Categorieën
Interview Uncategorised

Interview met Stefan Annerel



vorig interview: Agnes Maes (nu in galerie Kristof De Clercq, Gent)
volgend interview: Stephan Vanfleteren (nu in de Budafabriek, Kortrijk)
Veel expo's dezer dagen in Mechelen: Layer on layer' in De Garage, UPclose and Personal in het CC en Nikita Kadan in Galerie Transit. De moeite dus om het vertrouwde terrein te verlaten en naar Mechelen te trekken.
Interview met Stefan Annerel (1970), Mechelen, maart 2013.


In 2007 schreef Jan Dirk Baetens dat kijken naar je beelden het balanceren is tussen zien en niet zien. Je werken bieden zich aan als glanzend en transparant, maar zijn in feite doortrapt en uitgekookt. Kan je je daarin vinden?
Stefan Annerel: “De meeste werken zien er op het eerste zicht abstract uit, maar eigenlijk gaan ze uit van een visuele ervaring die ik had bij het bekijken van tijdschriften, keukenhanddoeken en hoeslakens. Uit woonmagazines verzamel ik knipsels waarmee ik collages maak. Soms zie je in een tijdschrift een witte, rode en blauwe streep die je meteen met een Hollandse vlag associeert. Hoe langer je ernaar kijkt, hoe harder je je afvraagt of de witte lijn nu eigenlijk op de blauwe ligt, of omgekeerd. Hoe langer je kijkt, hoe harder je twijfelt aan voor, achter en tussen. Ik probeer in te spelen op zulke visuele ervaringen, ik schilder constant valse schaduwen. Iets wat op elkaar lijkt, ligt net onder elkaar. Soms probeer ik dingen na te bootsen zoals plakband, een doek of papier. Vandaar het woord doortrapt: het lijken gewoon ruiten, maar er komt meer bij kijken.”


Hij schrijft ook: “De werkelijkheid die we door de beelden heen zien – zoals we die doorheen de illusie zien – blijkt niet de werkelijkheid zelf, maar een andere fictie, een andere afbeelding van de werkelijkheid.”
Vertrekpunt zijn kleine stukken die je uitvergroot.
SA: “Een kleine nuance: ik vertrek met iets kleins, maar ik begin dan pas aan mijn werk. Op grote houten platen leg ik stukken stof of papier die het vertrekpunt vormen. Dat gebeurt impulsief en is verre van constructief. Als ik echter tevreden ben met het idee, plak ik er een glasplaat bovenop omdat ik niet wil dat de verf en het hars in contact komen met het papier en de stukken stof. Als je hars zou gieten op een stuk stof, krijg je iets wat op een vetvlek op boterhammenpapier lijkt, wat de materie verandert. Vervolgens maak ik een goot uit plakband rond het hele werk en begin ik te schilderen op de glasplaat. Tijdens het schilderen bedek ik het schilderij en de glasplaat tot vijf keer toe met hars, op die manier dat je een driedimensionale collage krijgt: glasplaat, beschildering, hars, beschildering, hars, enzovoort. Als ik denk dat het werk klaar is, verwijder ik de plakband, schuur ik de randen en krijgt het werk nog één harslaag.”
Als ik me niet vergis heb je een zevental jaar geleden hars ontdekt?
 SA: “Ja, in het Middelaresziekenhuis in Deurne heb ik een openbaar kunstwerk gemaakt. Ik was al langer met ruitmotieven bezig, maar het gebruik van hars kwam later. In de kamer waar je op de lift wacht, heb ik de vloer, het plafond en de muur bekleed met een ruitmotief, telkens in een andere kleur. Het schilderij moest eigenlijk verzegeld worden met een soort harslaag, en tussen de verschillende lagen zou ik schilderen. Na lang zoeken ben ik in contact gekomen met een firma die een transparante gitvloer kon leggen. Datzelfde bedrijf had eerder in Gent een papillon van Panamarenko op de managementschool Vlerick verzegeld. Intussen sponsoren ze mij en ben ik een rechtstreekse afnemer van het product.”
Is het vanaf toen dat je het resultaat behaalde dat je voor ogen had? Daarvoor werkte je vooral met ruitmotieven.
 SA: “Ik was met totaal andere materialen bezig. Ik werkte met talkpoeders en frescoachtige schilderijen, maar ik had toen al het idee om onder en boven te vlechten. Alles verliep volgens hetzelfde proces, maar door alles even mat te maken, begon ik te twijfelen. Glans is beter, want dat maakt alles mysterieuzer, aaibaarder en het bedekt het werk. Iets wat morsdood of slecht geschilderd is, wordt fris wanneer je het overgiet met hars. En omgekeerd.” 


Ben je niet bang dat mensen na een tijd zullen zeggen dat de manier waarop je werkt een kunstje wordt?
SA: “Ik werk ook aan andere dingen, maar momenteel is de tijd niet rijp om ermee naar buiten te komen. Ik werk in reeksen van ongeveer twintig schilderijen waar enorm veel tijd in kruipt en ik geef mezelf altijd een andere insteek. Hier zie je vooral ruitmotieven, maar tegenwoordig werk ik met gecondenseerde vakken waarachter zich harde kleuren en vlakken verbergen. Concreet: een wazige bovenlaag met een scherpe onderlaag. Het idee van een gecondenseerde ruit met felle kleuren achter, fascineerde mij. Daarnaast probeer ik dichter bij mijn collages te blijven, de meer asymmetrische werken.”
‘Layer on layer’ is een solovoorstelling waar een boek aan is verbonden. Sluit je hiermee een hoofdstuk af of keer je, wanneer alles achter de rug is, terug naar je atelier om verder te bouwen?
SA: “Er zijn een paar nieuwe werken klaar, maar die heb ik bewust thuisgelaten. Ik heb uitvoerig mijn tijd genomen om de juiste schilderijen te selecteren. Soms is de verleiding voor mezelf te groot om een verkeerd werk mee te nemen. Voor Layer On Layer moest ik goed doseren, er is veel ruimte tussen de verschillende werken. Ik had 35 schilderijen geselecteerd, maar er hangen er maar 17.”
Je praat heel eerlijk over de manier waarop de werken worden gemaakt.
SA: “Er wordt het meest naar mijn werkwijze gevraagd. Het is mij op kunstbeurzen al opgevallen dat er volgens een patroon naar mijn schilderijen wordt gekeken. Ze doen een stap opzij, eentje naar voor,… Ik vind het fascinerend om te zien hoe mijn werk benaderd wordt.”


Is het dan niet leuker dat niemand weet hoe de werken tot stand komen?
SA: “Ik vertel misschien hoe ze gemaakt worden, maar er komt meer bij kijken. Hoe je hars zonder luchtbellen krijgt bijvoorbeeld. Het duurt zestien uur vooraleer de hars uitgehard is, en ook de temperatuur moet juist zijn.”
Trek je met een idee naar je atelier of komt er veel toeval bij kijken?
SA: “De aanvang van het werk is gevoelsmatig, zonder plan, een soort territorium waar ik de mogelijkheden collagegewijs uitprobeer op zoek naar de juiste insteek. Op het ogenblik dat ‘het’ gebeurt, start het rationele proces.
Er zit ook toeval in. Ik heb veel stukken papier en stof liggen. Soms probeer ik maar wat, en als ik het goed vind, zet ik mij aan het schilderen. Het is ook niet zonder toeval dat sommige lijnen exact dezelfde dikte hebben als rode plakband; ik schilder plakband na. Enkel in de spleten en gleuven zitten echte materialen.”
Voor jou blijft het belangrijk dat een schilderij illusie wekt?
SA: “Ja, het is een wereld op zich.”
“Het is decoratief werk, maar zeker niet braaf”, zei Anne Marie Pools over jouw schilderijen. Nochtans wordt het woord decoratief als een belediging gezien in de kunst.
Artspotter verwoordde dat mooi: “Annerels bijdrage tot de schilderkunst is vormelijk en daar is niets mis mee.” Hij maakt ook de vergelijking met Rothko: “Het ging tenslotte ook over kleur.” Hij zegt ook dat je je niet laat overhalen tot inhoudelijke theorieën over je werk.
SA: “Niet echt. Als ik de visuele prikkel waaruit ik vertrek kan overbrengen op de mensen, ben ik al heel tevreden.”
Danny Illegems schreef: “Zijn motieven en kleuren komen uit de werkelijkheid. De kleine merken en patronen van deze tijd. Huiselijk, burgerlijk, tweedehands, lokaal, particulier. Maar eigenlijk net zo universeel als de grote visuele voetafdrukken van de globalisering.”
Je hebt  op het HISK gezeten. Hebben ze daar niet geprobeerd om jou om te vormen?
SA: “Toen ik er studeerde, was het HISK was nog in Antwerpen, ik heb toen de hervorming meegemaakt. Ze hebben mij vooral aangemoedigd om te volharden, om te blijven doen waar ik mee bezig was. Naast het HISK zijn er voor mij twee belangrijke momenten geweest: de expo Pushing the Canvas in 2007 en de eerste reeks van de Canvascollectie een jaar nadien. Die twee dingen hebben ervoor gezorgd dat ik werd opgepikt. Pushing the Canvas plaatste mij tussen andere kunstenaars zoals Kati Heck en Matthieu Ronsse. Dat deed mij deugd. Daarnaast werd ik als laatste geselecteerd tijdens de Canvascollectie, waarna alle jury’s zich rond mijn werk verzamelden. Er waren heel wat galeriehouders aanwezig. Zo ben ik aan mijn eerste galerie geraakt.”
Eigenlijk ben je nog maar zes jaar “bekend”. Vond je het voor die periode frustrerend?
SA: “Nee, want mijn werken zijn altijd opgemerkt geweest in een beperkt circuit in Aalst, al was dat op een andere niveau dan nu. Ik heb de laatste jaren ontdekt dat er in het buitenland veel meer galerieën met abstracte kunst werken dan in België. Als je in België naar abstracte kunstenaars vraagt, noemen ze wijlen Raoul De Keyser en Marthe De Wery en bij de jongere generatie Virginie Bailly, Philippe Van Snick en Pieter Vermeersch, maar dan volgt er een stilte. Veel schilders bevinden zich in het half-surrealistische verhaal zoals Michael Borremans, dat was mij niet eerder opgevallen. Wat ik nog 'Vlaams' vind, is dat ze hier sterker kijken naar verschillende categorieën en vakjes, bijna clubjes waar je in moet passen. Er is al een verschil tussen kunstenaars uit Gent en die uit Antwerpen.
Dat heb je bijvoorbeeld niet in New York.”
 
Noem je jezelf een kunstenaar of schilder?
SA: “Een schilder. Nu noem ik het schilderijen, maar helemaal in het begin sprak ik altijd over maquettes.”
Dat had een reden, toch?
SA: “Het zijn bijna bouwpakketten waar ik laag per laag mijn werk opbouw tot iets driedimensionaal. Elke laag laat dingen zien van de vorige laag.
Je titels zijn redelijk speels. Vroeger, toen je nog op andere dragers werkte, durfde je een werk zelfs ‘bloem’ te noemen.
SA: “Nu zijn het gewoon de namen van de ruiten die ik heb gebruikt. Alle ruitmotieven hebben een naam. Er zitten ook schilderijen bij die Wibra of Roma heten, gebaseerd op de waszakken die je in wasserettes tegenkomt.”
Heb je ooit het gevoel gehad dat het allemaal voor niets is geweest?
SA: “Nee, plots viel het samen en nu zit ik op een trein die rijdt. Het heeft alleen wat langer geduurd voor ik opgevist werd, maar ik heb wel echt het gevoel dat ik nog een tijd verder kan. Ik ben nu ook aan het schetsen op houten plankjes met stylo’s en stiften, maar ik weet nog niet waartoe het gaat leiden.
Ben jij het type dat met een schetsboek of notitieboekje rondloopt?
SA: "Tegenwoordig ben ik veel aan het fotograferen met een tablet. Ook Instagram werkt goed om patronen te fotograferen en nadien te bewerken. Eigenlijk is dat Photoshop voor kinderen. Het is heel compact en ik kan het overal en op elk moment gebruiken."
Is je oog steeds op zoek naar inspiratie?
SA: "De inspiratie voor mijn werk vind ik overal: zowel op servetten van een Italiaans restaurant of in een derderangs winkelstraat of op goedkoop reclamedrukwerk."
Denk je dat dit een onderzoek is waar je nog lang mee doorgaat?
SA: “Ik kan nog een tijd verder. Ik ben nog niet uitverteld, ik moet het alleen voor mezelf interessant houden, zoals ik nu met condens en collages werk. Je ziet misschien van ver wanneer een schilderij van mij is, toch weet ik dat de insteek helemaal anders was.”
Stef Van Bellingen beschreef je werk als gestold licht.
SA: “Het gaat over licht inbrengen. Je kunt iets oranje schilderen of eerst een gele laag aanbrengen en er daarna transparant rood over schilderen of omgekeerd. Zo krijg je bijvoorbeeld al drie soorten oranje. Ik laat het licht tintelen."

Je titels houden vaak verband met je vertrekpunt.
SA: “Ja, de ene keer verwijs ik naar een hoeslaken of waszak, de andere keer naar iets verguld. Ik verwerk ook marmermotieven in mijn schilderijen, maar ik vind het vooral belangrijk dat het gevoel klopt met mijn vertrekpunt. Daarnaast hoeft de bezoeker niet altijd te weten wat mijn prikkel was. Mijn titels geven af en toe een signaal, en de ruitmotieven kan je gewoon googlen.”
Haal je ook inspiratie uit andere dingen? Literatuur, bijvoorbeeld?
SA: “Ik ben vooral visueel ingesteld en ben geïnteresseerd in de sfeer of het licht in een bepaalde setting. Het licht dat in bepaalde films of Scandinavische series zit inspireert mij. Foto’s nemen van een televisie kan trouwens goed werken, dat geeft een ander soort licht. Daar werk ik graag mee, met literatuur iets minder. Ik kan urenlang naar iets turen.”
Het is niet zo dat slecht nieuws zich vertaalt naar een donker werk?
SA: “Nee, helemaal niet. Het is ook niet zo dat in de winter alle schilderijen wit of donker zijn en in de zomer kleurrijk.”
Er zit toch wel gevoel in?
SA: “Ja hoor, ik zet mezelf ook voor uitdagingen. Lichte, blauwe werken maken lukt moeilijk, terwijl ik rood wél onder controle heb. Als je iets in het blauw schildert en er hars bovenop giet, kan dat een ordinair verkeersbord worden. Groen is bijvoorbeeld ook een moeilijke kleur om mee te werken.”
De materie blijft je uitdagen.
SA: “Schilderijen kunnen ook overwerkt worden. Soms blijven ze een half jaar staan voor ik er een laatste laag opleg.”

-->
Voor de tentoonstelling lijken de witte muren ideaal.
SA: “Mijn werken functioneren in de witte box van de galerie, maar ook in minder neutrale woonkamers. Het zijn werken die heftig aanwezig zijn! Ze dringen zich graag op!
Is er ontspanning naast de kunst?
SA: "Ik neem veel op. Ik reis en bekijk graag en veel. Het feit dat ik les geef en dit kan doen, maakt dat ik comfortabel door het leven kan. Als ik op vakantie wil, kan dat.”
Hilde Van Canneyt, copyright 2013-04-03
Stefan Annerel stelt tentoon: 'Layer on layer' in De Garage in Mechelen van 24-3 tot 19-5-'13.
Onder den Toren 12, 2800 Mechelen
In het cultuurcentrum van Mechelen kan je tegelijkertijd (van 6-4 tot 19-5) ook de expo ‘UPclose en Personal’ bezoeken met Koenraad Dedobbeleer, Stefaan Dheedene, Ben Meewis, Kristof Van Gestel, Herman Van Ingelgem en Leon Vranken.
In Galerie Transit kan je van 7/4 tot 19/5 de expo van Nikita Kadan bezichtigen.
zandpoortvest 10
2800 Mechelen
t +32 15 336 336

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *