Categorieën
Interview

Interview met Philip Boël

Interview met Philip Boël, directeur Academie en vaktekenschool Temse (mei 17)
(verschenen in krant Academie Temse)



Het DKO tiert welig. Ren naar die dichtstbijzijnde academie. Schrijf u in. Neem even vakantie.  Vlieg erin! 


850 leerlingen, dat moet je verdienen,
elke dag.
Directeur : Philip Boë1
1e linkerhand : Zef Moerloos
2e linkerhand : Conny
Verstraeten
Aantal leerkrachten : 30
Aantal poetsvrouwen : 4
Oppervlakte hoofdschool : ? m2
Kleine maar fijne bij-scholen :
Elversele, Steendorp, Tielrode, Velle, Bornem, Hingene, Mariakerke, Puurs,
Ruisbroek, Sint-Amands
‘Of ik een tekst wil maken over de Temse academie en vaktekenschool?’
‘Geen idee of ik daar in slaag meneer Boël.’ ‘Doe maar waar je je goed bij
voelt Hilde.’ ‘Mag het ook een ‘soort’ interview worden?’ ‘Ja hoor, het geeft
niks als het iets fragmentarisch wordt.’ – En laat ik nu net van fragmenten
houden.
Zodoende leidt de heer Boël me binnen in zijn academie. Eerst word ik
meegetroond langs de Jos Hoste wedstrijd – waar de winnaars net zijn uitgekozen
– en word ik meegelootst langs de expo van Charlotte de Smet in de Philippus
Nijs Galerij van de academie. Op zijn bureau aanbeland, wacht de koffie en twee
frangipanetaartjes. Directeur Philip Boël begint honderduit te vertellen. De
piëta in de hoek van het bureau knikt goedkeurend. Het orgel in zijn bureau
zwijgt stil en de kartonnen boot van zijn zoon stopt met varen. Omdat de zon
priemt, zetten we ons na een tijdje rond de Napoleon Bigarreau, de kersverse kersenboom
die pront in het midden van de binnentuin staat. Daarna wandelen we langs de
kinderateliers ‘Dag meneer de directeur’ (in koor), om terug te eindigen in
zijn bureau. Alhoewel, eindigen. Dan moet het anderzijds nog beginnen. Of hij mij
plezierde me een lift tot Gent te geven? Graag! En voor ik het weet karren we
het lyrische land van Waas en Klein Brabant  af en rijden we langs pittoreske dorpjes, wegjes, kerkjes en
kroegjes (ik hou niet van verkleinwoorden, maar ik kan niet anders dan ze
gebruiken) en zag ik voor het eerst Mariekerke en haar Schelderand – prach-tig
! – , om dan een grote bocht nemend, aan de andere waterlijn van de Schelde in
Sint-Amands, het graf van Emiel Verhaeren te bezoeken – betasten/belopen – en
onderwijl uitkijkende op ‘het mooiste zicht van Vlaanderen’ (volgens Boël).
Maar op dat moment stem ik daar mee in: ‘het ideale landschap als inspirerende
factor in het artistiek scheppingsproces’, denkt de impressionist in mij. Het
mij welgekende Sint-Martens-Latem heeft er een concurrent bij.
Met de graftekst ‘Ceux qui vivent d’amour, vivent d’éternité’ in ons
hoofd, rijden we verder richting Gent. Eindigen doen we op het terras van Café
de Paris op de vrijdagsmarkt van Gent met een koffie en koffiekoek.
… en toen was het mijn beurt, om te vertellen wat directeur Boël
heeft verteld. Maar ik vraag het hem liever nog eens opnieuw, dus bij deze: het
interview. Of toch een soort van.
Hilde Van Canneyt, Temse – Gent, mei 2017











Beste heer Boël, wat zegt het jaartal 1776 + Philippus Nijs u?
Ik denk aan het heroïsche verhaal van een
dromer uit een kunstenaarsgeslacht afkomstig hier uit Temse, die door hun
almachtig vakmanschap kerk en koning wisten te imponeren; de beeldhouwerszoon
die op de één of andere manier het op dat moment unieke en in het
waarschijnlijke – op dat moment onwaarschijnlijke -verhaal van de start van een
‘Teekenconstkamer’ in dat Scheldedorpje van vissers en botenbouwers wist te
geloven … De Eenzaamheid van dat idee, het halsstarrig geloof erin … Ik
denk aan de eerste leerlingen, de prinsen en paupers van toen, de afstand tot
het dagdagelijkse, de wankelmoedige durf die ermee gepaard ging, de
elektriciteit die nog niet bestond, aldus het tekenen bij kaarslicht; het
weerzien en afscheid nemen na de les, de straten van een in stilte gehuld dorp
aan de dijkloze oevers van de Schelde. Ik denk aan de komende Franse revolutie,
het Waterloo van Napoleon en de Antwerpse academie die dan al meer dan een eeuw
oud was. Kortom: de zoon uit Temse die in de grote Scheldestad, waar zijn vader
beeldhouwatelier hield, de academie van Teniers ontdekte en bedacht dat dat in
zijn dorp ook mogelijk moest zijn.



Wat heeft de dichter Emiel Verhaeren, streekgenoot van de Temsese
academie, u bijgebracht?
Hoe een grote ziel kan huizen in een
klein, Franssprekend Vlaams jongetje. Hoe zijn stem en woorden de Scheldestroom
beschreven en zo bedwongen. De liefde voor dat land en zijn mensen en de
volksgedreven socialist in hem, zelf een kind zijnde van de bourgeoisie van
zijn tijd.



Hoe is uw verhouding met jullie plaatselijke beschermheilige
Sint-Amandus?
Dat hij op zoveel plekken te vinden is,
tot op een berg vlakbij Gent toe en dat ik steeds opnieuw het Franse plaatsje
Saint-Amand verwar met het plateau van Saint-Quentin, waar de Schelde ergens op
een totaal triviale plek ontspringt aan de aarde … En alles wat er daarna
volgt is geschiedenis.
De personificatie van deze heilige vind
ik in de verschijning van de kerktoren van Sint-Amands, een clown die met open
mond naar de Schelde staart. Ga en overtuig uzelf.









Hoe voelt u zich als u uw academiepoort binnenloopt?

Klein. Een passant. Een klein maar koppig
radertje in de eeuwenoude machinerie van een kunstfabriek van tekenaars en
dromers aan de oevers van een machtige rivier. Maar evenzeer als de speelbal
van een onnoemelijk lot, want in 1982 voer ik op de A960 Godetia, een militair
zeeschip, de kusten van de Middellandse Zee af als student aan de
Zeevaartschool, dat ook in 1966 recht van de scheepswerven Boel diezelfde
rivier inrolde. In een andere, meer mythische beschouwing, verbaas ik me
stilletjes over enkele parallellen tussen de stichter van deze academie en
mezelf. We dragen dezelfde naam, zijn allebei, in oorsprong uit Antwerpen
afkomstig, verloren allebei jong onze moeder en staan aan het hoofd ervan, in de
uitersten van de geschiedenis van deze academie. Alsof het binnenwandelen door
de poort, als een soort thuiskomst is.
Hoe voelt u zich als u door uw gangen, klassen en ateliers van uw
academie loopt?
Ik geniet. Vooral van de gedachte dat al
die mensen iets doen, totaal belangeloos, bijna nutteloos. In één van onze
vorige academieboeken, die 10 jaar lang telkens in juni verscheen, beschreef ik
dit ooit als een soort van dagdromen, waarin de kunstenaar, helemaal
ondergedompeld in zijn moment van creatie, als in een soort van ‘automatische
modus’ dingen maakt en prachtige momenten meemaakt waarvan je achteraf kan
zeggen dat het kunstwerken zijn. Ik denk niet dat je een ‘kunstwerk kan maken’:
je boetseert een voorwerp, schept muziek, een choreografie, je schrijft woorden
op, je tekent, schildert of fotografeert een beeld en al die dingen lopen de
kans of het gevaar ooit een kunstwerk genoemd te worden.
Groet u elke dag de ‘Madonna met kind’, een afgietsel naar het beeld
van Michelangelo, dat op uw bureau van de academie staat te pronken?
De academie beschikt over een oude en
mede daarmee unieke collectie plaasteren beelden, veelal studiestukken, maar
ook kopies van bekende beelden uit de antieke oudheid. Het origineel van dit
beeld van Michelangelo staat in de Onze-Lieve-Vrouwekerk in Brugge. Het is het
enige beeld dat Italië verliet, nog tijdens het leven van Michelangelo.
Wat het zo bijzonder voor mij maakt –
naast het feit dat het reeds meer dan honderd jaar aanwezig is op onze
academie, dat het van een grootmeester uit de westerse beeldhouwkunst komt én
dat het een klassiek icoon betreft uit de Italiaanse renaissance – is de erg
opmerkelijke vernieuwing die Michelangelo in het klassieke beeld van de Madonna
met kind stak. Jezus ligt hier niet op de schoot van Maria, zoals in vele
Piéta’s (een aantal van hemzelf incluis) het geval is, maar staat recht voor
Maria en maakt aanstalten om de veilige haven die zijn moeder is, te verlaten,
het onbekende tegemoet … Terwijl de moeder met een zekere triestige
gelatenheid dit vertrek toestaat. Deze gedachte stemt me hoopvol en weemoedig
tegelijkertijd, omdat dit het verhaal is van elke kunstenaar en bij uitbreiding
van elke mens natuurlijk …
Ik zag Michelangelo vorig jaar in Milaan,
we stonden face to face tegenover
elkaar in het Castello Sforza, althans in een postlife manner, voor hem dan toch: hij, een dodenmasker, en ik, in
een beate bewondering gedompeld bij de man die over de eeuwen heen mijn hart en
denken wist te beroeren.
En net zoals ik de zon groet – zoals Jaap
Kruithof ooit zelf ook toegaf – als ik ’s ochtends met de auto de polders
uitrijd, zo ook groet ik in gedachten dit intieme tweetal, dat er in mijn
werkplek zijn veilig onderkomen vond.
Van Michelangelo naar Socrates: In
dezelfde kamer in het Castello Sforza, staat ook het laatste beeldhouwwerk van
Michelangelo, de ‘Piëta Rondinini’. Het is een werk dat onaf achterbleef, na
zijn dood in februari 1564. Wat me raakt in dit werk is, weerom, die
kerngedachte dat de Moeder haar Zoon moet loslaten. Hier draagt de Moeder de
Zoon, nadat die van het kruis gehaald werd. Zij staat achter Hem, nog steeds,
en beschermt Hem met Haar liefde.
‘Alles van waarde is weerloos’ zegt
Lucebert…
Dit beeld is onaf, enkel Jezus’ benen
zijn afgewerkt. Het beeld komt los uit het gesteente, ontwaakt, maakt zich
vrij, alsof het er steeds in gezeten heeft en het enkel wachten was op die
geboorte. Zoals sommige beelden van Rodin dezelfde strijd voeren om zich los te
rukken uit de schoot van de materie. Ik hou erg van dat beeld, omdat het een
universele gedachte bevat die ook Socrates beschreef. Het is de gedachte van de
bevrijding uit de onwetendheid





Rond welke punten roteert uw academie?
Roteren of roderen? Om het met een
tautologie te zeggen: er is een letterlijke en/of figuurlijke ‘middenas’, en
dat is de Kersenboom: ‘Onze Napoleon’, naar het bekende toneelstuk van Tsjechov
waarin de Kersentuin symbool staat voor het respect voor de traditie in een
wereld van verandering. Daarrond slingeren zich – ervan weg – de nieuw impulsen
en invalshoeken, over het land van Groot Temse en Klein Brabant heen, via
wijkafdelingen en filialen -maar dat zijn lelijke woorden. Laten we het hebben
over eilanden of oases van creatief vertier. Het zijn bakens, hoe miniem ook,
van kunstzinnige verlichting, speeltuinen waar kinderen en jongeren het
gereedschap voor een positief ingestelde levenslust aangereikt krijgen, via de
taal van het creatieproces.
… ik vergat er de term vaktekenschool aan toe te voegen. Nochtans is
het hier in Temse de bedoeling dit in één adem mee te noemen met het woord
academie.
Deze tweedeling zit in de genen van de
academie, de juxtapositie van het artistieke en het technische vakmanschap. Toen
Albert Suy – eigenaar van de toenmalige Boelwerf in 1830 de Academie van
Philippus Nijs heroprichtte die een stille dood stierf in 1797 na teveel
tegenwerking op het bestuurlijke niveau vanuit de grote steden die dit
initiatief een dorp als Temse niet gunden -,betekende dit een letterlijke
wending van het academieschip richting technisch, constructief tekenen. De
scheepswerf had een enorme behoefte aan geschoolde technisch en bouwkundig
tekenaars. Het was eigenlijk een eenvoudige, maar geniale zet die onze academie
meer dan honderdvijftig jaar lang een continue dynamiek verleende, totaal uniek
in Vlaanderen. De Temsenaar kon echt trots zijn op zijn faam als schepenbouwer:
het volledige maatschappelijk leven draaide om die scheepswerf en de academie
was daar een absoluut betekenisvol onderdeel van.







Hoe voelt het om aan het roer van dit huidige Temse schip
te staan?
Ik heb nooit veel op gehad met functies,
zie mezelf niet als directeur, en dan denk ik altijd aan een foto waarop ik als
kleine jongen tussen broers, moeder en grootmoeders zit: één van de velen,
samen één. Ik zie deze job vooral in het breder perspectief dat ik hierboven
schetste. Dat is een beetje de aard van het beestje, en meteen ook de reden
waarom ik me interesseer in het groter geheel van dit onderwijs, als covoorzitter
van Codibel, de directeursvereniging van academies beeldende kunst. Ik voel me
letterlijk ook als een kapitein; je bent op de hoogte van het reilen en zeilen
van je schip, maar je hebt er ook een uitgekiende ploeg voor nodig, die je kan
vertrouwen en aan wie je met gerust hart de verschillende taken kan  toevertrouwen. Dat is een werk van
lange adem, want niet iedereen kan dit soort vrijheid aan, durft dit soort
ontdekkingsreis aan… Maar ik kan zeggen dat we ons mettertijd een elan hebben
aangemeten waarin voor dit soort van zeilen begrip en zelfs veel ondersteuning
ontstond.
Hoe combineert u vernieuwing versus traditie in uw academie?
‘Een oude tante die altijd jong zal blijven?’
Er is geen toekomst zonder het verleden,
het heden is in constante modus van vergankelijkheid, als de naald van een
secuur verglijdende klok … Ik ben in opperste bewondering voor de prestatie
van John Harrison, de uitvinder van de eerste echte chronometer, die je in
Greenwich in de Royal Observatory kan bewonderen. De academie was er reeds
tweemaal op bezoek. Ik ben in bewondering voor deze exacte vaststelling van het
moment NU, voor de tijd in zijn hoedanigheid van Chronos, de meetbare tijd.


In die zin kan je traditie en vernieuwing
op dezelfde manier waarderen, vermits zij beiden gespiegeld worden aan het
moment NU. Er is wat mij betreft niet veel verschil, vermits de interpretatie
van dat heden en verleden volledig afhankelijk is van de toeschouwer, de bezoeker,
de kijker of luisteraar. Deze interpretatie leeft in het continuüm van Kairos,
de beleefde tijd, die‘omvangloos’ is.
Maar daar kom ik graag op een ander moment
– wie weet in de volgende Academiekrant? – op terug.
Wat is naar uw denkbeeld de typische identiteit van uw academie?
Eigen aan elke academie is een
identiteit, die onlosmakelijk met het dorp, de gemeente of stad waar zij
vertoeft, verbonden is. Een academie is een eiland en is er geen. Het is als
een schuilplek, binnen het weefsel van een gemeenschap. Onze passanten vinden
er een plek waar ze dat sacrale moment van het creëren in alle geborgenheid
kunnen beleven en delen met elkaar. Een eiland, en geen eiland dus.
Een ander aspect is de gefragmenteerde
blik op de werkelijkheid, op de bewegingen binnen dit gebouw, die zich ook in
de resultaten in de ateliers verschuilt, in de kunstwerken dus. Differentiatie
is een sleutelbegrip in dit onderwijs, een multifocale aandacht is primordiaal,
zowel voor leerling als voor leerkracht. Denk aan het begrip ‘collage’ …


Een laatste gedachte die in me opkomt is
die van de premisse dat elk kunstwerk ‘onaf’ zou-moeten-kunnen-zijn. Vanuit
deze wens kan je stellen dat elk kunstwerk als het ware de voorafspiegeling van
een volgende kunstwerk zou-kunnen-zijn. Een voltooiing van een kunstwerk
betekent dan ook het einde van een wens, een gedachte, een streven, een passie
… Je kan er alleen maar met open ogen vol verwondering naar kijken, precies
omwille van de achterliggende gedachte dat dit het eindpunt is van zoveel moed,
passie, zoeken …
En het wonder is dat elk eindpunt opnieuw
beginpunt wordt. Voor een verder zoeken, een ander gebaar, een nieuwe stem,
‘andere woorden gevormd met dezelfde letters’. Vernieuwing is een onmiskenbaar
streven, is inherent aan wat wij doen …
Fab-lab Perron 17 + uw academie …
De academie 3.0. Van de Constkamer naar
de Tekenacademie naar het Kunstenlabo waarin we werkelijk passanten geworden
zijn in een omgeving die zich ter beschikking stelt, met een ploeg die zich ten
dienste stelt en een publiek dat zich open stelt voor ontwikkelingen in kunst,
filosofie, techniek, literatuur, muziek, etc … Kortom een multimediaal
gebeuren, gebaseerd op de aloude tweedeling artisticiteit versus vakmanschap.
Wij werken er aan, de overheid stimuleert deze ontwikkelingen ~ zij het dan in
onvoldoende mate ~ omdat het, kortom, in de gang der dingen thuishoort: The way of the world.
Hoe probeert u uw academie te promoten/profileren buiten de
schoolmuren?
Er is van alles teveel. We zijn massaconsumenten
geworden. De enige manier om aan de eentonigheid van deze totaalconsumptie te
ontsnappen is het aanbieden van een uniek concept en product. Net zoals het in
de wereld rondom opnieuw aan het gebeuren is:small-scale production waarin de klemtoon op kwaliteit ligt. De
blik opnieuw naar onze eigenheid richten, zonder het totaalplaatje te
verliezen. Want er is heel wat daarbuiten. We kiezen dus voor een gerichte
lokale aanpak binnen een geglobaliseerd context. Dat betekent dat we niet blind
mogen zijn voor grote mondiale bewegingen op het terrein van de kunst, terwijl
we de gevoeligheid voor de specifieke morfologie van onze eigen achtertuin
moeten bewaken.
U houdt van het boek ‘Onderweg’ van Oliver Sacks …
Er is maar één woord voor: VERWONDERING.
Als er al één ding is dat de mens voortsleept, gedurig en ongenadig maar
onwaarschijnlijk bevredigend, dan is het de verwondering. Echte eruditie
gekoppeld aan nederigheid is een voorwaarde, een constante vaststelling bij de
echt grote geesten van alle tijden. Zelfs Oscar Wilde, opperste dandy,
beschreef dit doorheen alle grootspraak die uit zijn pen vloeide. In ‘Onderweg’
wandelt Oliver Sacks doorheen alle belangrijke momenten in zijn leven. Wat zo
bekoort, is de onderliggende eenheid in denken en voelen die doorheen al die
momenten schemert, al is het één en al zoeken, ook voor hem. Als een wonder, zo
ervaar ik het, dat onwaarschijnlijk rijke palet in zijn gevoelsleven, die
levensdrift … die ik bijvoorbeeld ook herkende bij mijn grootvader, die mijn
eerste en belangrijkste mentor was.
U hebt een fijn 10-jarig plan met 55 tijdscapsules in gedachten …Tell us more!
Teletijdmachines hebben me steeds
geboeid. Het heeft me ook steeds geboeid om zaadjes te planten en zien wat er
dan gebeurt, zoals in de moestuin momenteel. Het heeft me eveneens steeds
gefascineerd een boom te planten, zoals op het erf thuis op de boerderij een
familie-eik staat waarvan ik het volle wasdom nooit zal kennen en die zelfs
door mijn eigen kinderen nooit gekend zal zijn. Als een boodschap naar de
toekomst, – voor hen na ons – als de
wens dat dit leven nooit onderbroken zal worden, als een draad die doorgegeven
wordt zodat men later in staat zal zijn binding te voelen met wat voorbij is,
met ons. Zoals Verhaeren het ooit schreef in woorden die terug te vinden zijn
op de muren van de draaitrap aan het museum in Sint-Amands aan de Schelde.


Deze tijdscapsule is het omgekeerde, het
is een worp voorwaarts, een ingesproken stem naar voren toe uitgesproken,
misschien gericht aan onszelf, misschien gericht aan een ander. Want onze vergankelijkheid
is één van de weinige zekerheden. Iedereen die er momenteel toe doet op onze
academie laat een boodschap achter in een waterdichte koker, die op 18 juni
2017 om 11u30 in de tijdscapsule geplaatst zal worden, waarna deze voor 10 jaar
dicht gaat.
Evenzovele boodschappen van hoop, als er
kokers zullen zijn: 55. Met vragen van de mens van nu, aan de mens van dan. En
ook mijn wens zal ik toevoegen.
Ik vraag me af hoe de academie zal
functioneren, tussen het nu en het jaar 2026, als de academie 250 jaar oud zal
zijn.
Ik herinner me het boek van Roger Scheltjens uit 1934 met daarin die pagina waarin het verzoekschrift vermeld
wordt dat Philippus Nijs binnenbracht in Antwerpen in november 1776. Het verzoekschrift
waarin hij de stadhouders vraagt om goedkeuring voor de oprichting van zijn toekomstig
levenswerk, ‘Eene Tekenkamer te Temsche …’ Dat was de start van dit alles,
van vele duizenden namen van leerlingen in de voorbije 240 jaar, van vele
honderdduizenden uren op wat later de academie zou worden.
En zo leeft in mij het besef dat wij,
zoals ik bij aanvang reeds zei, passanten zijn, op een toevallige, maar trotse plek
aan de oevers van een machtig water.
Dank u voor de mooie woorden gastheer Boël !


Hilde Van Canneyt
Foto’s: Philip Boël












Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *