Interview met Wim Delvoye (Wervik, °1965), Gentbrugge, maandag 13 september 2010.
Och nee! Toch niet nóg een interview met Wim Delvoye! Inderdaad! En wat voor één!
Hilde Van Canneyt: Ik stel voor eerst een opwarmpraatje te maken alvorens we aan het promopraatje over je nieuwe expo in de Bozar te Brussel praten.
In een interview van vijftien jaar geleden las ik dat je nooit een interview weigert. Is dat nog altijd zo?
Is dat omdat je zo graag over jezelf en je werk vertelt? Of wil je zieltjes bijwinnen en nóg bekender worden?
Wim Delvoye: Ik heb in de loop der jaren beseft dat de zieltjes die je bijwint, niet zoveel meer uitmaken. Uiteindelijk doe je het alleen nog maar voor je eigen ijdelheid. In principe wil ik geen interviews weigeren omdat ik niet hiërarchisch wil denken. Ik wil mijn hoofd niet pijnigen over het feit dat de mensen die me willen spreken al dan niet belangrijk zijn. Of jij nu voor Flash art of voor Flair zou komen: je krijgt dezelfde kansen. Al heb ik daar achteraf soms spijt van natuurlijk, want ik heb niks van filter.
Voor wie een blik in je studententijd wil werpen, verwijs ik door naar het keilange interview in dé intellectuele kunstkrant –sorry
Om erin te komen dus de vraag: Wat staat er in jouw woordenboek bij het woordje kunst?
Delvoye: Het is fascinerend dat het woord kunst nog altijd een soort magie heeft. Een designer hoopt dat zijn ontwerp kunst wordt en een filmmaker wil kunstige films maken. Ik neem aan dat kunst nog altijd een titel is voor iemand die excelleert in zijn werk en boven het ordinaire uitsteekt. In de 19e eeuw ging het over afwerking, nu gaat het over originaliteit. Voor de rest is kunst heel veranderlijk en geen vast gegeven.
Is alles wat jij maakt kunst omdat je het met ‘Wim Delvoye’ handtekent? Stel je jezelf soms de vraag of dat wat je maakt nog altijd kunst is?
Delvoye: Het is allemaal dubbel. De mensen gaan je beoordelen op de vrijheden die je genomen hebt om tot die originele dingen te komen en om het continue succes dat je hebt. Daardoor gaan ze al vlug zeggen: “ ’t Is nen goeien kunstenaar”. Die gegevens gaan de kijkers allemaal in rekening brengen. Maar om tot die originele dingen te komen, mocht ik net niet willen té veel goede kunst maken. Als ik dat persé gewild had, zou ik dat niet gedurfd hebben.Je moet een rare mengeling in je hebben van zowel ambitieus als net niet ambitieus te willen zijn.
Het wankelen op een koord.
Delvoye: Het is belangrijker het studentikoze te bewaren en niet te willen confirmeren dan te willen succes hebben als kunstenaar. Die zucht naar herkenning en succes kan een belemmering zijn om tot nieuwe dingen te komen.
Heb je dat nu meer of minder dan vroeger?
Delvoye: Het is terug dubbel, want je mag net niet proberen om kunst te maken.
Is een goed kunstenaar eigenlijk een interessant kunstenaar?
Delvoye: Weet je wat me irriteert? Een kunstwerk waaraan je voelt: die kunstenaar heeft écht willen kunst maken. Zoals een schilderij waarin alles hoogdravend moet zijn: waarin zowel de liefde als de zon als de Acropolis erin moet zitten. Die schilder denkt bij zichzelf dat hij het maximum aan kunst heeft verwezenlijkt.
Heb je het dan over vakmanschap? Want een Chinees dat je varkens of Cloaca perfect kan naschilderen, kan enerzijds een ‘waw’-gevoel opleveren, maar langs de andere kant noemen we hem geen kunstenaar.
Delvoye: Ik hou van kunstwerken die niet gewild zijn. Ze zijn wel kunstwerk, maar ze hebben dat als kunstwerk niet persé zo gewild om kunstwerk te worden. Soms ben ik losweg wat aan het schetsen en verschiet ik plots, zo van: “ ‘Waw’, wat een schitterend idee!” Ik heb nog een leraar op de Academie gehad en die zei: “Schilderen doe je het best als je op de fiets zit.” Awel, ik geloof daarin.
Met welke andere kunstenaars heb je gedweept toen je (nog) jong(er) was?
Delvoye: Toen ik student was, dweepte ik met het dadaïsme en het surrealisme. Ik hou van kunst die op zichzelf kan staan, wat meestal bij schilderijen het geval is. Al zet je een schilderij op straat, mensen zien dat het kunst is of iets wat er op trekt. Nu heb je meer de bescherming van de galerij of het museum nodig. Als je een Richard Long op het trottoir zou zetten, zouden voorbijgangers zeggen: “Ruimt dienen briel hier eens op.” De mensen hebben een taal nodig om te begrijpen en weten: “Nu moeten we kijken”. Alsof we onze esthetische knop moeten aanzetten en iets voelen voor die stenen die kunst zouden moeten zijn.”
Spreekt jouw kunst voor zichzelf of heeft die een begeleidende tekst nodig?
Delvoye: Ik vind niet dat er begeleidende woorden nodig zijn bij mijn werk. Mensen kunnen googelen en ik heb een website die er goed uitziet. Toen ik als kunstenaar begon, eisten veel mensen een verklaring: “Leg dat hier eens uit!” Maar als ze dat nu nog altijd vragen, heb ik iets van: “Dit is toch niet aan mij om dat uit te leggen, zoek eerst zelf eens iets op, luierik.” Ze kunnen geen verklaring meer eisen. Weet je, mensen willen gewoon te veel service. Terwijl er weinig kunstenaars zijn die zo bereikbaar zijn als ik. Maar ik krijg het wél op mijn heupen als ze me dingen komen vragen als: “Hé, kom eens in Brussel iets vertellen over Rubens.”
Als B.V.– kunstenaar ben je inderdaad publiek bezit en durven ze je waarschijnlijk zelfs bijna te vragen een dancing te gaan inwijden met een varkenshuid op je rug.
Delvoye: Inderdaad, ik voel me soms echt gebruikt als ze me weer op één of ander feestje vragen als gratis kunstwerk. Ik besef ten volle dat die bereikbaarheid vanity is, je moet niet heel bekend zijn om er een beetje te kunnen van leven.
Jouw leven als kunstenaar is toch een never-ending-story? Bij het ontwaken, moet jij toch soms iets hebben van: “Help! Where to start?
Delvoye: Meestal sta ik een uur later op dan mijn werknemers en staat er hier bijvoorbeeld al een camion voor de deur, waardoor ik zo verbaast ben als Alice in mijn eigen Wonderland. Maar ik kan daar echt van genieten.
Kan je die knop ’s avonds omdraaien?
Delvoye: Je blijft in ieder geval in een imago geduwd, want buiten je naasten blijven mensen je in elke situatie als een artiest zien. Je kunt het vergelijken met een pastoor, die ook ’s avonds zijn knop niet kan omdraaien of na 17u tegen de mensen zegt: “Ik ben nu vanavond geen pastoor.”
Om me te ontspannen duik ik daarom liever in een boek of houd ik me bezig met mijn verzameling oude boeken en schilderijen.
Kunnen oude schilderijen je meer bekoren dan hedendaagse kunst?
Delvoye: Ik hou van beide. Er zit deels ook berekening in. Dit om onderscheid te maken in mijn hoofd tussen wat ik zelf maak, het milieu waar ik inzit en het milieu waarin ik koop. Er zit ook een praktisch luikje aan: als ik hedendaagse kunst aankoop, kan het al snel zijn dat de belastingsontvanger me daarop belast. Zelfs al heb ik het kunstwerk niet gecreëerd, het is toch uit mijn sector. Ik kan belast worden op mijn goed oog en kennis van zaken. Dat is ook de aantrekkingskracht van mensen die hier bij mij komen kopen. Ze kunnen het kunstwerk opnieuw verkopen, omdat ze bijvoorbeeld apotheker zijn en geen kunstenaar. Collectioneurs zijn niet belast op de meerwaarde bij verkoop.
Maar ik hoop dat je toch vooral kunst en antiek koopt uit liefde voor die stukken? Want ze hangen hier in je privévertrekken, je kijkt er wel elke dag op.
