Categorieën
Interview Uncategorised

Interview met Rinus Van De Velde

Interview met Rinus Van De Velde (°1983), Antwerpen, 29 juli 2011.
Hilde Van Canneyt: Hallo Rinus, ik vermoed dat wanneer mensen het in de kunstwereld over jou hebben, ze het al snel zullen hebben over ‘die tekenaar’. Liet je als kleuter de wasco’ s ook al voor wat ze waren en greep je toen al spontaan naar de houtskool?



Rinus Van De Velde: Voor mijn zestiende heb ik eigenlijk nooit echt getekend. Ik sluit me aan bij Jacques Brels uitspraak “Le talent, ça n’existe pas, le talent, c’est avoir l’envie de faire quelque chose.”  Ik denk dat je vooral door hard werken en veel studeren iets onder de knie krijgt. In januari 2000 zag ik toevallig een tentoonstelling in Parijs over de fauvisten. Wat ik daar zag, ontroerde me. Ik kocht meteen de catalogus en las hem dezelfde dag van voor tot achter. Eenmaal thuis kocht ik een reeks boeken over algemene kunstgeschiedenis. Vanaf dat moment ben ik nooit gestopt. Elke dag wordt het interessanter.
Later, in het Sint Lucas in Antwerpen, schreef ik me in in het beeldhouwersatelier. Er school in die tijd misschien een kleine macho in mij, want ik wou met grootse dingen bezig zijn, fysiek werk maken, vuil worden en harde, grote handen krijgen, maar ik merkte al gauw dat het niks voor mij was: bij beeldhouwen ben je maar een betrekkelijk korte tijd bezig met het creëren op zich. Er kruipt heel veel tijd in voorbereiden en afwerken, afgieten, schuren; om nog te zwijgen van de moeilijkheden met installeren, transport, opslagruimte… Alles wat ik doe, wil ik snel doen. Ik kan heel moeilijk tegen traagheid. Daarom ben ik tijdens mijn studie weer beginnen tekenen, en dat ben ik blijven doen. Tekenen is een heel snel medium, een blad papier kan je in enkele seconden ophangen met vier nagels.

RVDV01-0591 200 cm x 240 cm
 title:
‘The studio will be a gateway to the splendid fiction that is larger than life’
2011 courtesy Tim Van Laere Gallery




HVC: Toen ook al in zwart-wit?

RVDV: Nee, ik werkte toen in kleurpotlood.
Ik woonde na mijn studies in een klein appartement, dus meer dan kleine potloodtekeningen kon ik niet maken als ik een overzicht wou krijgen van wat ik ophing. Daarnaast kost tekenmateriaal niks. Ik werkte toen bij Meg Stuart. We gingen met een voorstelling op tour door Europa. Ik moest elke avond bij de voorstelling zijn, maar overdag bezocht ik musea en tekende ik op mijn hotelkamer. Als ik dan na een week of twee thuiskwam, tekende ik constant, dag in dag uit, tot ik opnieuw geld nodig had.

1 16 ‘untitled’ 9 cm x 7,5 cm
2008 courtesy Galerie Zink


HVC: Hoe is de bal aan het rollen gegaan?

RVDV: Een andere bijverdienste die ik deed was rijden voor de Belgische kunstenaar Guillaume Bijl (1946) . Het was heel interessant om met hem tijdens die autoritten over kunst te praten en te zien hoe hij zijn werk installeerde. Het was een ideale job. Hij vroeg me mijn werk te tonen en vond het goed. Later schreef hij een aanbevelingsbrief voor het HISK (Hoger Instituut voor Schone Kunsten). Hij introduceerde me ook bij de First Floor Gallery, waar ik vier weken nadien mocht tentoonstellen. Daarna kwam de directeur van SMAK, Philippe Van Cauteren, naar mijn werk kijken en stelde hij mijn werk tentoon in de Kunst Nu ruimte van het museum. Ik belandde ook in Galerie Zink in Duitsland en tegelijkertijd kon ik in het HISK een twee jaar durende residentie aanvangen. Intussen kwam er ook een Amsterdamse galerie bij, en nu heeft Tim Van Laere me onder de vleugels genomen in zijn Antwerpse galerie. Volgend jaar komt er een tentoonstelling in het stedelijk museum in Schiedam en een grote tentoonstelling in CAC Malaga. Zo gaat dat stapje voor stapje.
HVC: Wat heeft twee jaar in het HISK je bijgeleerd?

RVDV: Ik denk dat het allerbelangrijkste in het HISK is dat je leert praten over je werk. Plots staat er een wildvreemde een uur lang in je atelier en dan moet je toch zorgen dat je tegen hem een coherent verhaal kan vertellen. Zo heb ik gaandeweg mijn verhaal kunnen structureren, voor mezelf en voor anderen. Praten helpt ook het chaotische en de non-structuur in je hoofd te ordenen. Door alles uit te spreken, vertraag je het denkproces en leer je tegelijk de blinde vlekken in je werk kennen. Daarnaast leer je heel wat interessante mensen uit de kunstwereld kennen.
HVC: Je bent nog maar 27 jaar, het lijkt wel een droompad dat je aan het bewandelen bent.

RVDV: Ik probeer mezelf niet te vergelijken met andere kunstenaars. Vroeger zocht ik in catalogen op wanneer bepaalde kunstenaars hun eerste tentoonstellingen hadden, uit een soort onzekerheid… Ik denk ook dat van zodra je zekerder wordt, al die dingen totaal niet uitmaken. Elk pad is anders.
HVC: Mensen vergeten natuurlijk dat het keihard werken is.

RVDV: Ik ben vooral blij dat er altijd iets nieuws in het vooruitzicht is. Elke kans die ik krijg heeft me de kans om een nieuw verhaal te vertellen of iets nieuws te proberen.
HVC: Als vroeger de wereld niet op je wachtte, tekende je ook…

RVDV: Ik zou niet weten wat ik anders zou moeten doen, ik verveel me nogal snel als ik niet teken.
RVDV01-0406
title:
‘sip, do some more research and then start to think on how to become friends’
170 cm x 200 cm
2010 courtesy Galerie Zink



HVC: Je vertrekpunt is een archief van gevonden beelden. Je werk bestaat uit drie levels: je maakt je tekeningen en je tekst, die beiden autonoom staan en één geheel vormen. Daarnaast maak je ook af en toe sculpturen, zodat het geheel een installatie vormt. Hoe kies je het begin en het einde van je verhaal? Je zei ook ergens dat het publiek eigenlijk al een soort achtergrond zou moeten hebben om gemakkelijker in je verhaal te duiken.

RVDV: Dat is inderdaad een moeilijke kwestie: met die uitspraak bedoel ik niet dat ze heel het verhaal moeten kennen, want dat heeft geen begin- of eindpunt. Ik zie mijn werk als één groot geheel waarin alles op elkaar inhaakt. In feite is het een fake autobiografie, die zich zowel afspeelt in bijvoorbeeld het begin van de 20e eeuw als in de jaren ’60. Natuurlijk is het, bijvoorbeeld voor mijn werk rond het personage van Majakowski (Russische dichter, 1893-1930), wel interessanter dat de kijker hem ook kent. Maar voor de meeste hedendaagse kunstenaars geldt dat je hen het best met enige voorkennis benadert.
(ondertussen wandelen we langs zijn werken in zijn atelier)



RVDV: Deze tekeningen gaan allemaal over mensen die aan het werk zijn in hun werkplaats. Het gaat over het mythische van het kunstenaarsatelier. In de jaren ’60 werd er geschreven over de ‘fall of the studio’, waarbij het traditionele atelier in vraag werd gesteld. Mijn praktijk is ateliergebonden. In deze ruimte, waar ik elke dag zit en werk, bedenk ik een alternatief en spannend leven buiten deze muren.

RVDV01-0596 200 cm x 135 cm
 title:
‘Acrobacies of abstraction’
2011 courtesy Tim Van Laere Gallery



HVC: Ik zie hier zelfs een circusscène.

RVDV: De tekst geeft verduidelijking. Ik zie deze scène als een performance: vandaar de woorden ‘acrobacies of abstractions’
De volledige tekst gaat zo: ‘As you know, I have been interested in primary forms since I first picked up a pencil at age three. But until deep in the fifties, my artistic investigations had always been studio based: I had been making drawings, paintings and sculptures that were dealing with the notions of surface, scale, flatness and whatnot, but my experiments had always took place within the confinements of my studio.
And then suddenly, as if the idea pierced my head from behind, I started to actually use the objects I had been depicting. I began to interact with these inhuman forms, and thus invented what I called my ‘acrobacies of abstraction’ back then. Cubes. Cones. Pyramids. Balls. Up in the air. Resting on my feet as if time stood still. Rolling slowly over the axis of my widespread arms.
I guess one would call them performances today, but to me they felt like an action painting in space, a painterly ballet. In a chain reaction I didn’t foresee, I was transformed by the objects I interacted with, and my moves seem to transform the space around me. The floor receded, bulged and retook shape. My work transcended the idea of the studio. Art was on the verge of breaking into a larger, unknown world.‘

LAI_11008_03
installation view ‘with nothing but myself’ at galerie Zink Berlin 2011



HVC: Vroeger schreef je de teksten op de muren naast de tekeningen, nu staat de tekst in het klein geschreven op de tekening zelf. Zo ziet de kijker één beeld en koopt de koper ook beeld+tekst in plaats van alleen maar de tekening.

RVDV: In tegenstelling tot voordien, staan de teksten op de tekeningen zelf en zijn ze langer, waardoor ze kleiner zijn geschreven. Ik vind het interessant dat je de tekst niet kan lezen als je de tekening van ver bekijkt. Daarvoor moet je dichterbij komen, maar dan zie je de tekening niet meer. Als toeschouwer word je gedwongen een beweging te maken en kan je nooit het hele werk vatten.
Ik wil dat elke afzonderlijke tekening in deze tentoonstelling op zich kan staan, autonoom is. Voor mij is het heel interessant om het medium tekenen als iets autonooms te behandelen, want het heeft die autonomie historisch gezien nooit gehad. Tekenen werd bijna altijd in een soort marginale positie gedrongen en zelden beschouwd als een volwaardig medium. Een tekening was eerder een gebruiksvoorwerp om voorstudies te maken, een schets. In die zin is het een vrij medium met een totaal andere geschiedenis dan de schilderkunst.
HVC: Voel je je verwant met graphic novel kunstenaars en cartoonisten?

RVDV: Niet echt, ik heb vroeger wel wat graphic novels gelezen, maar ik vertrek toch van een totaal ander uitgangspunt. Ik voel me meer verwant met kunstenaars die in een ander medium bezig zijn maar ergens toch raakpunten hebben. Zo vind ik het werk van Rodney Graham (1949) fantastisch. Ook hij verplaatst zich in een personage – zo verdubbelt hij zijn persoon – en vertelt een mythisch fictief verhaal.



HVC: Is je werk een alter ego van jezelf?

RVDV: In mijn werk ben ik een personage dat het fictieve leven leeft dat ik nooit gehad heb. Je moet het zo zien: een atelier is best saai, maar het is wel een ruimte waarin je een soort imaginaire trip kan maken aan de hand van beelden. Al sinds ik kind was, heb ik, als ik naar een foto kijk, de neiging om te willen weten hoe die ‘afloopt’ — dat is de frustratie van zo’n ‘still’. Door een verhaal te bedenken creëer je ook een structuur, en beginnen beelden samen te werken en krijgen ze een specifieke betekenis.
Het laatste beeld van mijn expo in Extra City te Antwerpen was bijvoorbeeld bijna hetzelfde als het eerste beeld van mijn volgende expo in Berlijn. Maar mijn tekeningen staan nu in een losser verband dan toen ik de reeks in Extra City maakte: het is meer alsof je door een fotoalbum zou bladeren en scènes uit iemands leven krijgt voorgeschoteld. Die scènes hoeven zelfs niet chronologisch geordend te zijn; dat zou me te sterk beperken, en ik wil mijn tekeningen steeds weer een andere wending kunnen geven, bijvoorbeeld naar aanleiding van iets dat ik gelezen heb. De beelden zijn geen illustratie van een verhaal: het zijn de beelden die het verhaal doen ontstaan. Dat is iets heel anders dan een graphic novel schrijven, omdat je daar begint vanuit een scenario.
HVC: Ga je later opnieuw met kleur experimenteren?

RVDV: Wie weet, al vertraagt telkens van potlood wisselen en het zoeken naar de juiste kleur wel heel het tekenproces.
HVC: Rinus, is humor belangrijk in Kunst?

RVDV: Het kan een probleem zijn als kunst zomaar grappig is, maar ook als er geen humor is. Relativeringsvermogen is heel erg belangrijk, in alles. 



HVC: Wat wil je dan overbrengen met je kunst? Wil je de mensen iets bijbrengen of doen inzien?

HVC: Ik ben geen schoolmeester. Als ik een boodschap zou willen verkopen, dan zou ik stoppen met tekenen en die zo verkondigen. Ik denk niet dat kunst een kwestie van vraag en antwoord is. Het is niet omdat het publiek een vraag heeft dat ik daar een antwoord op heb. Kunst geeft geen simpele antwoorden.
HVC: Leer je zelf iets bij op de opening van een eigen expo? Want de kunstenaar leert ook van zijn publiek.

RVDV: Ik leer het meeste bij als mensen — een curator, een galerist, een andere kunstenaar of een vriend — naar mijn atelier komen. Op een opening gebeuren er andere dingen. 



HVC: Het maakt voor jou dus wel degelijk uit of het een kunstkenner is die je werk beoordeelt.

RVDV: In je interview met kunstenaar Kris Martin las ik dat hij bijvoorbeeld heel blij was dat de poetsvrouw zijn werk begreep. Toen antwoordde jij daarop dat het, als je bijvoorbeeld de Laccoöngroep (Oud-Grieks beeldhouwwerk, 40 j v Chr) niet kent – een beeld dat hij gebruikt in een van zijn werken – toch lastiger is het werk te begrijpen. Kunst is ook elitair, alleen al omdat de kunstgeschiedenis een belangrijke factor is. Natuurlijk kan onbevangen naar kunst kijken voor iedereen een verrijking zijn. Zo is dat voor mij ook begonnen. Maar het wordt wel interessanter als je daar dieper gaat graven. Daarom praat ik ook met mensen die gepassioneerd met kunst bezig zijn, omdat je dan vaak linken ontdekt waar je veel kan van bijleren. Anders blijft je verhouding met kunst aan de oppervlakte, wat niet wil zeggen dat mensen die minder van kunst kennen niet mogen komen kijken. Ik probeer ook in mijn werk te refereren naar andere kunstenaars omdat ik daar in het dagelijkse leven ook mee bezig bent. Het is ook niet zo dat een kunstenaar werk maakt dat maar op één manier kan gelezen worden en dat dat ook de enige manier is. Het is moeilijk om kunst te vergelijken met wetenschap. Ik luister graag naar een wiskundige, maar je weet dat op een bepaald moment het gesprek ergens plafonneert. Dat is in gesprekken over kunst ook zo, al heeft over kunst iedereen meteen een mening klaar en is het soms moeilijk om daar tegenop te boksen.
HVC: Iedereen heeft natuurlijk recht op een mening.

RVDV: Inderdaad. Maar een mening kan gefundeerd zijn of niet, dat maakt het verschil. Als er dan een discussie ontstaat, wordt er al snel gezegd dat kunst een subjectieve kwestie is, wat het gesprek blokkeert. Dat argument komt uiteindelijk neer op zeggen: “Het heeft toch geen zin om erover te praten, ik heb mijn idee en jij hebt jouw idee.” Iedereen heeft zijn beleving, maar het is net interessant daarover te kunnen discussiëren.
HVC: Ik vermoed dat kunst maken voor jou een noodzaak is.

RVDV: Het klinkt romantisch, maar ik zou echt niet weten wat ik anders moet doen. Soms neem ik mezelf voor om het wat rustiger aan te doen, en dan zit ik ’s morgens thuis, loop ik naar de stad, naar een boekenwinkel, ga ik een koffie drinken, lees ik wat, ga ik wat vrienden bezoeken… Maar na een tijd word ik dat weer beu… Dit is écht het liefste wat ik doe. Ik word rustig van tekenen. 



HVC: Weegt het hele dagen alleen tekenen niet op jou? Want je hebt daarnaast geen job. Zie je je op je 80e nog in je atelier tekenen? Of ben je bang ooit je ‘golden touch’ te verliezen?

RVDV: Ik kan me niet voorstellen dat ik ooit in een stad een museum zou voorbijlopen en niet de drang zou hebben om daar naar binnen te gaan. Of ooit geen atelier meer te hebben.
Over dat alleen zijn: dat is misschien het moeilijkste, want het is niet wat je verwacht in het begin. Kunstenaar zijn is inderdaad een eenzaam beroep. Radio en TV helpen wel tijdens het werken. En ’s middags en ’s avonds ga ik altijd in hetzelfde restaurant eten met vrienden.
HVC: Zoals ik ook aan Luc Tuymans vroeg: “Rinus – (min) kunst = ?
RVDV: Wat antwoordde hij daarop?

Tja, misschien blijft er dan alleen een supergetalenteerde pingponger over?



HVC: In een interview met Jonathan Mok uit Hong Kong zei je: “ Ik ben het eens met Walter Benjamins’ (Joods/Duitse cultuurfilosoof) kijk: een platte tekening is geen venster op de wereld zoals een schilderij, maar het is ook een middel om je plaats in de wereld te verstaan.

RVDV: Een schilderij zou je kunnen zien als iets verticaals, en een tekening zou dan horizontaal zijn. Het medium tekening heeft veel meer iets van een plattegrond maken of een wereld schetsen. Een schilderij vraagt een heel andere manier van kijken.
HVC: In datzelfde interview zei je ook: “Ik hou van de Belgische benadering van de kunstenaar Marcel Broodthaers (1924-1986) in ‘La conquete de l’espace’(miniatuuratlas, ‘75).

RVDV: Broodthaers zei ooit “Kunstenaar en militair hebben hetzelfde doel: de verovering van de ruimte.”
HVC: Wat zijn de voor- en nadelen van zo’n eigenzinnig parcours?
RVDV: Een eigenzinnig parcours is belangrijk voor elke kunstenaar. Omdat je dan bezig bent met wat je écht fascineert en passioneert. Alle goede kunst is eigenzinnig. Vaak is het zoals een obsessie. Zoals bij Raymond Pettibon: héél zijn ateliervloer is bedekt  met tekeningen, die hij nu en dan oppikt om er verder aan te werken. Je voelt dat hij niks anders kan. 



HVC: Heb je al te maken gehad met bepaalde beperkingen?
RVDV: Natuurlijk. Dat is ook het mooie.

HVC: Hoe denk je over de kunstenaar als scheppend genie?

RVDV: Ik ben altijd aangetrokken tot die mythische termen als genie, meesterwerk…
Ik heb voor mezelf uitgemaakt dat er twee nog levende genieën zijn: Bob Dylan (Muzikant) en Werner Herzog (Duitse regisseur).
HVC: Wat is je favoriete kunstwerk?

RVDV: Ze hebben me dat nog gevraagd, en toen heb ik weer eens voor mezelf beslist te zeggen dat vanaf nú dit mijn favoriete kunstwerk is: ‘The gifted amateur’ een fotodrieluik uit 2007 van Rodney Graham.
HVC: Een afsluitertje: Wat zou voor jou de meest inspirerende plek ter wereld kunnen zijn?

RVDV: Een slechte vraag voor mij, want ik vind nooit inspiratie uit een plek. Ik was eens in Hawaii voor een tentoonstelling en toen vroegen ze me in een interview: “Ben je geïnspireerd door deze plaats?” en ik kon alleen maar “nee” zeggen. Als ik op zo’n exotische plek ben, ga ik niet plots een palmboom of een zonsondergang met surfer tekenen. Mijn werk is imaginair en het heeft niets te maken met de plaats waar ik me bevind, eerder met de afbeeldingen in mijn archief.



HVC: Zouden muzes helpen?

RVDV: Muzes helpen altijd, de vraag is wie die muzes zijn? Er zijn mensen die heel dicht bij me staan en me altijd eerlijk hun mening geven en me af en toe een schouderklopje geven, waarvan ik hou.
HVC: (geeft een paar klopjes)
Hilde Van Canneyt, Copyright 2011. Met dank aan croxhapox.
Rinus Van De Velde stelt tentoon van 8 september tot 22 oktober in de Tim Van Laere Gallery, Verlatstraat 23, Antwerpen

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *