Interview met Bert De Beul (1961), Antwerpen, 13 januari 1911.
Ik ontmoet Bert De Beul in zijn atelier in Antwerpen. Zijn schilderijen trappelen vol ongeduld tot ze naar zijn solo expo in Geukens en De Vil kunnen. Je zou mijn bezoek aan zijn atelier als een avant-première kunnen interpreteren.
Hij valt direct met de deur in huis.
Bert De Beul: Wat vind je ervan op het eerste zicht?
Hilde Van Canneyt: Vooral een gevoel van rust, eenheid en warmte overvalt me als ik je atelierruimte betreed en je schilderijen in een glimp bekijk… nu ik je schilderijen van dichterbij overschouw, vallen me een verkeersbord, een stuk van een auto en een gezicht op… als ik nog verder op ontdekkingstocht ga, vallen me de abstractere delen op. Ik vermoed dat je schilderijen vooral met kijken te maken hebben: het door iets kijken of naar iets kijken. Ook met zoeken…
Ik weet niet als ik ze ergens zou zien hangen, of ik er onmiddellijk ‘Bert De Beul schilderijen’ zou in herkennen, wat zowel een compliment als geen compliment is.
HVC: Je schilderijen bevatten meestal geen titels, is daar een reden toe?
BDB: Luiheid misschien? Daarnaast wil ik de kijker niet in een bepaalde richting duwen, net omdat ik heel dubbelzinnige dingen maak die visueel op het punt staan in iets anders om te slaan. Met een titel ernaast, is dat kantelmoment weg. Bij ‘dat blauwe werk’ krijg ik uiteenlopende reacties: de ene ziet er een fabriek in, de andere denkt dat het ergens een fragment van een binnenruimte is.
HVC: Zou je het lastig vinden als ik zou blijven doorvragen over wat je geschilderd hebt?
BDB: Als mensen aandringen ga ik er wel op in maar ik doe het liever niet. Mijn antwoord kan veel mogelijkheden wegnemen. Verzamelaars of kijkers die ‘iets’ met mijn werk hebben, vragen me dikwijls niets te zeggen zodat ze hun projecties voor zichzelf kunnen houden.
HVC: Ik denk dat het boeiende in je schilderijen net het feit is dat je ze niet onmiddellijk kan ontleden. Zoals een cd waar je niet onmiddellijk de vinger kan op leggen, maar wel interessanter wordt per luisterbeurt.
BDB: Dat is de bedoeling. Door een bepaalde vaagheid en onscherpte, door te abstraheren en details weg te laten ontstaat een veralgemening, een mogelijkheid tot interpretatie en projectie door de toeschouwer.
HVC: Is een schilderij in vergelijking met een foto niet altijd meer een beeld dat ‘in beweging’ is?
BDB: In dit schilderij met de sinaasappel weet je: dit is een stilstaand beeld, maar toch heb je het idee dat je het in het voorbijgaan gezien hebt, dat je het zijdelings opgemerkt hebt.
HVC: Vanwaar je behoefte een sinaasappel zo duidelijk neer te schilderen?
BDB: Ik pers elke morgen sinaasappels en dan denk je op een keer: Hoe liggen die hier nu? Plots zie je dan de combinatie met de voorwerpen erachter, zie je kleur en vormcombinaties, vind je dat een interessante compositie en haal je je fototoestel boven.
HVC: Ik zie hier ook een portret tussen hangen. Vanwaar je behoefte een redelijk klassiek vrouwelijk portret te schilderen?
BDB: Het is gebaseerd op een foto van iemand die ik ken, maar ik beschouw het niet echt als een portret. Ik heb het drie keer opnieuw geschilderd en het is telkens verder van het oorspronkelijke beeld komen te staan. .
HVC: Wou je een ideaalbeeld schilderen?
BDB: Ik zou niet zeggen dat dit gezicht eruit ziet als dat van een ideaal persoon. Ik kan het ‘waarom’ niet uitleggen. Iets in de uitdrukking sprak me aan of deed me denken aan gezichten in het werk van de Vlaamse Primitieven. Ik begin met het zoeken van een beeld dat me initieel fascineert. Waarom het me fascineert, weet ik meestal niet. Soms neem ik een stuk van een foto die al jaren rondslingert. Dan begin je daaraan te werken. Maar waarom ik het in een bepaalde richting duw? Dat weet ik ook niet. Achteraf voel je als je aan het schilderen bent: dit zit niet goed. Waarom niet? Geen idee. Maar je begint opnieuw. Tot je op een bepaald moment voelt: nu blijf ik eraf.
In wezen vertrek je van iets wat je visueel kent en wat je boeit en je komt uit bij een, voor mij, soort abstract schilderij.
HVC: Dat dan gewoon boeiend of ‘mooi’ moet zijn? Want je maakt aantrekkelijke schilderijen. Ik vermoed niet dat er een verhaal of statement achter zit of dat je de kijker iets wil doen inzien.
BDB: Ik wil ze vooral verleiden om te kijken. De kijker het gevoel te geven: “Tiens, ik heb daar nog niet naar gekeken.” Ik hoor mensen vertellen dat ze na een tentoonstelling van mij ineens overal mijn werk zien in de realiteit. Ze worden zich ervan bewust dat je naar de omgeving rondom jou ook anders kan kijken. Ik schilder eigenlijk banale dingen die mensen herkennen, maar waar ze nog niet eerder bleven bij stilstaan. Dat is geen boodschap maar…
HVC: … de mensen meer op een poëtische schilderkundige manier naar het leven laten kijken?
BDB: Wanneer men gevraagd wordt de kamer die men net verlaten heeft exact te beschrijven blijkt men daar meestal niet toe in staat. We kijken noodzakelijkerwijs selectief en oppervlakkig. We zouden het anders begeven onder de overvloed aan informatie. We kijken ook in stereotypen, een keuken of badkamer wordt bijna altijd op dezelfde manier getoond, of het nu in een reclamefolder of een tv-aflevering is. Ik zoek naar een andere invalshoek die ook mezelf verrast.
HVC: Waarom heb jij dan de behoefte om die beelden te schilderen? Omdat je die beelden anders niet kan loslaten?
BDB: Nee. Ik fotografeer heel veel. Mochten die foto’s het effect hebben dat ik wil bereiken, dan zou ik niet schilderen. Het is door de foto’s te herbekijken, te herkaderen, uit te vergroten, te schilderen – kortom te manipuleren – dat er iets anders ontstaat. Het heeft voor mij ook te maken met de gevoelens die opgewekt worden door een handschrift. Elk handschrift heeft iets zoals een stem dat ook heeft, een soort unieke klank of toon. Hoewel ik mijn handschrift eerder onderdruk of temper, heeft het zijn werking.
HVC: Kom je elke dag naar je atelier?
BDB: Ik kom dagelijks naar het atelier, maar ik schilder zeker niet iedere dag, ik heb hier ook mijn bureau ingericht. Ik ben trouwens een nachtwerker, ook schilderen gebeurt ’s nachts.
HVC: Heb je nog een job naast het schilderen? Je bent kunsthistoricus en vroeger was je collectieverantwoordelijke van het MuHKA in Antwerpen.
BDB: Nee ik heb geen andere job meer sinds ik het museum twintig jaar geleden verlaten heb.
HVC: Ben je een autodidact?
BDB: Ja en nee. Ik kom uit een familie waar vader, grootvader, mijn tante en anderen schilderden als hobby. Ik heb vijf jaar de afdeling plastische kunsten op het lyceum gevolgd. Van kleins af aan werd ik meegesleept naar musea en tentoonstellingen. Wanneer ik wou schilderen of tekenen was alle materiaal gewoon beschikbaar, het was iets heel normaal. Tijdens mijn studies kunstgeschiedenis heb ik minder geschilderd maar toen ik begon te werken heb ik het terug opgepakt.
HVC: Je bent pas op je 31e met je schilderijen naar buiten getreden, maar je had onmiddellijk goede feedback. Je hebt ook enkele grote expo’s gehad in het PMKK in Oostende en in het MuHKA.
Ikzelf heb jouw werk voor het eerst gezien in 2007 in de Modern Chinese Art Foundation in Gent en ik was onmiddellijk onder de indruk van je schilderijen. Ik heb je zelfs nog 4 sterren gegeven als recensent van de Zone09/.
Al heb je niet altijd in the picture gestaan als kunstenaar. Of misschien is dat gewoon je stijl niet?
BDB: Nee. Ik ben een kijker, een toeschouwer. Als middelpunt van de belangstelling kan je niet meer rustig waarnemen.
HVC: Schilder je naar een expo toe of heb je die druk niet nodig?
BDB: Niet echt. Maar je houdt er onbewust rekening mee als je weet dat je binnen een jaar bijvoorbeeld een tentoonstelling hebt. Ergens ontstaat er toch een soort samenhang of zoek je er half bewust naar hoewel je dat niet echt kunt sturen.
HVC: Denk je dat je nu op je hoogtepunt van je carrière staat of denk je dat je nog moet groeien? Of ben je rustig op een zee aan het dobberen?
BDB: Kijk, ik ben al 20 jaar alleen met schilderen bezig en ik vind het een enorme luxe dat ik dat kan doen. Wat me nu vooral interesseert is hoe ik mijn eigen grenzen kan verleggen. Toen ik 25 was leek het gebied dat ik kon verkennen en ontginnen oneindig groot. Nu stoot ik vooral op grenzen. Veel dingen heb ik reeds gedaan, van veel dingen is het me duidelijk geworden dat ze me niet interesseren. De grenzen waar ik op stoot zijn vooral mentale, emotionele en deels technische grenzen, die overwinnen is wat me nu boeit.
HVC: Heb je daar tijdens het schilderen een vertrouwenspersoon voor die je feedback geeft?
BDB: Tijdens het werken wil ik niemand zien. Wanneer iets al een tijdje af is vraag ik wel aan mensen om te komen kijken. Ik hou vooral rekening met de mening van een paar mensen waar ik al een jarenlange band mee heb. Met de opmerkingen van iemand die het werk pas leert kennen, kan ik niet heel veel aanvangen. Praten over iets visueels is erg moeilijk, taal is niet echt het geschikte medium om over het visuele te communiceren. Je moet iemand al goed kennen, weten hoe hij/zij kijkt, denkt en vanuit welke achtergrond en voorkeur om hun oordeel te kunnen plaatsen en vertrouwen.
HVC: Zou het je interesseren welke schilderijen ik de beste of minder sterke werken vind?
BDB: Natuurlijk. Maar of ik daar dan écht rekening mee wil houden is een andere vraag.
HVC: Als je van of naar je atelier gaat, ervaar je dan een soort stress?
BDB: Nee maar ik vertoon wel een soort uitstelgedrag . Het begin uitstellen, treuzelen, maar eens begonnen in een soort roes geraken. Meestal werk ik dan tien of twaalf uur door. Liefst tot het werk af is. Als dat niet lukt herneem ik het een paar weken later. Het grootste deel van de tijd spendeer ik echter niet aan het schilderen zelf, maar aan de voorbereiding: het zoeken, rondlopen, fotograferen, selecteren en het opzetten van de ondertekening en onderschildering. Pas daarna komt het eigenlijke schilderen. Het hele proces duurt gemiddeld een week of drie.
HVC: Het zou je niks zeggen om elke dag te schilderen?
BDB: Het schilderen om het schilderen zegt me niets. Gewoon met verf op een doek bezig zijn is niet bevredigend. Het realiseren van een beeld dan weer wel. Als ik een doel voor ogen heb en weet welk beeld ik wil realiseren en als het dan begint te lukken en het er beetje per beetje dichter bij komt en je denkt ‘jajaja!’, daar doe je het voor. Als je dat doek dan eindelijk ‘om’ krijgt, voel je een soort euforie.
HVC: Je werkt meer als een sportman die zich voorbereid op een wedstrijd en dan in één rush alles geeft.
BDB: Het voelt inderdaad aan als een soort lange sprint. In één keer alles geven.
HVC: Zonder publiek dan, zoals een muzikant die een optreden zou geven zonder publiek.
Ik vermoed dat je schildert voor jezelf, maar uiteindelijk doe je het om te communiceren?
BDB: Communiceren met een schilderij is ontzettend moeilijk, dus ik weet niet of ik het daarvoor doe. Ik zie het eerder als een vorm van iets geven. Ik ben sowieso al niet super sociaal. Ik werk graag alleen. Als ik een paar dagen na elkaar teveel met mensen bezig ben, staat mijn hoofd op ontploffen.
HVC: Is schilderen meer een lust of een last?
BDB: Als ik het niet doe, word ik onhebbelijk.
HVC: Moraal van het verhaal: Je ziet jezelf nog eeuwig doorgaan met schilderen?
BDB: Ik hoop dat ik dit zolang ik leef mag doen.
HVC: Ik houd je aan je woord Bert!
Bert De Beul stelt tentoon van 27 janurari tot 12 maart 2011 in Geukens en de Vil, Pourbusstraat 19,
Antwerpen.
Antwerpen.
Bert De Beul heeft ook enkele monografieën uit.