Delvoye: Een reden waarom ik oude tableaus koop is omdat ze ergens ondergewaardeerd zijn. Het is wel uit liefde, maar de liefde rationaliseer je ook. Er hangen hier zes Delvoyes aan mijn muur, dat is voldoende! (lacht)
Waarom blijf je als een trein verdergaan? Is dat om je demonen te bannen? Of is het eerder uit eerzucht? Of hebzucht? Want uiteindelijk heb je jezelf al genoeg bewezen en al genoeg verdiend om te gaan luieren.
Delvoye: Mijn vriendin zou direct weglopen, of er zouden nog maar weinig vriendinnen overblijven, want ik zou niet meer dé Wim Delvoye zijn hé. (lacht) Waarom doordoen? Omdat ik me nu maar pas goed in mijn vel begin te voelen als kunstenaar. Het zou stom zijn om nu te stoppen. Of ik nu op mijn hoogtepunt ben? Ik hoop van niet! Je kunt maar hopen dat je hoogtepunt binnen tien jaar ligt. Qua hebzucht zou het ook stom zijn nu te stoppen, want het is pas nu dat ik écht mijn zin kan doen, omdat ik financieel onafhankelijker ben. Ook naar kritiek toe kan het me allemaal minder raken.
Zie je je tot aan je tachtigste zo fel doorgaan?
Delvoye: Het is geen tennis hé… je kunt blijven doorgaan tot het ‘op niet vele meer trekt’.
Mis je het soms gewoon niet om in je ukki naar je atelier te slenteren en daar gewoon wat te bricoleren? Want nu ben je grotendeels bedrijfsleider, wat toch veel artistieke energie opslorpt?
Delvoye: Ik vind dat een oud model om alleen naar je atelier te slenteren en daar je ding te gaan doen.
Niet akkoord, de meeste kunstenaars doen het nog in hun eentje in het atelier, zelfs een Michaël Borremans.
Delvoye: Maar hij doet dat oud model zo meesterlijk, dat het uniek is. Hij heeft even goed iemand die zijn boekhouding doet of foto’s neemt van mooie meisjes. (lacht)
Het blijft toch teamwerk, al is het voor een klein schilderijtje waar je dat niet bij zou pretenderen.
Het is niet alleen belangrijk in de 21e eeuw te denken wat de 21e eeuwse kunst zou moeten zijn. Je kunt dat niet loskoppelen van de vraag wat het 21e eeuwse kunstmodel moet zijn. Op het einde van de 19e eeuw hebben we daar enen gezien die zijn oor afsnijdt en zot is en wat kliederde op een doek. Dat kán vandaag de dag niet meer. Dat model is zodanig oud dat het onmogelijk nieuwe kunst kan maken. Je kunt nieuwe kunst niet loskoppelen van nieuwe manieren van werken. Ik heb begrepen dat je om nieuwe kunst te maken een nieuwe manier van werken, denken en organiseren moet hebben. En als het eventjes kan een nieuwe manier van markt maken, samen met een nieuwe strategie en nieuwe wapens.
In de ‘interviewkunst’ is er toch ook geen echte evolutie? Je kunt toch maar van man tot man spreken, meer is er niet. Als ik je binnen twintig jaar kom interviewen, gaan wij hier nog op dezelfde manier zitten, denk ik.
Delvoye: Als die mensen van De Witte Raaf hier kwamen om me op de rooster te leggen over mijn jeugdjaren, werd dat onmiddellijk gecheckt via Google. Ik wist dus dat ik niet mocht liegen. (knipoogt) De eerste kunstenaars die interviews aflegden waren trouwens de Dadaïsten, zij waren de eersten die zich interesseerden en interactief werden met de media. Zij hebben de eerste zaadjes gelegd voor een fenomeen dat nooit eerder in de geschiedenis gezien was. Nog nooit hebben mensen zoveel aan een kunstenaar komen vragen – van Afghanistan tot kunst. (lacht) Het geld dat nu wordt betaald voor kunst is trouwens ook ongezien.
Misschien omdat meer en meer mensen in een keurslijf gedrukt worden en daarom iets buitenissig zoeken in de kunst. Of zoals Picasso zei: “Art washes away, from the soul, the dust of every day life.”
Delvoye: Als er in Parijs een tentoonstelling van Matisse is, zie je een rij van hier tot in Tokio aanschuiven, mensen hebben inderdaad ‘kunst’ – of wat dat dan ook mag zijn – nodig.
Zou er een ander type mensen in de rij staan aanschuiven voor een Wim Delvoye expo dan voor een expo van Matisse?
Delvoye: De mensen die kunst kopen schuiven niet aan, zij zijn onzichtbaar. Het zijn de anderen die dan gedwee aanschuiven en 15 euro betalen om de trofeeën van de rijken te mogen aanschouwen. Ik kan dat niet anders dan als marxistisch zien, als in een klassenstrijd.
Je bent het prototype kunstenaar die zichzelf cultiveert en zijn kunstenaarschap veredelt. Verwijten timidere subtielere kunstpersoonlijkheden je niet dat je een egotripper en aandachtstrekker bent. Of dat je narcistisch bent omdat je deurknoppen maakt met je hoofd erop?
Delvoye: Toen ik die deurknoppen maakte, dacht ik: “Tiens, dat is nog maar de tweede keer dat ik een zelfportret maak, hoeveel schilders zijn me al niet voorgegaan?”
Ah zo, jij bekijkt dat op die manier?
Delvoye: Welja, het is toch ook denigrerend hé? (lacht)
Maar er zullen sowieso kunstenaars zijn die me benijden, maar dat is gewoon omdat ze bitter zijn. Zelf heb ik dat nooit gekend, maar daardoor sta ik nu waar ik sta. Ik heb zelf nooit mijn tijd gestoken in jaloezie of venijn, maar dat is waarschijnlijk omdat ik al succes had op een gezegende jonge leeftijd. Ik verkocht al werken toen ik nog student was.
Maar het is toch niet elke dag feest? Soms moet een mens zich toch eens bezinnen en afstand nemen? Je moet toch ook periodes van frustratie gekend hebben?
Delvoye: Nee, het is met te werken dat je geïnspireerd geraakt. Ik werk net genoeg om geïnspireerd te zijn. (knipoogt)
Hoe ziet een ideale werkdag ten huize Delvoye eruit?
Delvoye: Ik sta een beetje te laat op, houd me ruimschoots een uur bezig met mijn lichaamshygiëne en dan twijfel ik of ik een hemdje of een T-shirt ga aantrekken. (lacht) Maar ogenschijnlijk lijkt het iedere dag hetzelfde: nen jeans met een hemdeke. Maar toch geef ik er veel aandacht aan: “Ga ik nu blauwe of witte sokken aandoen?” Maar voor de rest is het gemakkelijk kiezen tussen mijn stapel jeans van Diesel, er is eigenlijk weinig aan te twijfelen welke jeans van de pak je gaat pakken. (lacht) Ik prijs me gelukkig dat ik niet elke dag me moet wurmen in zo’n kostuum en ik geen strik of das aanmoet.
En erna moet je gewoon de trap op om te kijken of je assistenten flink bezig zijn?
Delvoye: (lacht) Ik ben graag werkgever. Ik vind het fijn dat mensen werk krijgen van kunst. Dat is toch niet te geloven? Wat ik bijvoorbeeld niet leuk vind is dat ik volgende week naar New York moet. Ik heb er echt geen zin in en ben dat wat beu. Ik ben zoals nen oude zanger die zich met zijn bandleden en roadies gewoon nog wat wil amuseren en geen zin meer heeft in toeren. (lacht) Nee, ik vind dat echt te belastend geworden.
Mogen je assistenten je tegenspreken?
Delvoye: Zeker weten! Ik ga je zeggen waarom: ze zijn jonger en ik wil niet de fout begaan om in een bubbel te beginnen leven. Ik wil ook niet hybris worden. Het imago dat ik al van begin af aan heb, is ook heel realistisch. Stel je voor: er komt daar een vedette aan het firmament, maar hij verklaart dat hij niets wil te maken hebben met de technologie en de 21e eeuw en niet onder de mensen wil komen… welja, dat is wel moeilijk vol te houden als je zo niet bent. Ik heb ergens een imago die heel dicht bij de persoonlijkheid van mijn karakter staat en dus erg leefbaar is. Ik geef in interviews grif toe dat iemand als Luc Tuymans een veel socialer en vrijgeviger mens is dan mij.
Ik las inderdaad ergens dat je jezelf egoïstisch noemt.
Delvoye: Dat komt inderdaad uit mijne mond, ja.
Verwachten mensen niet van je dat je altijd de clown gaat uithangen?
Delvoye: Misschien wel. Maar ze nemen mij jaar na jaar ietsje ernstiger.
Ik las ook ergens dat je altijd wel aan het communiceren bent en het liefst met zoveel mogelijk mensen tegelijkertijd.
Delvoye: Door tezelfdertijd met iedereen te babbelen, ontvlucht je ze ook tegelijkertijd. Je kunt weglopen hé. Dat is ook het toffe aan vernissages. Je zegt aan iedereen goedendag, maar iedere minuut komen weer andere mensen goedendag zeggen.
Overheerst het zaken doen en delegeren niet je kunst maken?
Delvoye: Je kan de dingen niet taxonomisch scheiden, het is allemaal één pot nat. Maar het is ook zo dat ik nog nooit zoveel kunst gemaakt heb, net nu ik nog nooit zo zakelijk geweest ben. Het stijgt evenredig. Stel je nu voor dat je strompelt naar je atelier zoals je daarstraks aangaf. Je hebt geen assistent of whatever. Dan moet je ook op je atelier zijn voor iedere koper of galerist die langskomt. Die schilder zonder assistenten moet ook naar de bank en de post, zijn mails checken enzovoort… Hij is zo ook een hele dag bezig is en komt niet altijd aan schilderen toe. Ook dat kan ik uitbesteden. Mijn galeristen krijgen me niet te zien. Ze moeten me niet voor een ‘betonmolentje’ gaan storen. Ik weet als ze mij per se moeten spreken, dat het is om af te pingelen. Vandaag had ik controle van de belastingen en ik ben zelfs niet naar boven geweest. Ik had vakantie vanmorgen! (lacht)
Je getatoeëerde levende en dode varkens waren je eerste grote schot in de roos…
Delvoye: Waarom zou dat de grootste schot geweest zijn? Misschien omdat er zoveel over geschreven is?
De uitvinding en verwezenlijking van je Cloaca noemde je ‘je Pinkstermoment’. Als krantenkoppen dan met titels afkomen als: “Delvoye wereldberoemd” tot “De strontgod”, wat doet dat met een mens?
Delvoye: Dan heb ik natuurlijk iets van: “Waw!” Maar je wordt natuurlijk ook een kartonnen figuur. Waardoor ze je nog meer in een mooi plaatje zetten. De lezers moeten zelfs het artikel niet meer lezen, ze moeten zelfs mijn werk niet zien, het klinkt zo ook al goed: “Iemand die stront verkoopt aan zoveel duizend euro en hij heeft zelfs machines die dat maken…” , voor de meesten is dat waanzin. En elke zomer komt dat terug in de pers, want dan zijn er weer nieuwe lezers die nog niet weten dat die strontmachine bestaat. Als dat werk uit de mode zou geraken, blijft het toch telkens mode door de journalisten die dat neerschrijven. Vroeger hadden we piekmomenten in de pers en zag je het effect ervan in de krant. Maar nu hadden we onlangs twee maanden niks gedaan, maar de pers, dat stopt niet. Het is een zelf voedend systeem. Ze vragen je omdat je bekend bent en op den duur is het losgekoppeld van de oorspronkelijke reden waarom je bekend bent geworden. Op den duur ben je famous for being famous.
Ik ben hier eigenlijk voor het promopraatje van je expo in de Bozar die in oktober opengaat. Iedereen die een beetje je leven in kranten of tijdschriften volgt, weet dat je eerst aan het Peggy Guggenheim Museum in Venetië, dan aan het Rodin Museum in Parijs en nu aan de Bozar te Brussel, een telkens in stijgende hoogte gotische toren hebt neergepoot.
Wil je daar iets meer over vertellen? Je verhaal zal toch in alle kranten staan, dus de mensen hoeven het niet per se via mijn interview te weten te komen hoor.
Zit je kick erin dat je die toren altijd maar hoger en hoger kan maken? Anders zou je die toren toch maar één maal gemaakt hebben?
Delvoye: We hebben er eigenlijk gewoon altijd aan verder gewerkt en we zijn dat nog altijd aan het doen. We waren hier in ’09 aan die toren aan het werken, toen ik dacht: “We zullen hem op de Biënnale van Venetië gaan zetten.” Venetië heeft ons toen niet gestoord, want we werken hier toch digitaal. Toen dan Museum Rodin in Parijs afkwam om iets met hen te doen, dachten we: “Awel, we tonen het vervolg.” Idem voor Brussel nu. Wat ook praktisch is, want het kost massa’s geld.
Door het te exposeren worden de kosten wat gedekt en krijg je weer naambekendheid bij?
Delvoye: Zoiets. Maar we gaan nu de top veranderen, want ik ben van gedacht veranderd. (lacht) We blijven ongestoord verdergaan. Die toren is zodanig groot, dat niemand hem zal kopen, dus ik ben volledig vrij daarin. Of ik me bezig hou met wat volgend jaar ‘mode’ zou kunnen zijn? Nee, dat doe ik niet.
Je piekert niet over toekomstige projecten?
Delvoye: Vroeger wel, maar dat is het voordeel van je goed in je vel voelen. Je piekert minder over geld en vrouwen. (knipoogt) Ik moet toegeven dat mijn werk wel troost biedt als het op andere vlakken minder goed gaat, dan heeft dat een kleinere inpakt dan bij een gewone mens, denk ik. Alles naast mijn werk zie ik als ‘nevenprojecten’. Maar sowieso heb je als je ouder wordt meer eelt aan je ziel.
Hopelijk heb je nog geen eelt op je kunstziel?
Delvoye: Ik heb soms het gevoel dat ik als kind alles bedacht heb en dat ik het nu nog allemaal moet uitvoeren. Ik vermoed dat ik nog geen 20% heb uitgevoerd van wat ik als kind wou doen. Ik herinner me dat ik een grote chocoladefabriek wou hebben. Met de Cloaca heb ik dan toch al een beetje een chocolademachine kunnen maken. (lacht) Ik droomde er ook van om een groot imperium te bezitten en ik was altijd jaloers op figuren als Jommeke of Kuifje die zonder het aan hun moeder te vragen op avontuur gingen. Die gelukzakken leken ook nooit te moeten werken.
Ik heb ook nooit een friction gehad, alsof de kleuterklas rimpelloos overgegaan is in mijn volwassen leven. Alsof ik nooit duchtig heb moeten veranderen.
In de kleuterklas zat ik meestal flink te tekenen en juffrouw Riet zei altijd: “Maar Wim, dat is schone!” Dan hing ze mijn tekening aan het prikbord waardoor alle kindjes altijd naar mijn tekening moesten kijken. Later was tekenen mijn lievelingsles en vakanties waren er gewoon om te tekenen en te schilderen. Mijn ouders vonden dat ook allemaal tof. Ze hebben nooit iets gezegd van: “Jamaar, wat gaade gij hier doen? Kunst? Dat is voor de rare ze!” Als ik dan door mijn vriendjes begon te twijfelen of ik daar wel iets mee zou doen, waren het zij die zeiden dat ik naar de kunstschool moest gaan.
Je ouders zullen inderdaad in je geloofd hebben, want ze hebben je kindertekeningen goed bewaard. In de stadsbibliotheek van Gent zag ik naast je Pig- en Cloacaboeken, ook je boek ‘Early Works 1968 – 1971 ‘ blinken.
Was het geen hovaardig idee te denken dat de wereld op je kindertekeningen aan het wachten was? – Maar ja, niemand was ook aan het wachten op extra shit in de wereld. –
Delvoye: Het stelt ook de vraag: “Waar begint kunst? En wanneer begint kunst, kunst te zijn? Wanneer begint de mens kunst te maken? En waarom zijn kindertekeningen dan geen kunst?”
Toen ik in 2004 mijn kindertekeningenboek uitgaf, was er in die periode bijna alleen fascinatie voor de ready-made en heel veel kunstenaars verwerkten dat aspect in hun werk. Ik vond het interessant om dat boek uit te geven omdat het ook maar kunst was ómdat ik zei dat dat kunst was. Mijn reputatie als kunstenaar werd voor de eerste keer gebruikt voor iets dat geen status had een kunstwerk te zijn: kindertekeningen. Daarom wou ik die in een boek presenteren. Ik heb er trouwens ook tentoonstellingen mee gedaan. Waarom? Marcel Duchamp zegt: “Kijk, dit is mijn kunstwerk, want ik ben een grote luierik en ik doe er niks aan, ik heb er alleen maar over nagedacht en dit is voor mij een statement.” Wel, dan zijn die kindertekeningen die met de hand gemaakt zijn, mooi zijn op een traditionele wijze én dan nog eens van een artiest zijn, zeker kunst. Ze zijn dus evengoed kunst geworden als het urinoir van Marcel Duchamp.
Nog wat vluggertjes.
Hoe zou je je oeuvre onder één noemer samenvatten?
Delvoye: Dat is geen vraag hé. Dat is niet van: “Ik wil dat hier eens weten.” Dat is een opdracht. Je kan dat niet in mijn mond leggen, want ik weet dat echt niet. Jij moet daar op antwoorden.
Mag ik er nog een nachtje over slapen?
Heb je in Wervik nooit tegenkanting gehad toen je je twee ‘parende herten’ op dat marktplein placeerde?
Delvoye: Op VTM leek dat zo, omdat die reporters aan voorbijgangers vroeg: “Wat vind je ervan?” Natuurlijk kan je dan vijf negatieve verklaringen verzamelen. Het was toen dat ik voor de eerste keer de onhandigheid van de pers zag om over kunst te communiceren. Alsof er een schandaal móest van komen.
Wat is het grootste offer dat je elke dag voor je kunst moet maken?
Delvoye: Euch…
De ene kunstenaar zegt: “Ik heb geen privéleven, de ander zegt: ik heb geen tijd om te sporten, nog iemand anders kan geen vakantie nemen, …”
Delvoye: Zeg maar verder, Hilde… je praat me nu eigenlijk frustraties aan. Ik was me er eigenlijk maar half bewust van hoe zielig mijn leven is en hoeveel offers ik elke dag voor de kunst breng. (lacht)
Wat is het beste advies dat je ooit gekregen hebt?
Delvoye: Het beste advies is dat Westvlaamse idee om nog niet te vlug iets te geloven en een beetje achterdochtig te blijven. Ik laat me dus niet te snel voor iemands kar spannen.
In het West-Vlaams kruip je ook altijd: je kruipt in je auto, je kruipt in je bed, we zijn eigenlijk hele dagen in de aarde aan het kruipen, we hebben iets heel realistisch.
Wat heeft kunst je geleerd?
Delvoye: Iedere dag leer je van kunstwerken, ook van slechte kunst dat je bijvoorbeeld op een rommelmarktje ziet liggen. Voor mij mag zelfs het kleinste kunstwerk gezien worden en zelf wil ik er altijd eens naar kijken. Ik zou graag in mijn leven alle kunstwerken zien! En laat de kleinsten tot mij komen! (lacht)
Liefde boven kunst?
Delvoye: Dat zijn geen woorden om in een taal te gebruiken. Liefde is een poëtisch woordje en het is ook geen fenomeen met een centraal zenuwstelsel. Ik heb een groot stuk van mijn piramide gebouwd en daardoor is het soms moeilijk om met iemand iets te beginnen.
Hetzelfde met de markt. Je hebt mensen die tegen ‘de markt’ zijn, maar dat heeft geen centraal zenuwstelsel om tegen te zijn. Maar wij zijn hier ook met een economische exchange bezig: een interviewer en een interviewee. Dat kan je zelfs tussen het beste koppel vinden.
Wat moet er op je grafschrift staan?
Delvoye: Ik wil liever niet in een graf liggen, ik zou graag bewaard worden in een sarcofaag in een frigo. Die frigo mag dan in het huis van mijn naasten staan, waar ze elke dag verse bloemen op mijn frigo leggen. Ik wou frigo’s plaatsen voor mijn familie, ik heb er zelfs al mijn advocaat voor ingeschakeld, maar het kan blijkbaar niet.
Het zal je tegen dan wel lukken, Wim!
Hilde Van Canneyt, Copyright 2010. Met dank aan croxhapox.
Wim Delvoye heeft een expo van 20 oktober 2010 tot 23 januari 2011 in het Paleis voor Schone kunsten, Ravensteinstraat 23, 1000 Brussel.