Categorieën
Interview

Interview met Dennis Tyfus


Interview
met Dennis Tyfus (1979), herfst 2015



Eerst even langs www.ultraeczema.com gaan, kan beeldend al veel verhelderen.. 


Hilde Van Canneyt: Hallo Dennis, de
kleine Tyfus-legende zegt dat je op je vijfde bent beginnen tekenen onder
impuls van de kleuterjuf die je beledigde …
 

Dennis Tyfus: Wat uiteraard niet vreemd is: tekenen, kliederen en lawaai
maken is zowat het enige dat kleuters doen. Ik vrees dat ik er gewoonweg nooit
mee ben gestopt.



HVC: Je omschrijft jezelf als een
autodidact.

DT: Toen mensen me in het verleden vroegen waar of wat ik gestudeerd heb, kon
ik daar enkel “niets” op antwoorden.



HVC: Radio Centraal staat nogal, euh,
centraal in je leven.

DT: Toen ik Radio Centraal voor het eerst hoorde, voelde dat als thuiskomen. Ik
wou alles weten over deze wel erg vreemde plek in de ether. Mijn tienerbrein
werd gefrituurd door wat ik er allemaal te horen kreeg: muziekgenres waarvan ik
het bestaan niet kende, seksuele uitdrukkingen die delen van mijn lichaam
activeerde die zich voordien op non-actief bevonden, en een uitgesproken links
discours. Hoe Radio Centraal nu al 35 jaar georganiseerd wordt, is erg
uitzonderlijk. Uiteraard zijn er tegenwoordig genoeg voorbeelden van online
radiostations die weleens vreemde muziek spelen, maar geen enkel station is zo
radicaal als Radio Centraal. Nog steeds wordt er geen enkele vorm van reclame
uitgezonden: het is een uitzonderlijk gesamtkunstwerk waaraan al 35 jaar
kunstenaars, muzikanten, herrieschoppers, muziekliefhebbers, enzovoort in
wisselende opstellingen aan verder bouwen!



HVC: De wereld van de ‘cassette’ en
fanzines die ik nog herken uit de new wave en punk tijd, zijn voor jou nog
altijd ’tegenwoordige’ tijd. Je houdt ervan om met verwante zielen muziek en
beeld te delen.
 

DT: “Stuur uw oude cassettes en fanzines gerust naar Dennis Tyfus,
Wolstraat 31, 2000 Antwerpen!” Die manier van werken, het zelf uitgeven van
gemakkelijk reproduceerbaar materiaal – zoals cassettes, gekopieerde,
gezeefdrukte of met  risograaf vervaardigde fanzines en cdr’s – lijkt me
nog steeds een zeer logische, pragmatische manier van werken. In plaats van te
wachten op een deftige uitgever of label, bepaal je alles zelf. Het is de
perfecte manier om dingen te testen. Vandaag  zijn zelf uitgegeven
creaties tevens erg eenvoudig aan te bieden, te ruilen of te verlappen via het
wereldwijde web. Iets wat ik via Ultra Eczema nog steeds gretig doe. Ik werk
ook graag met andere uitgevers of labels, er gaat weinig boven het eigen
ongeduld.



HVC: Ultra Eczema groeide uit je
puisterige pubertijd en het is nog steeds  een trouwe bondgenoot, want je
zit al aan de 196ste  uitgeduwde puist, ook wel ‘releases’ genaamd.
 

DT:  Van jeugdbrand had ik enkel last op mijn kin, waardoor het op
voedselrestanten leken, maar misschien hebt u wat anders gezien, dat kan,
aangezien ik enkel ’s ochtends en ’s avonds in de spiegel keek om op bevel van
mijn ouders mijn tanden te schuren en erger te voorkomen.

Meer dan een label in de traditionele zin van het woord, is Ultra Eczema een
opeenvolging van catalogusnummers. Ultra Eczema omvat niet enkel wat er wordt
uitgebracht, maar is als lineaire nummering van een artistieke praktijk de
houtlijm die mijn verschillende activiteiten bijeenhoudt. Bijna altijd is
er wel één of andere release verbonden aan wat er gebeurt. Of het nu een
galerietentoonstelling van eigen beeldend werk, de organisatie van een concert
of het ontwerpen van een flyer betreft, Ultra Eczema trekt dwars doorheen mijn
verscheidene activiteiten een lijn die de punten verbindt. Ultra Eczema is
naast een ritmeaanduiding van een tempo, ook een ideale plaats om mijn interesses
en invloeden te combineren met mijn eigen werk.


HVC: Hoewel muziek en beeld voor jou niet
te scheiden zijn, ga je bij de platenboer evengoed een plaat kopen waarvan je
de muzikale inhoud niet kent.

DT:
Achtervolgt u mij tot helemaal bij de platenboer?

HVC: Ik heb het in de roddelblaadjes
gelezen …
En om de leemte te vullen, probeer je nog betere (noise)platen uit te geven en
platenhoezen te ontwerpen.

DT: How how how, kalm aan jij, dit soort van
aantijgingen zo vroeg op de dag zijn niet goed voor mijn binnenkant!
Leemtes
opvullen zijn hier niet aan de orde en ook het woord ‘betere’ stoort me in je
vraag. De platen die ik uitgeef kunnen mogelijk een aanvulling zijn. Ik hou
ervan muziek te delen met andere mensen die erdoor gepassioneerd zijn en er
gaat weinig boven het ontdekken van iets nieuws. Beelden
zien die bij muziek passen of een volledige stijl die een groep
vertegenwoordigd is iets vreemds: muziek is op zijn best wanneer het een totaal
is waarbij  beelden op platenhoezen, t shirts of andere artikelen,
video’s, concerten, enzovoort een onwaarschijnlijk geheel vormen. Wat in het
beste geval voor totale wanorde zorgt, maar dat is eerder uitzonderlijk helaas.

HVC: Concerten of noise partys
organiseren, is
één van je dada’s.

DT: “Noise party’s”, een mooie tegenspraak in termen, net zoals “Emo-hardcore”.
We organiseren bij Stadslimiet een drie- à viertal concerten of tentoonstellingen per maand. Meestal
zijn het dingen die we zelf willen zien en die hoogstwaarschijnlijk op de
prioriteitenlijst van weinig andere organisaties pronken.


HVC: In Antwerpen kon je in de loop der
jaren nogal veel Tyfussen zien passeren in de vorm van stickers, strooibrieven,
affiches, badges, enzovoort . En dan heb ik het nog niet over de
kunstenaarsboeken die je samen met Vaast Colson uitgeeft.
 

DT: Die vlugschriften zijn een beeldende aankondiging en tevens een
uitnodiging aan eender wie die interesse heeft in eender wat er staat
aangekondigd. De mogelijke toeschouwer beslist bij het bekijken van het
drukwerk of het hem/haar al dan niet aantrekt. Dit drukwerk is gratis, in
tegenstelling tot de meeste evenementen die ze aankondigen. Het kunstenaarsboek
is dan weer een ideaal medium om bepaalde manieren van werken te tonen.



HVC: Wil je nog een nalatenschap
vertellen van je kunstenaarscollectieven zoals ‘Frigo’ of een kunstenaarsplek
als ‘Gunther’, dat ondertussen onder de noemer ‘Stadslimiet’ staat te blinken?

DT: Met Frigo heb ik nooit iets te maken gehad. Gunther was een plek die Vaast
Colson en ik zijn begonnen omdat de nood aan een duo atelier, maar ook een
sociale plek, voor ons hoog was. Geen enkele toen bestaande ruimte was goed
genoeg voor wat we wilden tonen en doen, dus zijn we er zelf een begonnen.
Gunther bevond zich in een glazen zeshoek, naast de politietoren Oudaen in het
centrum van Antwerpen. Vooral het eerste jaar, toen de meeste politiemensen
dachten dat er verbouwingswerken bezig waren terwijl het om concerten ging, was
erg mooi. Maar toen de smurfen de avonden verkortten en de huisbaas allerlei
vreemde eisen stelde, zijn we aan de Ernest Van Dijkkaai met Stadslimiet
begonnen. Het is een nog kleinere ruimte, waar we boeken presenteren, werk
maken en exposeren van onszelf evenals bevriende kunstenaars en concerten
organiseren.



HVC: Heb je enig idee waarom de redactie
van 100%EXPO graag had dat we ons interview in ‘Het Bos’ gingen afnemen? (wat
door omstandigheden ons niet is gelukt, red.)
 

DT: Geen idee, misschien wou men mij angst aanjagen? De natuur heeft in het
algemeen geen kalmerend effect op mij. Integendeel.



HVC: Je bent gekend om je
multidisciplinaire body en mind… Is dat een vloek of een zegen?


DT: Multidisciplinaire body en mind
klinkt als de naam van een derdehands dansproject waaraan Patje Krimson
verbonden was in de grauwe jaren ‘90. Ik kies er
voor om me niet tot één medium te beperken. De vapeurs
breken los bij de gedachte om jarenlang enkel te tekenen of te schilderen,
hoewel ik van beide erg hou. Alles wat
ik doe, is gelukkig een keuze en absoluut geen vloek, behalve dan de No Choice
Tattoos.



HVC: Kunstfilosoof Hans Theys schreef in
2010: “Tyfus’ werk wordt pas zichtbaar als je al zijn bezigheden als één geheel
beschouwt en je je niet laat leiden door de manier waarop zogenaamde
disciplines doorgaans worden onderscheiden.”
 

DT: De kunstenaars en muzikanten die me zelf het meest interesseren, zijn
steeds mensen die een grote verscheidenheid tonen, zich niet binden aan één
medium, maar toch een eigen beeld- of klanktaal hebben. Grenzen, angst en
beperkingen lijken me de grootste vijand van de kunst.



HVC: Wat is het gekste dat je ooit hebt
gedaan of nog hoopt te doen?
 

DT: Het zou de bevoegde autoriteiten het wel heel erg gemakkelijk maken,
moest ik hier alle gekheid op één stokje plaatsen. De meeste dingen die ik wil
doen, doe ik reeds binnen de mate van het mogelijke. Wat ik meer zou willen
doen, is werk maken voor publieke plekken. Ik hou  van werk op plekken
waar geen kunst wordt verwacht en waar het ook niet noodzakelijk kunst hoeft
genoemd te worden.



HVC: Kan je iets over je laatste project
vertellen? Ik heb het vermoeden dat het daarom is dat je hier in de spotlights
mag staan in 100%EXPO.
 

DT: Bij Vansteensel en De Caigny Gallery in Antwerpen gaat de expositie
‘Mosselen (werkwoord)’ open op 15 oktober. De tentoonstelling is maar een
weekend open. Hoewel de titels die ik in het verleden gebruikt heb voor
exposities weleens los staan van wat er op de exposities te zien is – net zoals
de beelden op uitnodigingen – is dat in dit geval helemaal anders. Zoals de
titel al doet vermoeden, wordt via een aantal nieuwe werken het werkwoord
‘Mosselen’ geïntroduceerd.

Maar wanneer uw magazine ter perse gaat, is deze expositie alweer voorbij.
Waarvoor het echter nog niet te laat is: in een groepsexpositie met een
ellendig lange titel in het Middelheim museum in Antwerpen, gecureerd door Sara
Weyns en Lieven Segers, toon ik ‘Ultra Eczema 100’. Voor Europalia 2015 doen Vaast
Claxon en ik een korte residentie in Istanbul, die zal resulteren in een
expositie bij het Frans Masereel Centrum in Kasterlee. In December doe ik iets
voor een groepstentoonstelling gekoppeld aan een expositie van Guy Van Bossche
in het Cultuurcentrum Mechelen.
Ik tracht
het voor mezelf boeiend te houden en heb nog geen idee hoe al die dingen er
zullen uitzien.


HVC: Ik krijg er al zin in! 
Je zegt dat het probleem met teksten
over kunst is, dat ze de beschreven werken limiteren door ze vast te schroeven
in ideeën. Dat ze de dingen verzwaren en dat ze de mensen beletten écht te
kijken of te luisteren.
 

DT: Dat heb ik inderdaad wel eens gezegd.

HVC: Om af te sluiten met de woorden van Hans
Theys: “Zie je het nog altijd zo dat je werken overblijfselen zijn van een
manier van ‘zijn’?”
 

DT: Ik denk daar niet over na, maar het klinkt aannemelijk.

Hilde Van
Canneyt

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *