich meebrengt als een artiest zijn volgende meesterwerk wil maken. Dat brengt angst en onzekerheid met zich mee; de kunstenaar moet het beter doen dan de anderen, hij moet meer indruk maken dan de anderen… maar dat alles slaat een kloof, een kloof met het leven. Het maken van kunst heeft dan niets meer te maken met leven – het is geïsoleerd, geforceerd.
HVC: Dus voor jezelf heb je die vrijheid nodig waarover je spreekt? Is dat waarom je graag een kunstenaar bent?
HA: Ja, heel erg.
HVC: Noem je jezelf een kunstenaar als mensen vragen wat je doet?
HA: Ja.
HVC: Is dat belangrijk voor jou? Dus voor jou zijn kunstenaar en vrijheid synoniemen?
HA: Ja, wel, het geeft allebei beperkingen maar belangrijker is dat het me heel veel vrijheid geeft.
HVC: Vrijheid om jezelf te ontwikkelen? In tegenstelling tot wat een vaste job je zou bieden? Zie je jezelf de komende 40 jaar werken in je atelier?
HA: Ja, ik kan me niet inbeelden ergens vast te zitten, er moet beweging zijn, voortgang. En ik zou graag
blijven werken in mijn atelier tot mijn laatste dag.
HVC: Wat over feedback? Wat doe je als je onvoldoende feedback krijgt op je kunst?
HA: Hmm…
HA: Hmm…
HVC: Zal je je toeleggen op het maken van kunst voor een groot publiek?
HA: Ik weet het niet, ik denk daar niet over na. Het is niet mijn taak om kunst te maken dat een bepaald publiek wil behagen, ik maak mijn werk en hopelijk is er daarbuiten een publiek voor. Ik maak kunst…
HVC: … voor jezelf?
HA: Ja, zo moet het, het moet iets zijn dat ik wil doen. Het moet waar en eerlijk zijn, van mezelf. Dus ik moet op mijn hoede zijn niet te beginnen denken aan wat anderen van me willen, dan wordt de kunst iets anders.
HVC: Wat is je grootste kwaliteit als artiest?
HA: Aha…?! Misschien mijn gevoel voor tijd, timing?
HVC: En je maakt kunst omdat je je op een bepaalde manier rusteloos voelt?
HA: Dat zou ik niet zeggen, het is meer een manier om mezelf uit te drukken.
HVC: Het is geen therapie?
HA: Nee, niet echt, hoewel het soms wel gezond kan zijn om er een of meerdere te maken, zoals de grote sound-drawings hier op de muur achter me, als je voelt dat dingen de verkeerde richting uitgaan (lacht).
Maar in het algemeen is het mijn manier van spreken, mezelf uitdrukken omdat ik het soms moeilijk heb met woorden, ik gebruik niet graag teveel woorden. Ik heb mijn hele leven gezocht naar manieren om me uit te drukken zonder woorden, daarom teken ik, maak ik muziek, schrijf… Dat zou kunnen te maken hebben met het feit dat ik pas laat ben beginnen praten, zo rond drie jaar…
HVC: Is het misschien omdat je woorden te hol vindt?
HA: Ze kunnen inderdaad hol en vals zijn. Onze daden zijn meer betrouwbaar dan onze woorden. We kunnen onze daden niet verbergen of ongedaan maken zoals woorden. Daarom ben ik bezig met performance-tekenen: de gevolgen aanvaarden, het teken staat op papier en kan niet ongedaan gemaakt, veranderd, verborgen of verbloemd worden. Het is wat het is, het is eerlijk.
HVC: En dus stel je dat je tekeningen, je kunst, niet liegt?
HA: Ze zijn recht voor de raap: what you see is what you get.
HVC: …omdat we de energie, jouw energie, erin kunnen voelen?
HA: (knikt)
HVC: Ik denk dat dit een mooi einde is voor ons interview.
Hilde Van Canneyt, met dank aan Croxhapox.
Hallveig stelt tentoon: Resonant Frequencies, Oude Nijverheidschool, Lindenlei 38, Gent. 16 en 17 oktober 2010 in het kader van de OPEN ATELIERS van NUCLEO.
www.hallveiggkagustsdottir.com
www.hallveiggkagustsdottir.com