Categorieën
Interview Uncategorised

Interview met Mieke Teirlinck

Interview met Mieke Teirlinck (1959), Brugge, mei 2011

Hilde Van Canneyt: Dag Mieke. Laten we bij het prille begin starten. Zo kan de lezer zich in jouw verhaal nestelen: je ouders liepen niet meteen warm voor je interesse om een opleiding aan de kunstacademie te volgen. Uiteindelijk is het je toch gelukt om sierkunsten en daarna regentaat plastische kunsten te gaan studeren.

Mieke Teirlinck: Ik volgde aanvankelijk handel. Maar vraag me niet waarom. Het was een richting die me helemaal niet lag. Gaandeweg werd wel duidelijk dat ik ontzettend graag tekende. Mijn tekeningen waren blijkbaar gegeerd en ik gaf ze gretig weg aan de mensen die mij na aan het hart lagen.
Op mijn 15de wachtte het hoger middelbaar en hoorde ik dus een keuze te maken, maar wist helemaal niet welke richting ik uit wilde. Het PMS (nu CLB, HVC) dichtte mij het grootst aantal slaagkansen toe in de afdeling steno-dactylo. Een beetje slaafs volgde ik dan maar dat advies, want mijn ouders wisten het evenmin.
Op zeker ogenblik echter liet een leerkracht blijken dat deze Mieke toch wel meer in haar mars had… Ze wist dat ik ontzettend graag tekende, had dus vragen bij mijn “studiekeuze” en suggereerde een kunstrichting als een veel betere optie. Thuis waren ze echter terecht bezorgd om mijn toekomst. Mijn ouders hadden immers de oorlogsjaren en de daarmee gepaard gaande armoede aan den lijve ondervonden… De suggestie werd dan ook niet bepaald positief onthaald. Begrijpelijk… Maar omdat het voor mij echter hoe langer hoe duidelijker werd dat dàt het voor mij was, heb ik hen finaal toch over de brug gekregen! Dat ik Regentaat volgde stemde mijn ouders dan weer gerust, hier zat tenminste al meer mogelijkheden voor de toekomst in…
Zo nam dan in 1976 mijn kunstopleiding in de Maricolen (Brugge), in de afdeling Sierkunsten, een start. Dat was mijn vlucht. (lacht) Een gigantische opluchting ook. Ik was een gelukkiger mens. Na deze studies ben ik, zoals je al aangaf, regentaat plastische kunsten gaan volgen.


HVC: Daarna ben je via je man in het buitenland terechtgekomen. En daar heb je les gegeven.

MT: In 1984 trokken we inderdaad voor 3 jaar naar Suriname, waar mijn man via het VVOB in de Tropische Bosbouw was tewerkgesteld. Het was een schitterende leefgemeenschap met Chinezen, Javanen, Creolen en Hindoestanen. Voor mij is dat een onuitwisbare belevenis geworden! Bij ons thuis organiseerde ik er creatieve middagen met kinderen tussen 6 en 12. Ik had daartoe een ruimte ingericht met alles erop en eraan! Een heerlijke tijd was dat! En wat hield ik van die grote variatie aan kinderen. Zo verrijkend!
Daarnaast gaf ik er ook tekenles in een middelbare school. De leerlingenpopulatie bestond er uit jongeren die nog een tweede en laatste kans kregen… De school van de ultieme kans, zeg maar. Qua programma was ik volkomen vrij, wat een bijzondere uitdaging was. Ik speelde er graag in op de interesses van de kinderen. Beetje bij beetje zetten we stapjes vooruit. Stel je voor: na verloop van tijd kon ik ze zowaar warm krijgen voor het perspectieftekenen. Het einddoel was het ontwerpen van een futuristisch dorp. Ik genoot met volle teugen van hun overgave en de trots waarmee het resultaat hen vervulde. De resultaten waren prachtig.
Omwille van de oorlog in het binnenland moesten we in 1987 naar België terugkeren.
HVC: Terug in België, heb je het lesgeven teruggeschroefd.

MT: In 1988 beviel ik van ons dochtertje. Toen ze amper 3 maand oud was trokken we naar Frans Guyana, dat naast Suriname ligt, om er samen met 2 Chinese vrienden een houtzagerij uit de grond te stampen. We woonden er in St-Laurent du Maroni, het kleine kustdorpje waar vroeger de Franse gevangenen per boot aankwamen (Papillon)… Daar waren vluchtelingenkampen voor de mensen uit het binnenland. De oorlog van Brunswijck en Bouterse woedde er nog steeds. We zijn er helaas amper een jaar gebleven.
Pas terug in België werd mijn zoon geboren. Maar er was niet alleen nieuw, sprankelend leven. Het was ook een periode waarin ik in een tijdspanne van nauwelijks 2 jaar maar liefst 6 familieleden verloor. Kort na elkaar stierven toen ook mijn beide ouders.
Toen we opnieuw de kans kregen om naar het buitenland te trekken, was ik er emotioneel niet klaar voor. Ik wilde opnieuw gaan studeren: beeldhouwkunst (waarmee ik al was begonnen voor mijn periode in Suriname) of schilderkunst.



HVC: In Brugge heb je illustratietekenen gedoceerd. Ondertussen volgde je acht jaar schilderles aan de academie van Brugge. Je kreeg er ook les van kunstschilder Robert Devriendt.

MT: In 1992 ben ik in het Deeltijds Kunstonderwijs met schilderkunst begonnen. Bij Robert Devriendt heb ik echter maar één jaar les gevolgd. Vervolgens was er Lode Blomme, iemand met een zeer scherp oog, die bovendien sterk aanvoelde waar ik naar toe wilde, en voor wie ik dan ook voor de resterende jaren specifiek zou kiezen. Hij was het die me intens en geduldig leerde kijken, zoeken en vergelijken, om finaal beter te “zien”, zodat datgene wat ik neerzette zo correct mogelijk weergaf wat ik zag. Dàt was ook wat ik wilde. Tijdens het schetsen leerde hij me om me optimaal te concentreren. Tot dan was dàt immers een beetje mijn zwakke punt. Ik was namelijk heel nieuwsgierig en vol ongeduld.
HVC : Waardoor je nu nog altijd gebeten bent door het schilderen van wat je ziet?

Als kind observeerde ik al heel veel en ik kon daar intens van genieten. Vooral het spel van licht en schaduw op de dingen en het veranderlijke hierin naargelang de tijd verstreek. Ik denk hierbij pakweg aan de schaduwen in het gras veroorzaakt door de wapperende was aan de lijn, de krachtige lichtbundel die het donkere kolenhok binnendringt… Hieromtrent is zelfs nog een verhaaltje in de familie blijven hangen… Van toen ik mijn Eerste Communie deed… (lacht)
HVC: Aanvankelijk wou je boetseren, want tekenen en schilderen leek je te lineair. Waarom heb je dan toch voor schilderkunst gekozen?

MT: Vooral de tekenkunst was me te lineair. Boetseren deed ik ontzettend graag. Voor we naar het buitenland trokken was ik daar trouwens al mee begonnen. Naar aanleiding of oorzaak heb ik het raden – nog steeds -, maar eens terug in België was er weer die drang om te tekenen en te schilderen. Ik wilde ook iets nieuws proberen. Ik besloot uiteindelijk om een opleiding schilderkunst te gaan volgen. Het was iets wat ik nog niet kon. Niet kende ook. Gaandeweg werd het me duidelijk dat ik meer schilder dan tekenaar was. Het lineaire aspect van het tekenen begon me zelfs te irriteren. Pen en potlood werden aan de kant geschoven en op school werd houtskool mijn nieuwe tekenmateriaal. Ook dit lag weerom dichter bij het schilderen… Al wat met smeuïge verf te maken had fascineerde me nu. Daarbuiten was er niets meer. Voor mij was en is er niets boeiender dan kleurvlakken naast en op elkaar zetten, met verf en penseel licht en donkerte scheppen, zodat er diepte ontstaat. In feite boetseer ik met kleuren tot de vormen zich manifesteren. Ook het risico van dit avontuur daagt uit: ofwel wordt het een Aha-erlebnis of het loopt faliekant af… Dat hele proces houdt me in de ban. 



HVC: Lag je interesseveld onmiddellijk bij de klassiekers in de schilderkunst zoals het stilleven, het landschap, het naakt en het portret?

MT: Niet meteen. Ik wilde goed leren schilderen. Punt. Om het even wat, maar het moest en zou worden wat ik zag. Dus schilderde ik aanvankelijk wat mij door de leerkrachten werd opgelegd. Ik ontdekte wel snel dat de figuratie mijn ding was. Mondjesmaat groeide mijn interesse om mensen te portretteren. Ik heb immers altijd graag naar mensen gekeken, ze geobserveerd. Ze intrigeren, vooral in hun verscheidenheid en eigenheid… In portretten kon ik op mijn manier de typische karaktertrekken beklemtonen.
Toen ik later thuis in mijn eentje aan de slag moest, bouwde ik langzaamaan het aantal uren schilderen op. Op de duur was ik zo’n 6 uur per dag aan de slag. Toen de kinderen nog klein waren, kon dat ook niet. Ik heb dat gaandeweg moeten opbouwen.
Ik deed een beroep op modellen. Aanvankelijk poseerden ze een halve dag. Daarnaast zocht ik ook naar “uitdagende” onderwerpen uit mijn directe omgeving : bloemen, planten, potten en vazen uit glas en keramiek. In deze periode was ik vooral gefocust op materieweergave en het spel van licht en donker. Vooral van licht.
Geleidelijk aan koos ik voor het schilderen van groenten en fruit. Ik koos ze met grote zorg. Zo kwamen de vergankelijke voedingswaren in beeld. Door de warmte van de lampen verhitten, stonken en/of verkleurden ze. Maar ik had het er voor over. Hetzelfde lot waren het vlees en de vis beschoren… Het bestuderen en het weergeven ervan was voor mij veel belangrijker, en dit moest dus noodgedwongen behoorlijk snel te gebeuren.
Later kwamen de taartjes, de pasteitjes, de pralines en de koekjes: verrukkelijke lekkernijen die al van in de winkel mensen aan het verleiden waren. Ik wilde die specifieke verleidelijke eigenschappen ervan vastleggen, uitbuiten ook, en zo via het schilderij de kijker het water in de mond laten krijgen! In tegenstelling echter tot de makers/verkopers van het lekkers, opteerde ik voor een totaal ontbreken van enige vorm van randversiering. Ik schilderde het onderwerp in volslagen afzondering: geen entourage, geen franjes! Alle aandacht ging alleen naar het felle lichtspel en het te schilderen onderwerp met al zijn mogelijke schaduwen. Later maakte ik het mezelf nog moeilijker, maar meteen ook nog een pak boeiender door er een glazen plaat onder te leggen. Zo ontstond immers ook nog eens de zacht getinte weerspiegeling. Intrigerend, die omgekeerde wereld! Dat werd voor mij echt het uiterste wat ik er schilderkundig uit kon halen. Niet enkel het gebakje, maar ook nog eens een afbeelding ervan als weerspiegeling.
Maar op de duur had ik figuurlijk een beetje de buik vol van dit soort stillevens. Ik wilde naar buiten. Vooral om sneller te leren werken en de dingen vlugger te leren capteren. Geen beter middel daartoe dan buiten te gaan schilderen!


HVC: Daarom ben je ook beginnen schilderen naar de natuur, naar landschappen.

MT: Het werd schilderen in weer en wind en ook nog eens vechtend tegen de tijd. Een onvoorstelbare ervaring! Het schilderij moést binnen een tijdspanne van 5 uur afgewerkt! Ik werkte met de verandering van de natuur mee : wanneer het donker werd, werden ook mijn kleuren donkerder, stak de zon de kop op, dan veranderde ik meteen alles… Een beetje gek, ik weet het wel, maar een schitterende ervaring! Buiten word je met zo veel veranderlijke elementen geconfronteerd dat je je telkens opnieuw moet aanpassen, zeker wanneer je met onstabiel weer te maken krijgt. Een bewolkte of een heldere hemel, hevige wind of volslagen windstilte, regen of mist en aan zee nog eens eb en vloed op de koop toe. Ik heb nog geschilderd met mijn knieën in het water, want het werk moest af!
Het is moeilijk om de thema’s in mijn werk keurig op een rijtje te plaatsen. Eigenlijk heb ik ze gedurende lange tijd zowat allemaal beoefend, al naar gelang van mijn voorkeur van het moment. Zo kon ik moeilijk binnen blijven wanneer het mooi weer was. Dan trok ik graag naar de kust om duinen en zee te schilderen. Later werden de Kapen van de Franse kust een behoorlijk lange tijd mijn werkterrein. Zo heb ik aan Cap Griz Nez en Cap Blanc Nez zelfs een beetje mijn hart verpand. Ik ervoer er dat ik erg graag rotsen en zee schilderde, beide oerelementen met verf en penseel probeerde te trotseren bij manier van spreken. Het geklots en gehuil van het water geven me een boost van energie waardoor ik sneller en intensiever ga werken, wat zich ook uit in een feller penseeltoets. Ook de kusten van Normandië en Bretagne, de Spaanse Pyreneeën en Ierland trekken me heel erg aan.
HVC: Dat is inderdaad iets heel anders dan in een besloten atelier werken.

MT: De sfeer van de omgeving waarin ik ben ondergedompeld is erg bepalend voor de manier waarop ik schilder. Maar ik hou van afwisseling. Zo speelt in het atelier bijvoorbeeld ook de muziek een grote rol. Is die ritmisch, dan ga ik sneller en intensiever werken. In het andere geval ga ik langzamer of behoedzamer tewerk. De sfeer is voor mij dus van primordiaal belang!
Ik heb het er zo moeilijk mee om naar een foto te werken. Buiten krijg ik immers zo veel meer impulsen, gegevens en “informatie” die ik absoluut nodig heb, dan van een 2-dimensionale foto die – voor mij dan toch – onmogelijk de totaliteit van de sfeer kan bevatten. Het gaat om het geheel : wind, geuren, geluiden, temperatuur, licht…, allemaal info die mij aangeeft waarom wat ik schilder er nu precies zo uitziet en niet anders. Hetzelfde geldt natuurlijk voor het werk in het atelier.
HVC: In 1995, op 36-jarige leeftijd, was je laureaat van de Flori Van Acker-prijs. Je debuut maakte je pas in 2001, in de Bogardenkapel in Brugge. In een recensie beschreef kunstcriticus Johan Debruyne (ART), die veel over je geschreven heeft en ook een soort mentor voor je blijkt te zijn, dat Lucian Freud (1922), Manet en Cézanne niet ver weg waren in je werk. Klopt dat? Was je beïnvloed? Of was het veeleer een projectie die Debruyne maakte?

MT: Dat was wat hij er in zag, vind ik. Het is trouwens een verwijzing die meerdere mensen maken. Ik zoek er zelf naar welke overeenkomsten er kunnen zijn. Het zijn uiteraard heel grote namen en ik ben een kleine garnaal…



HVC: Wat waren jouw invloeden destijds? En welke kunstenaars prikkelen je tegenwoordig?

MT: Ik kijk naar heel wat schilders en schilderijen uit diverse strekkingen en periodes. Vooral naar werken die a.h.w. al in de verte naar mij lonken. Ik wil dat absoluut weten waarom ze me fascineren en vanzelfsprekend kijk ik dan ook naar de techniek en de penseelvoering. Donker of heel licht… het koloriet maakt niet uit. Ik kijk ik graag naar Frans Hals, Goya, Whistler, Breitner, Isaac Israëls, Monet, Manet, Cézanne, Vuillard, Auerbach… Het zal een amalgaam van schilders uit uiteenlopende epoques zijn die mij dingen hebben bijgebracht. Bij de kunstenaars van nu zijn dat Lucian Freud en Michaël Borremans. Die magnetiseren mij! Totaal verschillend werk, maar van een immens hoog niveau.
Het impressionisme heeft op mij een serieuze impact gehad. Het vibrerend licht, de losse toetsen, de kleurvlakken die vormen scheppen.
Kijk, Lucian Freud, hé, die heb ik toevallig in de bibliotheek van de academie ontdekt! Ik was er onderste boven van. Ik merkte dat ook hij de vormen omlijnde, zoals ik toevallig bezig was. En wat een penseeltoets!!! In zijn werken de penseelsporen bestuderen van elk hokje van 10 bij 10 cm is al een avontuur op zich. En elk spoor wordt weerom anders, al naargelang van de materie die hij weergeeft. Fantastisch! Ik voelde de behoefte om iedereen met hem kennis te laten maken.
HVC: Je werk leek dus onbewust op dat van Lucian Freud?

MT: Iemand vroeg me inderdaad eens waarom ik als Lucian Freud schilderde. Hij vond ook dat ik van zijn stijl moest afwijken, mijn eigen stijl volgen. Ik wist bij God niet waar ik het had, want ik schilder niet anders dan wat ik schilder in de hoop hierin te excelleren. Het is ergens wel leuk dat men die link legt, maar niet indien deze een vermoeden van nabootsing impliceert.
HVC: Iemand nabootsen word je toch meteen beu.

MT: Ik zou het nooit doen, omdat ik vanaf het begin reeds naar mijn eigen eigenheid zoek. Dat vind ik veel boeiender. Akkoord, je bent altijd ergens wel onbewust door één of door de andere schilder beïnvloed, maar nabootsen ligt mij absoluut niet.
HVC: Gisteren toonde ik je werk aan een kameraad. Hij zag één van je glacis sculptuurtjes en legde meteen de link met Borremans. Zie je dat als een compliment?

MT: Ik krijg stilaan het vermoeden dat mijn werk geregeld aan iemand gelinkt kan en zal worden. In mijn laatste werken wil ik meer inhoud brengen, maar geen voorgekauwde inhoud waarbij de kijker meteen ziet wat het is. Ik wil doen twijfelen, vragen ontlokken. Ik wil tot gissen en nadenken stemmen.
HVC: In die zin heb je een enorme evolutie gemaakt de voorbije jaren. In 2007 schilderde je in je reeks ‘Outdoors’ mensen met een verstandelijke handicap. Als toeschouwer zie je vaak pas bij een tweede observatie dat er iets “scheelt”. Hierdoor bekijk je de portretten anders. Met één van die portretten ben je naar Londen getrokken om er mee te doen aan de BP portrait Award en was je geselecteerd.

MT: Inderdaad. Ik wil inhoud tonen, maar niet de gewone inhoud. Ik wil ook het minder gekende, het andere, het kwetsbare laten zien. En misschien is het verschil wel niet zo groot als we denken dat het is… Wellicht oordelen, veroordelen of catalogeren wij veel te snel.




HVC: In “Corpus Vijf” heb je negen volslanke naaktmodellen met de rug naar de toeschouwer geschilderd.

MT: Dat waren professionele modellen! Voor mij was deze reeks eigenlijk een soort hommage aan de mensen die poseren. Je moet het immers maar doen: je continu letterlijk, maar eigenlijk toch ook figuurlijk blootgeven. Op de koop toe moeten ze kritiek op hun uiterlijk incasseren, verdomd lastige poses aannemen en dan heb je nog de vaak meedogenloze studenten… Daarom heb ik ze in rugzicht geschilderd: even weg van de voyeuristische blikken, even afgezonderd, voor even de kwetsbaarheid aan het oog onttrokken.
HVC: Het inhoudelijke is gelinkt aan de kwetsbaarheid van de mens in de gemeenschap in het algemeen.

MT: Vooral aan de kwetsbaarheid van het individu en de kwetsbaarheid van het individu in de gemeenschap. Je kan deze schilderijen ten opzichte van elkaar bovendien zo positioneren dat ze met elkaar communiceren. Maar mekaar negeren is net zo goed mogelijk. Je kan ze in groepjes met elkaar in contact brengen, maar je kan ook de eenzaamheid extrapoleren. Dat komt omdat ze uiteenlopende kijkrichtingen hebben. Het is een concept dat ik ook in mijn portretten voor ‘Brugge 2002’ gehanteerd heb, maar in dat specifieke geval om een continuerende kijkrichting in het geheel te brengen. Zo heeft het eerste portret contact met het 2de, het 2de met het 3de etc. De rij wordt afgesloten met Jean-Pierre Drubbel, de directeur van de Dienst voor Toerisme. Zijn blik is naar buiten gericht : naar de toekomst, naar iets wat het vervolg hoort te zijn van wat in “2002” in de stad Brugge op gang werd gebracht.



HVC: Een uitspraak van je is: “Mollige modellen stralen passionele levenskracht uit.” Mooi gezegd!

MT: Ik schilder de mens zoals hij is, in zijn complexiteit. We zijn zoals we geschapen zijn. Punt. Het is de verscheidenheid die alles zo ontzettend boeiend maakt…
HVC: Je bedoelt dat je imperfectie mooi vindt?

MT: Onze smaken verschillen. En gelukkig maar. Wat is perfect? En wat is dat niet? Ik lever geen kritiek en wil dat bewust niet. Ik schilder de mensen zoals ze zijn.
HVC: Verwijs je hiermee naar de kritiek die mensen door de maatschappij opgekleefd krijgen als ze niet volgens de normen van die maatschappij leven? Waarom moet een mens zich altijd schamen voor de medemens? Voor het anders zijn en jezelf zijn?

MT: Ik schilder de mensen met respect. Ook de zgn. “andere” mens die helaas nog steeds nauwelijks geïntegreerd raakt. Ik vraag me wel eens af: “Wié is de “andere”? Is dat de kijker of is dat de resident van het dienstencentrum Ter Dreve?” Zijn wij “normaal” omdat we met meer zijn? Omwille van een kwantum? Dat kan toch niet? Wat indien het andersom was? Daarom ook kijken deze portretten de kijker heel direct aan: oog in oog. Er is geen ontkomen aan. Vluchten kan niet (meer) Het gaat om het aanvaarden zoals we zijn. Confrontatie. Ook met het onbekende. Wat voor velen moeilijk lijkt. Mocht je weten hoe graag ze erbij horen en hoe graag ze knuffelen! Het is de grens met het onbekende die ik met dit werk alvast wil overschrijden door het op diverse plaatsen te laten zien. Deze reeks heet dan ook “OUTDOORS”.
HVC: Gerda Vanderkerken van galerie Het Zwart Huis (Knokke-Heist) heeft in 2007 met jou in de Mercator (Antwerpen) de tentoonstelling “Mieke Teirlinck” gemaakt. Nu haalt ze je binnen in de galerie die bekend staat om zijn schilderkunst. Ga je daar een combinatie van reeksen tonen?

MT: Er zal veel nieuw werk te zien zijn. Ik zal uiteraard ook vroeger werk tonen. In principe al wat op het thema “fragile” betrekking heeft. Broosheid in al zijn aspecten, in de letterlijke en figuurlijke betekenis van het woord. En geen materiaal dan porselein symboliseert dat  kwetsbare zo treffend.


HVC: Onder die noemer heb je ook de reeks ‘Paradis Perdu’ geschilderd. Een “geschonden” popje wordt in combinatie gebracht met porseleinen figuurtjes…

MT: Een artikel over autisme en hoe kinderen zich via poppen uiten, bracht me op dit idee. Ik begon poppetjes en porseleinen postuurtjes te verzamelen die ik zou gebruiken om het existentiële op een bijzondere manier onverbloemd vorm te geven. Het evolueerde tot een spel met poppen, maar dan niet uit het oogpunt van het onschuldig en niets vermoedend kind, maar  uit dat van het volwassen geworden kind dat intussen met de harde realiteit in aanraking was gekomen… Zo kwam het gebarsten en gelijmde porseleinen popje bij mij terecht, het fragiele popje waar het in de reeks ‘Paradis Perdu’ om gaat.
De “Paradis Perdu”-reeks werd zodoende een beeldverhaaltje. Het naakte popje in zijn gewrongen houding roept vragen op, terwijl het donker kleurenpalet de geladenheid accentueert. Het wezenlijke is hier het zorg dragen voor de anderen!
Ik plaatste wat figuurtjes bijeen en kwam zo tot een klein verhaal. Het nijlpaardje, de fee met de fruitmand en de fluitspeler… Ze ontfermen zich over het gekwetste kind. Weet je, het nijlpaard zou in de Egyptische traditie symbool staan voor beschermer van het ongeboren kind. Daarom kreeg het (speelgoed)dier in mijn verhaal een rol toebedeeld. Het nijlpaard vindt het gekwetste, roerloze popje en betrekt er de fee bij. Die verzorgt het kind en geeft het te eten. Het krijgt ook kleertjes…Wat later komt de fluitspeler in beeld. Hij blaast het popje nieuw leven in…
Het werd op de duur een soort passie en ik ging verder zoeken. Ik zette de onvolmaaktheden van “mijn” poppenarsenaal in de kijker. Zo kleedde ik een perfect uitziend popje met kanten kleedje uit en ontwarde de ijzeren staven waarmee het zo “strak” werd gehouden. De armpjes waren dan weer met “mousse” bekleed. Het werd me duidelijk: ook in de poppenwereld is maar weinig wat het lijkt. Op het schilderij zet ik die onvolkomenheden letterlijk in de verf. Er zit ook een verwijzing naar mijn eigen puberteit in, toen ik van kin tot heupen in een ijzeren korset geprangd zat…



HVC: Je hebt het over kwetsbaarheid. Je schilderde ook ingepakte kinderschoentjes, een kind met beugeltjes…

MT: Het kind met beugeltjes verwijst naar onze kwetsbaarheid, naar onze gezondheid als broos en belangrijk goed. De babyschoentjes zijn dan weer die van een intussen volwassen geworden meisje. Ze werden gekoesterd en met zorg ingepakt en opgeborgen. Het gaat om het koesteren van wat met het opgroeien te snel verloren gaat: onschuld, spontaniteit, het kommerloze…



HVC: … waar mensen niet bij stilstaan. Je hebt ook portretten gemaakt over het spreekwoord ‘Horen, Zien en Zwijgen’.

MT: Een vriend van mij heeft hiervoor geposeerd. Zijn extreem mager en bleke lichaam, evenals de jaren van lijden en pijn die hij doormaakte inspireerden me tot de reeks ‘horen, zien en zwijgen’. Het gaat over lijden en het helen van wonden. De man had bepaalde zaken veel beter niét meegemaakt, niét gehoord, niét gezien… Ik gebruikte verband en pleisters uit de apotheekkast. Ze verwijzen naar kwetsuren en het helen ervan. 



HVC: Je hebt ook een getrouwd koppel met “bandage” ingepakt. Gaat dat over de kwetsbaarheid van een getrouwd paar?

MT: Inderdaad. Mensen kunnen elkaar pijn doen, zeker als ze zo dicht bij of op elkaar leven. Soms zijn die wonden moeilijk te helen. Dit werkje gaat over de intenties om de brokken alsnog te lijmen.
HVC: Ik denk aan de uitdrukking van Jean Dubuffet “L’art est une blessure qui devient lumière”. Kunst is een blessure die licht wordt. Is dat voor jou van toepassing?

MT: Kunst zaait twijfel en kan kwellen. Maar ze heelt ook wel. Ik zou niet zonder kunnen!
HVC: Nostalgie is je ook niet vreemd. Je hebt ook een pop ingepakt in bubbelplastic en vervolgens geschilderd.

MT: Dit schilderij heeft met afscheid te maken. Inderdaad van de jeugdjaren, maar in dit geval van jeugdjaren waaraan je liever niet wordt herinnerd. Een kommerloze jeugd is helaas lang niet voor iedereen weggelegd. Er zullen sowieso wel leuke momenten geweest zijn, maar die zijn zeldzaam… Hoe dan ook, ook deze worden gekoesterd, omdat het je ‘eigen’ nest was… Ik zelf had gelukkig ouders die van mij hielden en goed voor mij zorgden, maar dat geldt niet voor iedereen. 

HVC: Heb je geen zin om op een wit canvas je eigen zielenroerselen te schilderen zonder iets of iemand als voorbeeld?

MT: Tot nog toe nog niet. Maar misschien breekt dat moment ooit aan.
HVC: Je hebt een reeks glacis sculpturen geschilderd. Ik denk bijvoorbeeld aan de weergave van een eendje. Voorwerpen en wezens die een reflectie uitstralen dragen vaak de voorkeur in je schilderwerk. Heeft dat iets te maken met beschermen of afschermen?

MT: Met het schilderen van de blinkende materie probeer ik de breekbaarheid van het porselein op zichzelf zo goed mogelijk weer te geven. Maar glanzende materies kunnen net zo goed verlatenheid en kilte oproepen. Zie het rechtopstaand eendje, op de spiegel. Dit symboliseert voor mij kilte en leegte, een onvervuld verlangen, eenzaamheid.
HVC: Johan Debruyne schreef ooit over je werk: “Ze zoekt niet meer naar nieuwe schilderkundige wegen. Het enige wat ze wil is goed en krachtig met verf de essentie van het leven weergeven.” Klopt dit nu nog?

MT: Dit klopt nog altijd, maar ik zoek intussen naar meerdere mogelijkheden, naar beelden,  vormen en situaties om dit gestalte te geven.
HVC: In de figuratieve schilderkunst is de openheid van het beeld sowieso belangrijk. Jouw beelden hebben vooral een effen achtergrond met daarin het afgebeelde onderwerp. Naar mijn mening laat het genoeg open. Net omdat je je achtergrond zo sober houdt, komt het onderwerp sterk naar voren.

MT: Klopt. De achtergrond lijkt “effen”, maar zit bij nader toezien toch vol kleuren en loopt ook over van licht naar donker. Maar dat is het dan ook. Ik wil niets dat de aandacht afleidt.
HVC: Je schilderde ook nog enkele engelfiguurtjes. Je noemt ze “Dartels”…

MT: De Dartels geven ‘joie de vivre’ weer. Daar is wel eens nood aan… Ik probeer inderdaad het vrolijke, onbezorgde en dartele van het leven weer te geven. Iets wat doorgaans helaas erg vluchtig is…

HVC: Eén van je sterktes is je penseeltoets. Ben je je daar van bewust? Ik krijg warm van je schilderen en van de manier waarop jij iets weergeeft.

MT: Ik ben iemand die mijn schildertoets extra in de verf wil zetten. Een bizarre uitdrukking voor iemand die schildert… Voor mij is dit mijn signatuur, mijn handtekening… handschildering eerder. Ik zie dat ook zo bij collega’s! Het maakt je werk krachtig. Vaak ga ik in musea kijken “hoe” iets is geschilderd. Het zal u niet verbazen dat ik bij een klepper als Freud uren naar de penseelstreken kan staan kijken. Van één enkel schilderij! Naargelang van de materie die hij wilde vormgeven gebruikte hij een andere penseeltoets: glijden, schrapen, doppen… Zachte toetsen, harde, lange halen, korte…Intrigerend!!!
Bij de oudhollandse meester Frans Hals (1583-1666) moet je eens naar dat kantwerk kijken. Subliem.
Bij de selectie van de ‘International Portrait Gallery’ viel me het overaanbod van het fotografisch schilderwerk op. Zelf mis ik daarin de ziel van de maker. Het zijn technisch gezien één voor één weliswaar knappe werken. Maar hier houdt het bij mij dan ook op.
HVC: Ik weet wat je bedoelt. Je hebt mensen die niet aangesproken worden door schilderkunst. Anderen worden net warm van een goed getrokken penseelstreek. In een museum kan ik soms gewoon een gezicht zien en me afvragen hoe een schilder dat heeft opgebouwd. In drie penseelstreken kan je een oog schilderen, hé?

MT: Met een bolletje alleen al kan je een oog schilderen…
Ben je in Parijs naar de Manet-tentoonstelling geweest in ‘Le Grand Palais’? Mijn mond viel open. Ik heb ontzettend genoten van zoveel kwaliteit bij elkaar! Dat er enkele topwerken ontbraken stoorde me geenszins. Zelden heb ik zoveel mooie schilderijen bij elkaar gezien.



HVC: Even over goed en slecht werk. Ik heb ongeveer 25 werken gezien in je atelier. Zijn er voor jou dan maar vier topwerken? Wat doe je met de “mindere” werken?

MT: Wat is goed werk? Wat is slecht? Eerlijk, ik raak daar zelf niet altijd uit. Ik moet de schilderijen wat apart zetten en af en toe alles opnieuw bekijken. Wat ik na een aantal keren te hebben herbekeken nog steeds interessant vind, catalogeer ik bij ‘goed’. Ik selecteer heel streng. Wat finaal niet bij “goed” terecht komt, zal ik nooit tonen. Er wordt ook werk vernietigd.
HVC: Laat je mensen gemakkelijk je laatste creaties in je atelier zien? Kan je iets van hen leren? Of ben jij zelf je enige leermeester?

MT: Af en toe laat ik eens iemand binnen, maar nooit onverwachts. Ik moet me kunnen voorbereiden. Het is pas sinds vorig jaar dat ik hierin soepeler ben geworden.
HVC: Je hebt een hele evolutie doorgemaakt, maar je bent meer en meer naar buiten aan het komen. Had je faalangst?

MT: Nee, maar ik, wilde de lat hoog genoeg leggen vooraleer naar een galerie te stappen.



HVC: Op jongere leeftijd kwam je nog niet naar buiten. Heb je daar geen spijt van? Je bent nu 52…

MT: Ik ben een laatbloeier. So be it. Alles wat voorafgegaan is, zal zinvol zijn geweest. Ik heb ook veel andere dingen gedaan en meegemaakt en destijds tijd vrij gemaakt voor mijn twee schatten van kinderen.
HVC: Wil je een verhaal vertellen of gaat het puur om de schoonheid van de schilderkunst?

MT: Ik wil iets vertellen en zeker niet verbloemen. Ik heb iets te zeggen! En vrolijk of “schoon” interesseren me heel matig. Het gaat om de werkelijkheid, zoals ik die ervaar.
HVC: Wil jij met je schilderijen aantonen dat kwetsbaarheid mooi kan zijn?

MT: Ik wil duidelijk maken dat ‘onvolmaaktheid’, in welk opzicht dan ook overal en bij iedereen aanwezig is. Je kunt de dingen niet blijven ontkennen, verdringen, wegsteken of ontwijken. En voorts: waarom bekritiseren, veroordelen of wegmoffelen? Het is er nu eenmaal en we moeten er samen leren mee omgaan. Meer tolerantie zou helend werken!
HVC: Zie je de schilderswereld als een droomeiland waar je jezelf kan verliezen?

MT: Het is absoluut geen droomeiland. Het schilderen op zich is dat al niet, en mijn thema’s al helemaal niet. Het is hard werken om vooruit te komen. Ik schilder geen prentjes, geen romantiek of verbloeming van het leven. Ik schilder geen softe dingen of dingen die de mensen meteen gaan kopen.
HVC: Je denkt inderdaad niet commercieel. De naam maakt nochtans de prijs. Bij jou is het belangrijkste dat je werk raakt, hé? “Kunst is verleiden, kunst is bedrog” is bij jou niet van toepassing, vermoed ik. Naar mijn aanvoelen wil je de wereld niet veroveren.

MT: Zo ambitieus ben ik niet. Ik probeer wel iets duidelijk te maken door eerlijk te zijn en niets te verbergen. Integendeel: ik wil ook het verborgene laten zien.
HCV: Het is toch keihard om elke dag alleen in je atelier te zitten wroeten?

MT: Gemakkelijk is het niet. Ik stel datgene waar ik mee bezig ben dan ook geregeld in vraag. Ik ben iemand die begaan is met de anderen. Schilderen terwijl er buiten wellicht mensen zijn die mij nodig zouden kunnen hebben…. Moeilijk! Toch blijf ik schilderen, het blijft een must… Ik word er wel vaak onrustig door. Vandaar dat mijn werk een boodschap in zich draagt!
HVC: Wat doet dat voor je eigenwaarde? Vind je jezelf meer waard als mens omdat je schildert?

MT: Natuurlijk niet! Iedereen probeert te kunnen doen wat hem of haar ligt. Respect voor de bakker en zijn lekker brood, voor de slager met zijn uitstekende hutsepot…! En ja…ik schilder en probeer dat goed te doen. Ik beslis en regel bij het schilderen alles zelf, wat een luxe is, maar toch staat hier veel tegenover… Het is een eenzame strijd, die je in volle afzondering levert… Bovendien is de kunstwereld een harde wereld. Het is elk voor zich en er is veel jaloezie. Er is weinig sprake van collega’s, van concurrenten des te meer. Helaas…
HVC: Wat is het mooiste advies dat je ooit in verband met je schilderkunst hebt gekregen?

MT: Doordoen!
HVC: Een beter advies zou ik je ook niet kunnen geven.
Copyright 2011, Hilde Van Canneyt, met dank aan Johan Debruynen, Het Zwart Huis en croxhapox. 
Mieke Teirlinck stelt tentoon in het Zwart Huis, Zeedijk 635, 8300 Knokke. Open op za en zo van 14u tot 18u. Opening za 3 sept ’11. De tentoonstelling loopt tot 23/10/’11.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *