Categorieën
Interview Uncategorised

Interview met Sven Verhaeghe

volgend interview: Koen van den Broek of Vaast Colson of… enfin, er zijn geen zekerheden in de kunst…



Interview met Sven Verhaeghe (1974), 20 februari 2012.




Zetelgesprek met Hilde van Canneyt, Sven Verhaeghe, Athar Jaber en Marc Biesmans: https://youtu.be/37qnX8AIZxg

 HVC: Hallo, Sven. We zijn hier in je atelier in Poperinge naar aanleiding van de groepstentoonstelling ‘Mais l’aile ne fait pas l’oiseau’ in Villa De Olmen te Wieze die op 11 maart 2012 opent. Hoe zijn de curatoren Reniere&Depla bij jou terecht gekomen?


Sven: Ik ken Reniere&Depla al een tijdje, omdat zij ook van deze streek zijn, maar op vlak van de beeldende kunst hadden onze paden zich nog nooit echt gekruist. Naast het feit dat zij een kunstenaarsduo vormen, maken zij ook tentoonstellingen zoals ‘La part du anges’ vorig jaar in Villa De Olmen. Een tijd terug contacteerden ze mij of ik niet geïnteresseerd was in een groepstentoonstelling met Tamara van San, Rein Dufait, Johan Tahon en Reniere&Depla.

HVC: Je bent niet op de klassieke manier beeldend kunstenaar geworden…

Sven: Ik heb altijd wel met tekenen bezig geweest, maar ‘kunst’ maakte geen onderdeel uit van mijn leven. Noch in de familie, noch in mijn directe omgeving – ik ben opgegroeid in een klein dorpje aan de Franse grens –  heeft er mij iemand ‘kunst’ aangereikt. Wat volgens mij het dichtst bij kunst aanleunde was het kerkgebouw met zijn schilderijen en beelden. Aanvankelijk had ik nog de idee om in de voetsporen van de dorpspastoor te treden, maar toen ik me op een bepaalde leeftijd realiseerde dat priesters geen…

HVC: … sex mogen hebben…

Sven: … dat leek me toch een drempel die ik niet wou overschrijden… Ondertussen weet ik dat  dit voor heel wat priesters ook geen onoverkomelijke drempel was, dus dat was misschien wel een gemiste kans…
De idee om me in de kunst te verdiepen dateert eigenlijk pas van rond m’n dertigste.

HVC: Voelde je tussen je twintigste en dertigste dan een soort gemis?

Sven: Ja, ik had een vaste job en een gezin, een bijberoep als grafisch ontwerper, maar er ontbrak iets. Ik schilderde en tekende toen wel portretten, maar dat was eerder om de traditie van m’n grootvader die ook portrettist was, verder te zetten.  Ik probeerde toen wel andere dingen, zoals de mensen met verstandelijke handicap uit het centrum waar ik werk te schilderen, maar op een gegeven moment voelde ik dat ik niet genoeg met mezelf bezig was. Religie had geen uitkomst gebleken, ook het geloof in de wetenschap kreeg het te verduren, dus wilde ik een wereld voor mezelf creëren waar ik wél antwoorden zou vinden. Via mijn grafisch werk ben ik bij kunstenaars zoals Philippe Vandenberg en Johan Tahon terecht gekomen. Vanaf de zijlijn of de omweg van mijn bijberoep heb ik zo de kans gekregen inzicht te krijgen in hun werk en hun persoonlijkheid. 


HVC: Denk je dat het een voordeel was om zo wat autodidactisch te ontwikkelen?

Sven: Ik voel me nog altijd een zondagsschilder en ik denk dat dat ook zo zal blijven. Maar dat geeft me ook een veilig gevoel. Stel dat ik verplicht zou zijn om van mijn kunst te leven, zou dat een druk op mij leggen die die gecreëerde wereld van me af zou nemen. Nu is het nog altijd een soort vakantie als ik mijn atelier kom. Nu, begrijp me niet verkeerd hé, als ik er geld mee kan verdienen, kan ik er mij ook tijd voor kopen maar het mag zeer geleidelijk aan gebeuren. Ik zie soms jongere kunstenaars die al op hun 25ste voor de leeuwen worden gegooid, ik had dat niet gekund… Ik ben wat traag van begrip, het duurt allemaal wat langer bij mij… Ik voel me nu nog steeds een soort puber, de wereld van de volwassenen komt me al te vaak zeer vreemd en onecht over, het is alleszins niet wat ik ervan verwacht had…

HVC: Je hebt dan nog geluk dat je een gezin en een huis hebt… Ikzelf…


Sven: Dat is toch mijn echte leven hoor…

HVC: Wat is het echte leven? Het gezin?

Sven: Pfff… Nietzsche zei: ‘het tegendeel van de waarheid, is niet de leugen maar de overtuiging’… Als ik ergens voor ga, dan is dat met overtuiging, maar tegelijk moet je steeds het tegendeel ervan beweren. Een leugen is soms waarachtiger dan de waarheid…
Als bijvoorbeeld mijn kinderen in mijn atelier rondlopen en met hun voetbalschoenen over een tekening stappen, is het niet dat ik hen tot hun 18de huisarrest ga geven of zo. Ik bedoel maar: ik verafgod mijn eigen werk niet. Ik weet niet of er veel kunstenaars zijn die dat doen…

HVC: Ik denk het wel…
 
Sven: … ik denk het ook.


HVC: Maar voel je je kunstenaar?

Sven: Ik weet hoe ík ineen zit en ik weet wat ik doe… Maar als ik in het wereldje soms anderen bezig zie, stel ik me wel wat vragen ja… Het is me een raadsel hoe sommige kunstenaars hun positie in dat wereldje hebben bemachtigd…

HVC: Networking is een woord dat in de hedendaagse kunst heel belangrijk lijkt te zijn. Mij lijkt het wat een vies ding, maar tot mijn ontgoocheling steken sommige kunstenaars er ongelooflijk veel tijd in naast de tijd in hun atelier. Jij bent geen receptieafschuimer, woont dan nog ‘bachten de Kupe’, – waardoor je al meer op een eilandje zit – waardoor je al eens minder vaak een galerie binnenstapt of vrienden in de kunst ontmoet. Zit je alleen op dat eiland, of ontdek je af en toe eens  een verwante ziel achter een palmboom?


Sven: Mja… Er zijn ook andere kanalen dan recepties om iemand te leren kennen…
Ik heb bijvoorbeeld als jonge gast vaak de goede raad gekregen om te kiezen voor één iets. Niet én een vaste job, én een bijberoep, én dat én dit… Ik kon dat niet, ik wilde van alles proeven, maar juist dankzij die verschillende ervaringen heb ik mensen leren kennen die me gebracht hebben tot waar ik nu sta.  Voor mij is het een puzzel die klopt en akkoord, ooit hoop ik dat die puzzel wat vereenvoudigd wordt, maar dat moet niet te snel gebeuren. Dat is toch ook netwerken, maar misschien op een wat andere manier dan rechtstreeks de nek te masseren van een of ander kunstgoeroe.


HVC: Hoe ben je dan bij de Gentse Galerie S & H Debuck terecht gekomen, toch een galerie die wat faam geniet en waar vele ‘kleintjes’ groot geworden zijn?


Sven: Een vriendelijke oudere meneer – ik ben ondertussen zijn naam vergeten –  heeft me na het zien van mijn werk voorgesteld om met zijn groeten naar De Buck te stappen. Ik heb dat gedaan en ik kreeg een tentoonstelling.

HVC: Dus het cliché dat je als kunstenaar jezelf moet voorstellen met de map onder je arm klopt enerzijds…


Sven: Euh ja, op voorwaarde dat ze interesse hebben in je werk. Kijk, je kunt op verschillende manieren achter het stuur van je wagen kruipen, de meeste doen dat via de zijdeuren, maar eigenlijk lukt het ook via de koffer… Misschien is dat wel een zeer slechte vergelijking… Wacht, hier ligt het boek ‘Tegen de methode’ van Feyerabend, een Oostenrijkse filosoof. Het boek verdedigt de idee dat om vooruitgang te boeken, je anarchistisch moet denken. Hij geeft voorbeelden van wetenschappers die met bestaande wetten breken en andere, nieuwe wetten propaganderen. Het heeft vaak met overtuiging te maken. ‘Alles is mogelijk’, dat is misschien wel het enigste waar ik nog in geloof. Enerzijds stemt mij dat hoopvol in de zin van ‘waarom zou ik niet vinden wat ik zoek’, maar het kan ook het tegenovergestelde zijn, een totale mislukking, want álles is mogelijk.
Ik heb daar enorm mee geworsteld toen mijn oudste zoon geboren werd. Je bent vervuld van vreugde wanneer je dat wezen ziet verschijnen, maar meteen realiseer je je dat het ooit met dat wezen over en uit is. Ik vond dat verschrikkelijk.

HVC: Zijn levenswandel die je eigenlijk al voor je zag?

Sven: Inderdaad, ik kreeg bang van het kind. Ik heb het een stuk opgelost door echt tijd vrij te maken voor m’n kinderen. Samen met het gezin dingen doen, dan krijg ik tenminste daar het gevoel niet een vreemde te zijn.

HVC: Dus je gezin is zeker geen offer die je voor de kunst wilt maken?

Sven: Zeker niet, ik zou mezelf niet kunnen verdragen. Dingen verkondigen naar buiten, een slimme of toffe gast zijn voor publiek en thuis een vreemde gast die voor inkomen zorgt? Dat kan de bedoeling van opvoeding niet zijn. Ik ben er trouwens ook van overtuigd dat het beeld van de kunstenaar die wereldvreemd of losbandig of exotisch is, een beetje een mythe uit de 20ste eeuw is. Het is niet omdat ik mijn oor niet afsnij, dat ik niet interessant zou kunnen zijn. Ik denk dat veel kunstenaars een vrij normaal leven hebben. In het verleden werden ze zelfs vaak als ambachtslui beschouwd, zonder dat hun naam aan hun werk bleef kleven. Ik denk dat het daarom is dat mijn werk nogal traditioneel overkomt, ik ben bang nieuwerwets te zijn. Ik wil bovenal mezelf kunnen zijn.

HVC: Maar je hoopt dan toch een verschil te kunnen maken? Maak je jezelf moe voor jezelf of voor de ‘kunstminnaars’?

Sven: Ik ben daar zeker niet strategisch ofzo mee bezig. Als ik het verschil maak, zal dat gebeuren. Gebeurt het niet, dan maakt dat geen verschil uit.

HVC: Dat betekent dan niet dat het allemaal voor niets is geweest?

Sven: Neen, ik zal er dan wellicht ook iets uit geleerd hebben.

HVC: Hoe denk je dan je plaatsje in de kunstwereld te veroveren? Zou het mislukt zijn als dat niet zou gebeuren?

Sven: Ik wil nú vooral mezelf leren kennen, zodat ik geen erkenning meer nodig heb. Aanvankelijk was dat misschien wel zo, maar je bent er zo weinig mee. Voor de erkenning had ik evengoed bij Studio Vandersteen kunnen solliciteren, die verhalen worden ook gelezen en hebben misschien soms meer invloed dan kunst.


HVC: Maar ligt daar juist niet het verschil tussen een kunst en een kunstje?

Sven: Voilá, ik moet kunst voor mezelf maken.

HVC: Maar als er nu niemand richting Poperinge in je atelier geraakt, dan zal niemand je kennen?

Sven: Pech voor hen. En ook pech voor mij.

HVC: Dus zo zelfingenomen ben je wel?

Sven: Neen, ik ben niet zelfingenomen. Zo klinkt het wel, dat besef ik, maar ik ben toch ook zeer nederig. Ik ben het wel en ik ben het ook niet, ik weet niet hoe ik dat moet uitleggen… Mijn vrouw kent me daarin bijvoorbeeld zeer goed. Ze weet dat ik het nodig heb om soms eens de stoefer of de clown uit te hangen, maar ze weet ook dat het voor mij maar een spel is, iets dat je eens in je bed van je afgooit. 



HVC: In de kunst moet je misschien ook wel een beetje met grote woorden kunnen goochelen?

Sven: Misschien wel. Maar misschien moet men geen duiding of intelligent antwoord verwachten waarom iemand de beste wil zijn?

HVC: Dus je hebt zoiets van ik wil schilderen en ik kan schilderen dus…?

Sven: ik doe dat…

HVC: … En talent komt sowieso bovendrijven? Zal je dan niet gefrustreerd zijn indien je uiteindelijk toch die erkenning niet krijgt?

Sven: Zeker wel. Maar dan omdat het mislukt is, niet omdat ik de verkeerde weg gekozen heb. Ik ben liever een min of meer gelukkig mens die geen schilderijen verkoopt dan een goed verkopende kunstenaar die thuis ongelukkig is. Misschien mis ik dan wel ambitie in de kunst, maar ik ben dan toch ambitieus in het leven. Mijn werk moet een gevolg zijn van mijn leven, niet omgekeerd. Wanneer ik met mijn werk naar buiten kom, wordt ik daarom nog steeds toch een beetje zenuwachtig. Ik hou meer en meer van mijn eigen werk. Wie het niet mooi vindt, beledigt mij dus een beetje. Je trekt je been ook weg als er een hond tegen plast. Mijn werk wordt meer en meer een verlengde van mezelf. Een soort decorstukken waarin ik als personage het best tot uiting kom.

HVC: Wat denk je eigenlijk over geld in de kunst?

Sven: Een goeie kunstenaars mag best wel een goeie cent winnen, die verdient dat. Maar ik weet niet of het een goed idee is om met kunst te proberen te beleggen, het heeft iets van handel in organen. Ik denk daar eigenlijk niet zoveel over na…

HVC: Twee van je tentoonstelling heetten ‘Elysian Fields’ in 2009 bij Galerie S &H De Buck en ‘Sheep may safely graze’ in 2010 bij Galerie Goderis te Veurne. Vanwaar die niet vanzelfsprekende titels?

Sven: De Elysese Velden zijn toch vrij bekend, denk ik, als de verblijfplaats van de gelukzaligen – de hemel – bij de Oude Grieken. Alleen was die niet voor iedereen bestemd, alleen voor the lucky few, diegenen die boven de rest uitsteken. Het gewone volk bleef na de dood als rusteloze schimmen rondzwerven, dus dat vooruitzicht was niet zo schitterend.

HVC: Thomas Blondeau schreef over die expo: Ik zie landschappen die twijfelen tussen wanhoop, angst en hoop. Het zijn decors die evengoed kunnen dienen voor een nachtmerrie als een experiment in lucide dromen. U kunt er bij wijze van soundtrack zowel ‘Pet Sounds’ van The Beach Boys bij draaien als ‘First and Last and Always’ van The Sisters of Mercy. De schilderijen en tekeningen dienen gezien te worden als decor, rekwisieten, maquettes en hoofdrolspelers van een film EUROPA geheten. Of die film er al dan niet zal komen, is van bijkomstig belang.” 
Wat was de opzet eigenlijk van die expo?

Sven: Toen ik min of meer voor mezelf had uitgemaakt me meer in kunst te gaan verdiepen, kreeg ik eigenlijk al meteen de kans tentoon te stellen. Maar ik wist niet hoe een tentoonstelling te maken. Mijn inspiratie waren toen vooral filmfragmenten, al of niet zelf genomen, die ik verzameld had. Ik doe dat al vrij lang, een soort archief van beelden bijhouden. Ik trek regelmatig met de camera rond om te filmen. Nog steeds vul ik die aan, met de idee daar ooit een film mee te maken. Een soort geschiedenis van Europa, al twijfel ik er aan of ik die titel nog wens te gebruiken… In ieder geval, de beelden die in die tentoonstelling heb getoond zijn een weerslag van dat archief. Het waren een beetje losse flodders bijeen.  

HVC: En ‘Sheep may safely graze’? 
Wim Chielens schreef hierover: Je moet geen kunstkenner zijn om vast te stellen dat je tegen doeken aan kijkt die op zijn minst refereren aan het verleden. Vooral door de grote doeken, word je als het ware meegezogen in het landschap. Het is overweldigend, niet door de afmetingen maar door het standpunt van waaruit ze zijn geschilderd, alsof je in een draaikolk de holle weg wordt ingetrokken. Het soort doeken waar je haast geen fantasie moet bij hebben om erin te stappen, zoals Erik in zijn insectenboek of Alice in haar konijnenpijp. De houtskolen laten zich iets minder snel lezen. Bij de eerste snelle blik lijken het abstracte, bijna monochrome vlakken. Pas daarna ontwaar je plots een rij hooimijten, een sterrenhemel of een overwoekerd kerkhof. Aan de andere kant van het spectrum heb je dan de tekeningen: haarfijn, verbluffend zuiver, eenduidig realistisch ook, hoewel dat laatste ook weer niet klopt. Het is toch een beetje een Arcadië met een hoek af. Eerder Paradise Lost dan Paradise Regained. De menselijke figuurtjes die Sven stoemelings achterin de doeken schildert, zijn geen fluitende herdertjes en stoeiende herderinnetjes. Veeleer verloren gelopen wezentjes die verzwelgen in de overweldigende natuur, die er niet tegenop kunnen, die de natuur onbegrijpend ondergaan, alle rituelen ten spijt.”

Sven: Ik was geïnteresseerd in de schilderkunst die ooit enorm populair was, voorstelling van idyllische landschappen met mythologische of bijbelse figuren, maar die eind negentiende eeuw een beetje door de kunstgeschiedenis werd geamputeerd als zijnde teveel op het ‘effect’ uit te zijn. Ik wou vandaaruit werk uit de 21ste eeuw maken, niet alleen werk die er vormelijk op lijkt, maar ook aan de slag te gaan met de idee van ‘paradijs’ of ‘arcadië’. Geloven we nog in een ideaal, in het zuiverste of opperste? Ik denk dat de meesten dat wel willen geloven. Reclame bijvoorbeeld werkt omdat mensen dat willen geloven. Reclame is een soort bijbel van de kapitalist.

HVC: Voor de tentoonstelling ‘Mais l’aile ne fait pas l’oiseau’ in Villa De Olmen te Olmen nabij Lebbeke hebben Reniere&Depla werk van je geselecteerd. Is er een verschil met zelf je werk te kiezen?

Sven: Als ik zelf werk selecteer zijn het meestal de dingen die het meest aan de oppervlakte liggen in mijn atelier, vaak het meeste recente werk. Reniere&Depla zijn wat komen snuisteren in mijn atelier en selecteerden werk waar ik niet meer aan dacht, dat een beetje verborgen zat, dat is toch anders. Maar even interessant, want zijn zien het werk zoals het verschijnt, zonder verhaal of achtergrond. Bovendien had ik goede dingen gehoord over ‘La part des anges’, dus ik had er wel vertrouwen in.


HVC: In je boek ‘Vixi’ schrijft Roderik Six: “Sven Verhaeghe put geen inspiratie uit het dagelijkse leven en heeft een afkeer van anekdotiek omdat die per definitie tijdsgebonden is. Wie zich verankert in de waan van het moment, neemt een voorschot op de vergetelheid.” 
Kan je daar nog wat verder op in gaan?

Sven: Onze Westerse beschaving ziet de zin van het leven vooral in causaal verband omdat het meetbare resultaten oplevert tussen actie en reactie. Maar de Oosterse filosofie daarentegen ziet dat fenomenen die tegelijkertijd worden ervaren ook als zinvol kunnen begrepen worden. Wij noemen dat ‘toeval’ maar vergeten soms de grote betekenis daarin.


HVC: Dat dus niets zonder reden is…

Sven: Het bedoelt niet dat de dingen voorbestemd zijn… Er ontgaat ons bewustzijn meer dan we zouden vermoeden.


HVC: In de tekst van Six staat ook dat je bezeten ben door folklore en oude mythes, en dat je probeert het volkse te herwaarderen, waar folklore probeert het dagelijkse leven vorm te geven, proberen mythes vat te krijgen op het eeuwige leven. Zo verdiepte je ook in sektes en leg je het verband met zomerfestivals die volgens jou verwijzen naar bacchanalen of oogstfeesten. Je probeert beide werelden te verzoenen en dichter bij de toeschouwer te brengen. 
Hoe doe je dat?


Sven: Ik schilderde op een gegeven moment een hele reeks rond volkse rituelen, reuzen en processies… Ik denk dat dergelijke volkse rituelen evenzeer ons iets over de geschiedenis van de mens leren dan wat in de geschiedenisboeken terug te vinden is. Ik heb gewoon de neiging om bij alles me de vraag te stellen: “van waar komt dit?” Ik bevraag eerder de oorsprong dan de authenticiteit. De dingen moeten er voor mij niet jong en fris uitzien, sommige van mijn werken lijken nu al aan restauratie toe…



HVC: Dat kan ik beamen…

Ik zou ze in mijn restauratieatelier direct onder handen nemen als ik niet wist dat het recente schilderijen waren….
Je hebt ook sculpturaal werk gemaakt, zie ik.


Sven: Laat het me zo zeggen: sculptuur is voor mij een minnares geweest waar ik mee gebroken heb. Het is een omweg geweest om mijn schilderijen en tekeningen beter te begrijpen. Ben je een beetje thuis in de wereld van de wiskunde?



HVC: Euh, nee! Hoezo…?

Sven: Kijk, in de zestiende eeuw zaten de wiskundigen een beetje vast met complexe vergelijkingen en het vinden van een reële oplossing. Tot een geniale wiskundeknobbel met het imaginaire getal op de proppen kwam. Het imaginair getal is een getal waarvan de kwadraat een negatieve waarde heeft. Men vond dat idee toen dwaas en onnozel. Maar zie, belangrijke stappen in de moderne natuurkunde zouden niet gebeurd zijn zonder dit imaginair getal. Ik begeef me nu misschien op een vakgebied waar ik te weinig van af weet, maar het bewijst toch naar mijn mening dat er een relatie is tussen het reële en het irreële. De leugen, de omweg of welke term je maar wenst te gebruiken, vormen vaak de toegang tot verandering. We hebben die verandering nodig, we hebben nood aan een nieuw perspectief, zoniet worden we onrustig. Ik denk dat de mens nooit is opgehouden met nomade te zijn.



HVC: Zijn de filmbeelden die ik op je website vond ook een soort omweg?

Sven: Videobeelden maken en monteren is natuurlijk iets helemaal anders dan het maken van een schilderij. Maar je kunt er ook trucs op toepassen die de toeschouwer in een bepaalde sfeer brengen. De klank kan er bijvoorbeeld voor zorgen dat men de beelden anders gaat interpreteren. Maar ik voel me geen filmmaker. Ik vermoed dat het medium binnen een halve eeuw door iedereen zal worden uitgeoefend. Net zoals in het verleden niet iedereen kon lezen en schrijven, is tegenwoordig nog niet iedereen vertrouwd met deze nieuwe media, maar dat komt wellicht. De nieuwe media intrigeert mij, maar ik heb er toch ook wat schrik van. Het blijft vaak virtueel, terwijl schilderen en tekenen toch nog altijd voelen is met je handen is, de verf ruiken, enz… 



HVC: Hoe denk je authenticiteit na te streven in de kunst?


Sven: Ik weet niet of ik authentiek over kom, maar ik merk wel dat mensen soms verrast zijn dat iemand uit de 21ste eeuw taferelen uit pakweg een paar eeuwen geleden schildert. 


HVC: Wat leert de toeschouwer over jou als ze je werk zien?

Sven: Dikwijls reageren mensen die me al lang kennen dat ze me niet herkennen in me werk. Ze kennen mij als iemand die vaak de grapjas uithangt en waarschijnlijk lijkt dat lichte voorkomen wat haaks te staan met het zware van mijn werken. Ik ben vriendelijk en beleefd, heb geen goesting om er telkens zwaar tegen in te gaan, ik hou me in. Maar in mijn atelier hoef ik dat niet te doen, het hoeft er niet gezellig te zijn.



HVC: Is het een genot of een gevecht om in je atelier te zijn?

Sven: Toch eerder een gevecht. Of een discipline, want de schilderijen komen er uiteraard niet vanzelf. Ook al heb ik soms geen zin om in een koude atelier te zitten, ik weet dat het moet. Een sporter zal waarschijnlijk ook geen zin hebben om ’s ochtends om zeven uur in het zwembad baantjes te trekken, hij doet het ook voor dat ene momentje van succes…



HVC: Waar hoop je nog op?


Sven: Dat ik wereldberoemd en stinkend rijk wordt…


HVC: Tot dan!


Hilde Van Canneyt

www.svenverhaeghe.be

Sven Verhaeghe stelt tentoon
in Villa De Olmen
Nieuwstraat 83 – 8290 Wieze (Lebbeke, B)
www.villadeolmen.be
www.reniere-depla.be

Werk in permanentie bij 
galerie S&H De Buck
www.galeriedebuck.be

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *