Categorieën
Interview Uncategorised

interview met Joost Colpaert

volgend interview: Sofie Muller

Deinze, november 2011 – Gent, mei 2012.
(Dit is het verslag van een wandeling door zijn vorige expo, dit om jullie warm te maken voor de expo die 1 juni ’12 opent in de Gentse Art Track galerie.)

Hilde Van Canneyt: (Nov 2011) Hallo Joost, we zijn hier na een atelierbezoek bij je thuis, net aangekomen in het Museum van Deinze en de Leiestreek waar je een solotentoonstelling hebt. Het is onze bedoeling een wandeling te maken langs je vele werken die hier tentoonsgesteld worden. We stoten hier aan de ingang al onmiddellijk op een bruin-rood schilderij met grillige blauwe lijnen.

Joost Colpaert: Dit werk uit 2005 vormt eigenlijk een contrast tussen grillige druppelvormen – die ik steeds in de ondergrond van mijn werken gebruik – en de rivierbanen. Grote druppelvormen en de loop van water komen hier treffend samen. Het sturen van het toeval leidt in dit werk tot een wat losse geometrie én een sterker doorschijnen van de ondergrond in het voorplan.
HVC: Bij het binnenkomen van de hoofdruimte in het museum, zien we een groenachtig werk waarin we wederom je typische kronkels – die rivieren voorstellen – kunnen ontwaren, op een vlekkerige achtergrond van druppels en craquelures.
JC: Uit het werk dat je aan de ingang zag, is dit werk gegroeid. Op een bepaald moment begon ik uit landkaarten, bepaalde rivieren en hun zijrivieren min of meer over te nemen. Door die onderlaag met die zijrivieren van één belangrijke hoofdrivier te herhalen – in dit geval was het de Yukon rivier die in Canada loopt – begon ik in te zien dat de rivieren die in die ondergrond zitten, me enorm op banen en wegen deden denken. In dit werk heb ik ze erin gegrift, wat je ook nog in de onderlaag ziet. Op een bepaald moment begin je te gieten met verf en laat je die verf zijn beloop gaan op de ondergrond die een bepaalde golving heeft en zich daartegenover aftekent. Die golving verkrijg je door verschillende verfrollers te gaan gebruiken. Dit zie je vooral in de details. Daarna leg ik er een fijne gessolaag vermengd met water op, zodat het een bijna doorschijnende laag is, alsof er een flinterdun papiertje op ligt. De verf zal zich daarna blijven aftekenen rond die golving. Je kan er een hele effectendoos mee bekomen, maar het is ook niet mijn bedoeling het effect om het effect na te streven. Uiteindelijk geef ik slechts rivieren weer met hun zijvertakkingen, die voor mij moeten uitmonden en vertaald worden in bijna pure abstractie. Als ik je niet zou zeggen dat dit werk afgeleid is van de Rio Branco die door Brazilië loopt en er op dit werk allerlei rivieren uit het Amazoniëwoud op staan, dan zou dit voor de kijker een puur abstract werk zijn.

  

HVC: Op dit geel/grijs gevlekt werk, heb je niet die grote rivieren er op gezet, maar de opzet is qua techniek hetzelfde als de vorige besproken creaties.
JC: Dit zijn rivieren uit het Sayanisch gebergte. Ik vond dat netwerk van Siberische rivieren wel boeiend. Ik ben dan opnieuw beginnen werken met water en verf. Ik wil hier gewoon een bepaalde gevoeligheid losweken bij de toeschouwer. Als je een monochroom ziet, wat voel je erbij? Als ik een werk van Poliakoff of Goya’s ‘hondje’ zie, wil ik bijna in dat schilderij gaan kruipen. Dat is wat ik hier ook wil bewerkstelligen, gewoon het gevoel van: “Bam! Dat is het!” Ik wil op een bepaald moment voelen dat het werk er stààt, dat je aanvoelt dat bepaalde vlekken op dié manier functioneren en dat je een bepaalde diepte hebt die je erin zuigt.
HVC: Je moet hier niet je geheime keuken prijsgeven Joost.
JC: Je hebt gelijk. Je beschermt me tegen mezelf. (lacht) Nu ja, als je goed kijkt en denkt, ontdek je ook veel.
HVC: Ik vermoed dat het je – buiten het plezier van het werken met materialen en zo’n schilderij op te bouwen – toch vooral om het eindresultaat te doen is. Hoe wil je dat de bezoekers hier in het Museum van Deinze en de Leiestreek naar je werken kijken? Want zij kennen je gelaagde techniek niet. Ze kunnen het alleen vermoeden bij het beter bestuderen van je werk.
Hoe geef je de kijker een hint dat jouw vertrekpunt rivieren zijn?
JC: Het is me vooral om het eindresultaat te doen, maar het procesmatige blijft even belangrijk. Het biedt perspectief tot andere wegen. Ik hou meer van kunstenaars met een ruimer oeuvre. Ik hou van evoluties, kantelmomenten. Experimenteren met vloeistoffen blijft me daarom bezighouden.
Of ik de toeschouwer een hint moet geven? Dat mag maar moet niet. Dwing de toeschouwer niet, reik hem visuele prikkels en ideeën aan. De titels zeggen toch al veel. En dit interview schept hopelijk nog meer klaarheid.
HVC: Draait het in al je werken dan uitsluitend om esthetiek?
JC: Voor de helft wel. De toeschouwer aanspreken is één, hem intrigeren twéé. Water is leven, en daar gaat het over. Esthetiek is een soort welkom voor een dialoog. Ook in mijn ‘kaartwerken’, maar daar kan ik op de koop toe nog een heel verhaal kwijt. Dat is het verschil met die meer abstracte werken.

 

HVC: We zien hier voor ons een drieluik: het linkse werk lijkt op het eerste zicht terug op een rivierenkaart in potlood getekend, met daarop een groot geschilderd bruin vraagteken. Het middelste werk lijkt op een rood uitroepteken dat de schedel doorklieft. Langs de rechterzijde hangt een werk met een omgekeerd blauw vraagteken. Maar als je goed kijkt, zie je drie in potlood getekende hoofden.
JC: De titel is ‘Dubito, ergo cogito, ergo sum’. Dubito is een slagader die door het hoofd loopt. Als je een medische atlas openslaat, kan je al die verschillende aderen zien. En je hebt één ader die lijkt op een vraagteken. Bij ergo cogito doorklieft een uitroepteken de hersenen, terwijl ergo sum, het omgekeerde van de twijfel verwerkt in een stratenplan: een opsomming van allerlei godsdienstige symbolen: zoals het hoofd van Erasmus, een zeis, ‘The praise of folly’, kortom, allerlei denkbeelden.
Als ik de contouren van L’origine du monde’ van Courbet neem, zou je kunnen zeggen dat het twee rivieren zijn. Als je dat dan combineert met de kaart van België, dan bekom je iets dat nogal potsierlijk, absurd en subversief is.
HVC: Je verwijst hier naar het bekende schilderij: ‘L’origine du monde’.
Maar hoe begin je aan zo’n idee? Hoe maak je die connectie?
JC: Op een gegeven moment wou ik iets doen rond de taalgrens in België. Maar ik vond die lijn zo verschrikkelijk. Kunst en grenzen zijn zo opposant. Op een gegeven dacht ik: “België en L’origine du monde”: het is er een beetje over, maar toch… Het zegt veel over ons land: langs de ene kant is onze grondwet de basis van alle grondwetten waar ook ter wereld. De Europese gedachte is iets dat uit de Benelux is ontstaan. Langs de andere kant is de Belgische politiek misschien ook iets subliem: er wordt voortdurend ruzie gemaakt zonder veel potten te breken. Eigenlijk is dat voor een stuk het doorsnee leven. Het is bijna L’origine du monde van Courbet, maar dan op een andere manier bekeken. (lacht) Die twee contouren vond ik wel leuk. Je transponeert de ene betekenis naar een andere. Dit werk is trouwens nog de kunstenaarspagina in het tijdschrift (H)ART geweest.
HVC: Hier hangt nog een soortgelijk werk met een grijze darmachtige grillige vormen  
JC: De titel is ‘Styx, a vicious history’. Hier heb je een rivierlijn die draait en keert rond alles wat gevangen zit en ergens naar een dood punt leidt. Op deze kaart zie je ondermeer Auschwitz, tussen die twee rivierarmen heb je het getto van Warschau. Het gevolg daarvan is ook de Gazastrook. Maar wat is de oorzaak van die zaken? Germania, het fascistoïde grondplan van Albert Speer voor Berlijn, waarvan ik dan ook het grondplan heb gebruikt voor dit werk. Dan bedacht ik me en zag dat bepaalde reflexen ook in onze actuele maatschappij ingebakken zitten. Zo is een golfterein ook een geïdealiseerde wereld, als je er ook nog een gated community  aan toevoegt – een soort mensdom dat zich afsluit van de menselijkheid – bekom je de andere kant van de Styx.
HVC: Ik leer bij. We staan hier opnieuw voor een zelf samengestelde plattegrond: een kaarttekening met een donkerblauwe grillige rivierenlijn, al lijkt die hier bijna een verknoopte woelige organische vorm te hebben. Ik lees op het bijhorende titelkaartje ‘Le Congo Imaginaire’.
JC: Je ziet een detail uit de Congorivier. Aan de ene kant zie je Kinshasa, aan de andere kant Brazzaville. In de tekening zie je inderdaad een portret. Ik heb me vrij gebaseerd op het project ‘Kinshasa de imaginaire stad’, dat in 2004 de architectuurprijs gewonnen heeft op de Biënnale van Venetië, een project van o.a. Koen Van Synghel. Het gaat over architectuur in Kinshasa, terwijl er daar eigenlijk geen architectuur is. Wat is er dan wel van architectuur? Het lichaam van de mensen, de manier waarop ze zich gedragen en voorkomen: “La société des ambianceurs et des personnes élegantes”.  Er was ook een fototentoonstelling in Brussel: je zag er foto’s waarop mannen afgebeeld waren die met hun mooiste pak, hoed en schoenen aan, door de sloppenwijk lopen. Dat is voor hen de manier om hun leven een bepaalde vorm te geven en een basis architectuur.
Je hebt ook het boek van Joseph Conrad:The heart of darkness’, een boek over de wandaden van Leopold II. In Kinshasa heb je trouwens een hotel met de naam ‘Hotel Apocalyps’ en de idee die men vaak hoort is: “Les morts ne sont pas mort”.
HVC: Je zoekt het ver. Al zijn het allemaal stukken realiteit.
JC: Ver? Dit is toch ook een deel van onze cultuur, Matonge is toch een deel van Brussel. Oneliners zijn net als esthetiek, het mag toch wel een beetje dieper en verder gaan dan de oppervlakte.

HVC: We botsen hier op een ander drieluik. Ik probeer het te omschrijven: in het midden hangt een werk met een aaneensluitende rivier, links en rechts ervan zien we werken met druppelvormige bollen.
Heb je het vanaf het creatieproces al als een drieluik opgevat?
JC: Ja. Ik ben naar kaarten beginnen zoeken van het eiland Utopia en vaak dook dezelfde vorm erin op. Het is een eiland, maar wat doe je daarmee?  Je zou het kunnen vergelijken met de schilderijen van de primitieven, waar je links en recht grisailles hebt, waardoor het middelste luik nog meer contrast krijgt. Die bollen hebben te maken met de betekenis van het werk. Binnen die riviervorm van het eiland Utopia, ben ik gaan zoeken naar alle soorten Utopische projecten. Je ziet op dit werk Victory City van Simpson, een Amerikaanse stedenbouwkundige. Dat zag eruit als een motorblok. Op dit werk zie je ook het Sforzinda van Filarete, de zoutfabriek in het Franse Arc-en-Senans, Brasilia, het palmeneiland in Dubai, New Babylon van Constant… Dat zijn allemaal utopische projecten. Langs de linkerkant zijn het allemaal eilandjes waarvan de vormen zijn afgeleid van de druppels uit een video. Het zijn de plattegronden van fiscale paradijzen: Jersey, het eiland Mann, een stukje van de Kaaimaneilanden, noem maar op…
Op het rechterdeel van het luik heb ik dan net het omgekeerde verwerkt: Alcatraz, gevangenissen en een aantal concentratiekampen. Het linkse en het rechtse werk zijn -meer dan alleen vormelijk – elkaars tegenpolen. Positief versus negatief. ‘Utopia, everywhere, nowhere’ is al een veelzeggende titel…
HVC: Ik leer nog meer bij…
Klopt mijn gevoel dat je werken sterker zijn in reeks dan als individueel kunstwerk.
JC: Ik werk wel graag in twee- en drieluiken: een geheel is altijd sterker dan één onderdeel. Een werk wint steeds als je het in een geschikte context plaatst. Nu ja, had ik één werk per muur gehangen, dan had je misschien een ander gevoel.

HVC: Ondertussen zijn we in een andere museumruimte beland. Op het eerste zicht zie ik hier grijs/bruine aquarelachtige schilderijen hangen. Ze lijken landschappen voor te stellen.
JC: Dit zijn recente werken. Ze geven een kustlijn weer. Dit lijkt evenwel moeilijk te herkennen in die werken, want je weet niet wat je ziet: alleen maar diepte, lichte en donkere tinten en dégradés – die je trouwens in al mijn werken ziet. Ik zie ook nog kleine uitstulpingen, vlekken en de kleine riviertjes van het terugtrekkend water… Dit alles begon me te fascineren door het vloeibare dat zich aftekent en zo een vorm laat ontstaan. Het doet me daarom denken aan details uit de ondergronden van mijn abstracte werken uit 2005.
HVC: Is dit werk dat je bij of naast je ‘kaartwerken’ ziet in je oeuvre?
JC: Dit wordt een geheel met nog een aantal andere zaken. Ik heb een reeks video-opnames gemaakt, waarbij ik water naar de zee draag. Die video-opnames zijn klaar, maar ik doe nu nog de montage. Het is de bedoeling die video te koppelen aan o.a. deze werken. Natuurlijk zullen ook in dit project werken met landkaarten geïntegreerd worden. Alles zit al tussen mijn twee oren, dat zal zichtbaar zijn bij een volgende expo.

HVC: In de traphal van het museum van Deinze, zien we de animatiefilm: “All water is quite useful.” Hoe ben je op dat idee gekomen?

JC: Het is een uitvloeisel en verwerkingsproces van de video ‘Trembling drops’. Ik kwam van de carwash en ik zag de laatste druppels op de motorkap van mijn auto trillen, alvorens ze verdroogden. Dat was de inspiratie voor die video. Meer ga ik niet vertellen of ik ontneem de toeschouwer alle magie.


HVC: Groot gelijk.
Je hebt een tiental schilderijen gemaakt naar die video ‘Trembling drops’.
JC: Ik heb inderdaad een reeks gemaakt waar die druppelvorm zich herhaalt. Die reeks vormt de basis voor de animatiefilm ‘All water is quite useful’, een soort ballet, een visuele “struggle for live & water”, waarin alle elementen van de reeks worden verwerkt. De maatschappelijke context kan je zelf wel invullen.
HVC: Welk onderzoek wil je daarmee plegen?
JC: Puur het onderzoek naar alle mogelijkheden van verf en de verschillende kansen om een bepaalde vorm anders te zien, te benaderen, in een andere context te plaatsen en het begrip “tijd” nog meer plaats te geven. Al doen sommige werken van die reeks aan een landschap denken. Op een gegeven moment was ik zeer verbaasd toen ik naar een documentaire keek die handelde over bepaalde kleine meertjes in een woestijnachtig gebied in Mexico. Ik herkende dat diepe groen van die meertjes en de kleur van die woestijn in een van die werken. Meestal komt voor mij eerst het beeld van het landschap, maar soms ervaar ik ook het omgekeerde: kom ik als het ware mijn eigen gecreëerde landschap tegen. 
HVC: Vind je als kunstenaar het onderzoek naar bijvoorbeeld ‘de andere kant van het leven’ (ofzoiets) ook niet belangrijk?
JC: Dat is wat komen moet na de verwondering, na de esthetische bevrediging, na een tweede of derde lezing van het werk. De andere kant van het leven zit erin verpakt, maar mag niet opgedrongen worden, laat die invulling maar over aan de toeschouwer.
HVC: Laten we even je evolutie nagaan: hoelang ben je al bezig in je atelier?
En hoelang duurde je ’trial and error’ periode? Want je bent afkomstig uit de wereld van de muziek. Je studeerde aan het muziekconservatorium te Gent. Daarin zit nu ook je broodwinning als leraar. Zie je jezelf als autodidact in de beeldende kunsten? Is die omweg een voor- of nadeel om er te geraken in de beeldende kunst?  
JC: Het zal toch al meer dan achttien jaar zijn dat ik in mijn atelier aan het werk ben. Pas de laatste zes jaar is die trial & error periode misschien wat verminderd. Ik weet meer waar naartoe. Alhoewel,  het is belangrijk te blijven experimenteren in je werkproces.
Die muzikale omweg heeft wel héél wat invloed gehad op mijn manier van denken en werken. Aanvankelijk merk je grote verschillen en gelijkenissen tussen die twee kunstvormen. Het heeft er vooral voor gezorgd dat ik op een nogal eigengereide manier aan een parcours in de beeldende kunst begonnen ben.
Anderzijds mis ik wel de contacten die andere beeldende kunstenaars hebben opgebouwd tijdens hun studietijd.
HVC: Ik heb je nog niet gevraagd naar je invloeden in de kunst. Zelf kan ik je werk niet onmiddellijk linken aan andere kunstenaars. Wat misschien een complement is…
JC : Merci Hilde. Victor Servranckx en de eerste abstracten, hebben voor mij de weg getoond: vrijheid. Of was het ook die grote overeenkomst tussen abstractie en muziek?
HVC: Heb je het gevoel dat je kunstwerken jouw kiezen? Of is het bij jou vooral een rationeel gegeven?
JC : Ik hou van kromme lijnen: beide kunnen. Een onbewaakt moment biedt vaak nieuwe mogelijkheden, met wat ratio moet je dit alles filteren.
HVC: Wat is tot nu toe je grootste voldoening geweest als kunstenaar?
JC : Het voltooien van een goed werk en dan stevige wilde muziek, luid door de luidsprekers van het atelier laten galmen en even losgelaten wild zijn. Of, iemand anders die stil wordt rond je werk, dat blijft ook hangen.
HVC: Hoe belangrijk is een boek en een website om je werk ‘te verkopen’ aan de buitenwereld.
JC : Die vraag heb ik me ook al vaak gesteld. Eerst voelt dat aan als een noodzakelijk tijdverlies. Daarna is het zoals de opbouw van een expo: alles op een rijtje zetten, afstand nemen, goed kijken om dan weer verder te gaan.
HVC: Wat zou je kunnen tegenhouden nog verder werk te maken?
JC : Ziekte of brute pech.
HVC: Ben je al uitverteld bij de werken die we hier in het museum van Deinze en de Leiestreek mogen bewonderen? Wat mogen we verwachten bij een volgende expo?
JC: Wat je mag verwachten, is ‘een wetenschap’ voor mij, het zit al tussen mijn twee oren. Het uitwerken is een nieuwe uitdaging. Wat je gezien hebt, is een stevige basis om verder te gaan. Ik denk dat ik met één mensenleven niet genoeg heb voor wat ik nog allemaal wil maken.
HVC: Ik ben benieuwd naar je verder werk!

enkele maanden later…

HVC: Hallo Joost, ondertussen zijn we mei 2012 en heb je binnen enkele weken een expo bij Guido in Art Track te Gent. In hoeverre verschillen je werken – en de expo in het geheel – van je expo die je in Deinze en de Leiestreek had in november 2011?
JC:  Het is een verder zetten van het verhaal dat ik tijdens het najaar van 2011 in Deinze en bij Galerie Karin Sachs in München bracht. Wel nieuw zijn de werken die uit de video ‘Waterdrager’ zijn ontstaan en waarin sobere kaarten zijn verwerkt. De video ‘All water is quite useful’ heb ik ook herdoopt tot ‘Struggle for Water’ en de animatie voorzien van een geluidscompositie. Deze video’s vormen een aanleiding om met plattegronden en landschappen een cluster van refererende en interfererende beelden te maken: een marine met emmer, landkaarten met druppelvormen, landschappen die in vogelperspectief grillige kustlijnen weergeven. Maar, daarvoor moet je komen kijken.

HVC: Allen naar galerie Art track in Gent!
Hilde Van Canneyt, copyright 2012.
Joost Colpaert stelt van 1 juni tot 1 juli 2012 tentoon bij Art Track te Gent, Zuidstationstraat 8, 9000 Gent. Open van woe tot zo van 14 tot 19u. (0497 481 698)
Er is een monografie uit van Joost Colpaert: ‘Over oude rivieren en nieuwe sporen’, met teksten van Hans Theys. (Uitgeverij Snoeck)

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *