Ik tref kunstenaar Helmut Stallaerts (1982) in het Brusselse café Walvis. Muziek van Radiohead vormt de perfecte achtergrond voor het gesprek.
Hilde Van Canneyt: Z33 heeft je gevraagd voor de expo Werk Nu. Waarom wilden ze jou erbij, denk je?
Helmut Stallaerts: Waarschijnlijk vinden ze dat mijn beelden passen bij het thema werk en de ideologie die daarachter schuilgaat. Ik richt me niet specifiek op dat thema, al leunt mijn werk er in bepaalde deelaspecten wel bij aan.
Je was er ook de enige Belgische kunstenaar.
HS: Misschien omdat er weinig kunstenaars bezig zijn met vraagstellingen rond werk en de ideologie erachter.
Het leven zoals het is: eten, werken, slapen.
HS: Ik zou eerder zeggen: dat wat ons elke dag drijft om dingen te doen.
Hoe wou jij het thema Werk nu voorstellen aan de toeschouwer?
HS: Z33 heeft uit mijn bestaand werk een aantal beelden gekozen.
Zou je het moeilijker gevonden hebben een specifieke opdracht te maken rond het thema werk? Zou je een heel ander soort werken maken?
HS: Ik maak geen opdrachten.
Jij vertelt geen verhaal omdat iemand je daarom vraagt?
HS: Zeker niet!
Voelde je je verwant met de andere werken op de expo?
HS: Er waren een paar werken bij waarmee ik voeling kreeg maar geen verwantschap. Zoals Dan Perjovschi, Mika Rottenberg, Santiago Sierra, Atelier van Lieshout,…
Ik was blij dat er schilderkunst te zien was, wat een expo altijd een paar graden warmer maakt en dat was een aangename afwisseling aangezien het een redelijke steriele tentoonstelling was. Ook je kijkdozen blijven intrigeren, trekken ook de aandacht direct naar zich toe. Vond je de totale expo Werk nu geslaagd?
HS: Ze proberen een reflectie over werk te maken, iets wat toch niet evident is omdat we er dagdagelijks mee te maken hebben en ons ermee vereenzelvigen.
Voelde je je vereerd dat Models gebruikt werd voor de flyers en affiches van de expo?
HS: Vereerd? Wat een woord! Het is aangenaam te merken dat mijn beelden representatief zijn, voor iets herkenbaars staan. Een ander werk, uit Es spukt werd gebruikt als titelbeeld bij de rondreizende expo Saën und Jäten (zaaien en oogsten).
Wat toch wel wil zeggen dat je beelden into your face zijn.
HS: Ik denk dat mijn beelden geen legende nodig hebben, ze spreken an sich. Er is een complexe context waarbinnen van alles in dat beeld gebeurt.
De schilderijen op de expo spreken eigenlijk ook wel voor zich. Je zou kunnen stellen dat de mensen achter een tralies gevangen zitten in de structuur van het leven.
HS: Voor mij gaan die schilderijen over een toekomstbeeld. Het is een triptiek, gelieerd aan de oude schilderkunst. Ik hou enorm van geometrische elementen in mijn werk, vandaar de witte tralies. Die werken de organische manier van opbouw tegen. Er moet frictie ontstaan tussen het intuïtief opbouwen en het beredeneerd afwerken. De structuren zijn ook meer verwant met het abstracte denken en het rationeel willen begrijpen, maar die ook op zichzelf staan en waar we geen vat op hebben. Je ziet ook dat de personen geen schaduwen hebben, terwijl de witte tralies dat wel heeft. Daardoor krijg je een moeilijke plaatsbepaling: wat is fictief en wat is werkelijk daar? Het lijkt een spel: wat word je voorgehouden en wat is realiteit?
Verwijst het middelste schilderij naar het feit dat werknemers soms meer als een nummer behandeld worden en niet als individu?
HS: Het middelste schilderij verwijst meer naar een epicentrum van macht. Degenen met macht zijn onzichtbaar geworden. Ik zeg altijd: “De koning heeft geen kop meer. Hij is onzichtbaar geworden.”
Zit het internet daar voor iets tussen?
HS: Ik denk dat dit een lange en complexe geschiedenis is die al voor het tijdperk van het internet aan de gang is.
Als je het internet bekijkt, heb je een grote informatieverspreiding. Hoe wordt die realiteit gevormd? Door de overvloed en invloed van informatie wordt het moeilijk voor een subject om zichzelf te kunnen vormen. Die witte vlakken zijn ook illusionair, ze zijn er en ook weer niet. Als een soort van baken, iets dat voor ons ligt en waardoor we niet verder kunnen gaan, zonder te weten wie de posities bepaalt. Iets van buiten dat ons in bedwang houdt. Ook de vraag naar betekenissen en symbolen die weggewist worden. Ik wil elementen die voor iets staan vaak ontkrachten zodat ze in een andere sfeer terechtkomen, vreemd worden en een eigen leven gaan leiden. De witte vlakken staan letterlijk voor het betekenisloze of betekenis verliezende.
Niets is wat het lijkt?
HS: De vraag is eigenlijk: kan je je als subject vrij bewegen of is vrijheid een illusie? Ik denk dat de illusie gewekt en gekweekt wordt door een maatschappij. Eigenlijk kan je nooit uit een context breken, ook al denk je dat. Vandaar ook mijn interesse voor elementen uit het minimalisme, omdat ze op zichzelf lijken te staan. Ik gebruik ze echter in een context waar ze niet volledig op zichzelf kunnen staan en deformeren. Als je het werk van Donald Judd bekijkt, hoe hij met vormen en beweging intrinsiek omgaat en hoe dat op je inwerkt… dat vind ik heel belangrijk. Elementen invoegen die stroken met mijn eigen intenties.
Over naar je kijkdozen, Pan – Optics. Op het eerste zicht zag ik er maatschappelijke thema’s in.
HS: Ook hier gaat het weer over die onzichtbare macht, en dat we niet weten waar die macht juist ligt. Ik denk dat het vandaag moeilijker aan te wijzen is wie er controle op ons uitoefent.
Vandaar ook de omheining rond die dozen?
HS: De benaming Pan-optic komt van panopticum. In het centrum heb je het alziende oog dat alles kan overschouwen.
Hoe ben je plots op een dag op het idee van die kijkdozen gekomen?
HS: Het was mijn bedoeling zes films te maken en die ook in een cirkel te plaatsen. Om te kunnen zien hoe dat aanvoelt, wou ik eerst maquettes bouwen. Op den duur werden die echter zó interessant, dat ik die films niet meer hoefde te maken. De maquettes stonden op zichzelf.
Toen ik die gezichtjes aan het schilderen was van de poppen uit de maquettes, vond ik die expressies zo boeiend dat ik besloot er foto’s van te nemen. In het klein kan je de structuur van die gezichten niet goed zien. Veel gezichten zijn gebaseerd op mensen die ik ken. Op de opening in Keulen waren er ook vier opzichters van de museumscène in tenue die naast die kijkdoos stonden. Dat had iets heel bevreemdend.
Welke reacties kreeg je op je expo in Z33?
HS: Ik ben daar niet mee bezig, met wat mensen denken. Op de opening heb ik wel goede reacties ontvangen.
Zonder feedback toch geen kunst?
HS: Toch ben ik daar niet naar op zoek. Ik volg gewoon mijn weg. Natuurlijk zijn er altijd vraagstellingen en twijfels, dingen die ik vroeger op een bepaalde manier benaderde zijn nu niet meer relevant. Ik zie elk werk als een onderdeel van een lange tocht.
Maar je bent je tijdens het creëren van je werk toch altijd bewust van je publiek?
HS: Als ik een werk maak, zie ik mezelf als een toeschouwer. Ik wil geen dingen maken die te persoonlijk zijn. Ik wil altijd iets maken dat daarbuiten, op zichzelf kan staan.
Sterk werk komt uiteindelijk toch bovendrijven?
HS: Ik wil iets uitwerken en communiceren, anders zou ik hier niet zitten.
Wanneer je opstaat, heb je dan het gevoel dat je moet gaan werken of ben je net kunstenaar om aan dat gevoel te kunnen ontsnappen?
HS: Een kunstenaar heeft wel een heel ander ritme dan een nine to fiver, ikzelf moet een strikt plan hebben, anders geraak ik er niet. Om het over inspiratie te hebben, op sommige momenten kan ik net niet werken of moet ik mij echt forceren; geen romantisch beeld; een werk moet natuurlijk af geraken.
Kan je leven van je kunstenaarschap?
HS: Ja, vanaf ik afgestudeerd ben.
Zitten je galerijen daar voor iets tussen?
HS: Ja, al heb ik dat niet opgezocht, dat is gewoon zo gekomen. Als kunstenaar observeer je de wereld, en wanneer je de wereld observeert, kijk je ook anders naar die wereld. Je hebt het voorrecht om tijd te maken en je uiteen te zetten. Je krijgt de mogelijkheid om dat te kunnen doen. Vele mensen hebben geen tijd of willen niet bij het leven stilstaan.
Het is voor een kunstenaar toch ook niet altijd even gemakkelijk zich op te sluiten?
HS: Als kunstenaar moet je meestal wel alleen kunnen zijn en daarmee kunnen omgaan. Voor mijn werk ben ik graag alleen; daar vloeien de meest intense ervaringen en werken uit, maar het is ook complex omdat je met iets bezig bent waar geen handboek voor bestaat. Wat ik zie transponeer ik altijd in vrij moeilijke beelden. Ik wil mezelf niet blijven herhalen. Wanneer ik een werk maak, wil ik ook altijd ergens anders uitkomen zodat ik me niet verveel. Het moet flux blijven.
Terug naar het verleden. Twee jaar geleden waren op je expo in BE-PART je beruchte foto’s van Klausen te zien.
HS: Zijn die berucht geworden? Notorious! (lacht)
Hoe ben je ertoe gekomen die Klausen te fotograferen?
HS: Mijn moeder komt uit een bergdorp in Zuid-Duitsland, Oberstdorf. Ik ben ooit eens meegegaan voor het Klausen ritueel en dit heeft veel indruk op me gemaakt. Een Klaus is een ongehuwde man gekleed in masker, dierenhuiden, koeienbellen, horens,… Eén keer per jaar komen ze in groep naar buiten tijdens de Wintersonnenwende om de boze geesten uit te drijven. Hun driften kunnen erop worden losgelaten. Het is een oeroude traditie.
Wou je daarmee iets aantonen?
HS: Ik wil niets aantonen. Es spukt, het spookt. De gedachte: spoken van deze tijd.
Er hingen op die expo ook schilderijtjes op bot, beschilderd met rundsbloed.
HS: Als je op bot schildert, is dat een heel ander aanvoelen. De structuur het bot is anders. Oude meesters hebben op ivoor geschilderd, de Inca’s deden dat op schedels. Een bot is ook iets organisch, het komt uit ons lichaam. Om daar dan abstract op te schilderen… Een mens is ook een vat vol abstracte denkwerelden.
Naast die abstracte ‘botschilderijen’ heb je er ook enkele bewerkt met thema’s van Marquis De Sade.
HS: Ahum… Het is de idee en de bevraging van de wetenschap gecombineerd met instinctieve, sadistische uitbarstingen. Aan de zijkanten van het bot komt merg uit en zullen dus beginnen rotten. Dat vind ik een boeiend idee, ook naar restauratie toe. In mijn maquettes zitten er trouwens geheime, aparte kamertjes voor restaurateurs.
Je bent dus bezig met het voortbestaan van je werk.
HS: Ook, maar degenen die ermee indirect in contact komen krijgen iets exclusief te zien.
Het feit dat je ook met rundsbloed schildert, heeft ook met dat instinctieve te maken?
HS: Ik schilder daarmee als een soort van waas die ik erover plaats, het idee van het menselijke, bloed, gecombineerd met het idee van het abstracte.
In BE – PART was ook nog een complexloos filmpje, Vanitas, te zien van een vrouw die zich in de spiegel bekijkt. Het is een van je weinige werken waar een vrouw in voorkomt.
HS: Dat is geen bewuste keuze. We leven in een door mannen gedomineerde wereld. De structuren waarin vrouwen werken, werden door mannen doorheen de geschiedenis gedomineerd. Voor mij zijn mannen trouwens het meest kwetsbaar.
Een ander werk op BE-PART was het schilderij ‘K – Sing mit …’
HS: Sing mit… is een Duits liederenboekje voor kinderen. Voor mij ging het over de onvermijdelijkheid om te moeten meezingen, te moeten meespelen. Dat wordt ook nog eens benadrukt door de uniformiteit. Het gevoel dat je er niet kan aan ontsnappen. Een zingende massa heeft iets bijzonders. Het is echt ópgaan – sommigen schreeuwen zelf… Je wordt opgenomen in een wereld waar je onvermijdelijk in wordt gezogen. Ik heb er een half jaar onafgebroken aan gewerkt.
Amai! En word je daarvan dan gelukkig?
HS: (lacht) Gék word je ervan! Het is echt een grenservaring. Je gaat zó op iets door wat bijna onmogelijk is. Het was een heel zwaar werk en een moeilijk proces.
Had je dat beeld op voorhand in je hoofd?
HS: Ja. Er zit ook een compositorische structuur in. Ik probeer dan ook altijd een beeldende logica op te zoeken.
Daar staan wij dan weer niet bij stil.
HS: Het is voor de heel gevoelige kijker. (lacht)
Vind je dat schilderij een half jaar van je leven waard?
HS: Gelukkig sta ik daar niet zo bij stil.
Voor wie of wat doe je dat?
HS: Je voelt dat je met iets bezig bent dat weinig mensen zo ver doortrekken. Het is een obsessie. In het creatieproces maak je voor jezelf de mooiste ontdekkingen. Het zoeken houdt je drive levende. Als je teveel bezig bent met of mensen het gaan interessant vinden, ben je verkeerd bezig. Ik geloof dat Schopenhauer zei: “De mening van anderen komt vaak niet overeen met de volheid van de intenties die je er zelf inlegt.” Je moet dingen maken omdat je het zelf graag doet. Als dat bijval krijgt, is dat ok, krijgt dat geen bijval, dan doe je toch door. Je leeft één keer. Misschien doe je het alleen voor die enkelingen die het voelen en begrijpen en er eventueel iets mee kunnen aanvangen. Ik ben al van jongs af aan het schilderen en had gewoon het idee: “Hier kan ik iets mee dóen”. Dat was al boeiend genoeg en gaf vanzelf een ‘drive’.
Je recentste werk heet Profile, een film van een openhartoperatie. Je hebt het eerst in de Sint – Lucas galerie getoond en nadien op je solo-expo Stage in de galerie Baronian – Francey.
HS: Profile is mijn tweede film. Elk medium heeft een specifiek karakter waarmee je dingen kan zeggen. Dit concept leende zich voor film veel beter. Het zijn zes minuten die heel intens zijn, waarbij iets heel waanzinnig gecombineerd wordt met iets heel sacraals. Die twee elementen samen, wat moet je daarmee? Het brengt je uit evenwicht. Door je eigen zekerheden te doorbreken word je wakker. Wanneer je tragische momenten meemaakt in je leven, moet je je positie herbekijken. Dat probeer ik ook met mijn werk te doen. Je kunt je bewustzijn verruimen door in je zekerheden te snijden. Mensen zelf zíjn ook onberekenbaar, ze dwalen in een doolhof en dolen rond in representaties en eigen conditioneringen. Als je bewust rondkijkt, zie je een tragisch schouwspel, dat soms zelfs ondraaglijk is.
Hoe ben je tot dat idee van die film gekomen?
HS: Hoe kan je over zo’n moment waarop je over leven en dood beslist en waarin je een strikte positie krijgt, beginnen twijfelen? Die twijfel vind ik heel boeiend. Zij zijn met iets heel materieels, iets fysiek bezig – wat me ook in mijn eigen werk interesseert – maar daarnaast ook met een heel abstract vacuüm. Iemand die over leven en dood moet beslissen en die dan begint te twijfelen zodat hij in waanzin begint uit te breken. Ik heb er de song Kyrie van Arvo Pärt op gezet, zodat die waanzin een dieper draagvlak krijgt. De waanzin reikt verder dan het moment zelf. Ik probeer in elk werk met ironie om te gaan, zodat het niet té heavy into your face is.
Geeft een film die af is je dezelfde voldoening als een schilderij dat af is?
HS: Het is dezelfde intentie, hetzelfde proces. Als je iets hebt dat sterk is, geeft dat een grote voldoening.
Voel je je kwetsbaar als kunstenaar?
HS: Als kunstenaar balanceer je op een dunne grens, die heel wankel is. Je kan die niet inschatten, maar dat is net het boeiende eraan.
Deze zomer was je werk te zien op vier expo’s. In het museum Dhondt-Dhaenens in Deurle hing er een serie schilderijen, Memento mori, tussen de collectie Cooreman. De schilderijen zijn gebaseerd op medaillons die we op graven aantreffen.
HS: De medaillons op de begraafplaats die het meest door de tijd waren aangetast en waarvan het gezicht bijna onzichtbaar werd vond ik het meest interessant, zoals een dode die vergeten wordt.
Tijdens je studies heb je ook inspiratie opgedaan in een mortuarium.
HS: Ik wou op een gegeven moment iets doen met dode mensen en toen ben ik een echte dode gaan bekijken om mijn beelden geloofwaardiger te maken. Een dode is heel aanwezig, maar tegelijk zo afwezig. Je ziet een omhulsel. Wat vult het omhulsel in de korte periode dat we hier zijn?
Of wat zit er in het omhulsel?
HS: Of achter het omhulsel, wat eigenlijk maar een fysieke aanwezigheid is. Als je een dode ziet, kan je niet projecteren, spiegelen. Dat voelt heel vreemd aan. Wel is er een spanning die op jezelf terug werkt omdat je zelf ook sterfelijk bent. Later ben ik nog eens teruggegaan, en toen lagen er verschillende doden. Het vreemde was dat die ruimte zich met iets vulde, de confrontatie met: het niets. Die beangstigende leegheid wou ik ook in mijn portretten van doden tonen. We zijn trouwens allemaal zeer nietig. Uiteindelijk maakt het niet uit of we herinnerd worden of niet.
Maar door in boeken te staan, maak je je werk wel onsterfelijk.
HS: Ok, maar uiteindelijk maakt het niks uit. Het is allemaal relatief. Als je je bewust bent dat je maar één keer leeft en je beseft dat het leven niet oneindig is, wordt alles veel intenser.
Vind je het dan geen zonde dat je, als je maar één keer leeft, alles aan de kunst geeft?
HS: Integendeel, want het is een bewustwordingproces. Je gaat erin en daardoor ontdek je veel van jezelf. Dat is het meest fascinerende proces dat je kunt meemaken. Het is een projectie, het is geen waarheid. Een vreemd spectrum van verschillende juxtaposities. Je eigen bevragingen worden kunst, maar zijn voor andere mensen banaal. Toch blijft het onwaarschijnlijk hoe mensen bijvoorbeeld door schilderijen geraakt kunnen worden. Woorden zijn heel boeiend, ook de logica ervan, maar één beeld kan soms een heel boek vertellen.
Je hebt veel kunstenaars die niet over hun beelden kunnen praten, maar daar ondervind jij blijkbaar geen last van, Ik vind je een boeiende verteller.
HS: Ik vertel je gewoon wat er in mijn hoofd omgaat. Ik hoef niet mysterieus te doen uit angst dat ik niet meer mysterieus zou zijn. Uiteindelijk is alles relatief. Uiteindelijk maakt het niks uit.
Je stelde deze zomer in Baronian – Francey een kijkdoos voor. Op het internet lijken het bijna schilderijtjes op zich.
HS: Het werk heet 02-12-26. Ik hou van cijfers omdat die iets heel algemeen en objectief in zich dragen. Als je weet dat het een datum is, ga je óf naar de toekomst, óf naar het verleden kijken. Het werk bestaat uit vier delen die in kruisvorm zijn opgesteld. In het middelpunt heb je een witte doos met zwarte deuren. Daar was mijn idee een stuk van Kafka. In het middelpunt krijg je het slot dat onbekend en leeg is. Het slot wordt gevormd door de polen die er rond zijn. Ik heb veel met was gewerkt, omdat dit zowel iets grijpbaar als ongrijpbaar heeft. Was heeft een fysieke gelaagdheid die je moeilijk kan vatten.
Hoe ben je tot dit idee gekomen?
HS: Een idee ontwikkelt zich meestal langzaam. Ik ben in Auschwitz geweest en daar had je ook van die ronde cirkels(toiletten). Cirkels staan symbool voor een overgangszone. In dit veld kies je ook een bepaalde weg waar je als een dode aan vastkleeft.
De twee andere delen van de kijkdoos gaan over de representatievorm waarin we gevangen zitten, de archetypes waarachter we ons schuilen en verschuilen. Ze staan op wankele trappen die de fragiliteit van onze pertinenties weergeven. Dingen die vaststaan of waar we ons achter verstoppen, zijn ook heel wankel.
Bij dit werk zouden we het kunnen zien als: Als de was smelt, zien we pas de echte ik…
HS: Was heeft trouwens ook een heel sensuele eigenschap.
HS: Wat is realiteit, wat is illusie? Je moet zelf het onaffe invullen door de context er rond. Daarom is de hoofdfiguur ook blanco gelaten.
HS: Hier had ik het idee van een schilderij in een schilderij. Ik wou een illusionair beeld in het beeld. De bovenkant is opengelaten, ook weer met de gedachte dat die zelf ingevuld moet worden of misschien wel een leegheid in zich draagt. De relativiteit van geweld en hoe onverschillig de mensen ertegenover staan. Je ziet ook hoe de perspectieflijnen van het podium naar het landschap trekken en de lijnen van de objecten naar het decor gaan. Daar zit de spanning. Wat is scène? Wat is echt? Het heet ook Giogare su, wat play on betekent.
In de galerij Baronian – Francey hing ook een fotoserie met de titel Auflösung.
HS: Auflösung wil zeggen: oplossen, de oplossing van iets. Alles doen oplossen waarvoor iets zou kunnen staan. Als je goed kijkt, zie je dat elke indicatie waar informatie op staat, weggewist is.
Is dat om ons bewust te maken van de uniformiteit van onze maatschappij?
HS: Ja, we worden overspoeld door indicaties. Wat gebeurt er wanneer die oplossen? Als we hier in dit café alle woorden zouden wegwissen, krijgen we iets heel vreemds. Als we de propaganda van reclame zouden wegwissen, wat blijft er dan nog over? Ik wou die zwerm aan betekenissen doen stopzetten.
Ik heb daar nooit zo bij stilgestaan. Inderdaad, neem uit één straat alle woorden en symbolen weg en iedereen loopt verloren.
HS: Wat is die propagandamachine, die zaken aangeeft en ons doet geloven? De indicaties doen ons aan de regels houden. Laat je die verdwijnen, wat gebeurt er dan?
Wat zijn die witte elementen die je personages telkens vasthebben?
HS: Die zijn belangrijk in mijn werk. Ze stellen enerzijds weer die leegheid voor, maar anderzijds is het de bedoeling dat de kijker die zelf invult.
Je hebt onderdak gekregen bij twee galerijen. In welke zin stimuleert een galerij je?
HS: Zonder een galerij is het vrij moeilijk, dat weet iedereen die met kunst bezig is. Ze promoten je werk en zorgen dat je werk bij de juiste mensen terecht komt zodat je autonoom kan blijven werken.
Kan je al een tipje van de sluier (van je komende werken) oplichten, of is dat een goed bewaard geheim?
HS: (lacht) Dat is een geheim…
Heb je nog dromen buiten de beeldende kunst?
HS: Ik droom ervan een langspeelfilm te maken. In schilderkunst of installatie maak je geen verhaal van A naar B. Ik zou echt eens graag een aaneensluitend verhaal willen maken. Ik zie mijn werk als een groot geheel waar alles met elkaar in verbinding staat.
Loopt je carrière zoals je het wenst?
HS: Ik kan blijven doen wat ik graag doe en ik apprecieer het enorm dat mensen daarop reageren.
Ik weet dat je geïnspireerd bent door de oude meesters. Volg je ook de hedendaagse kunst of je collega – kunstenaars?
HS: Ik ben daar niet zo extreem mee bezig. Maar er zijn wel kunstenaars die ik boeiend vind.
En wil je namen geven?
HS: (lacht) Het zijn er heel veel.
Heb je veel kunstenaarvrienden?
HS: Other question, Hilde!
Wil je eerder tijdloos of liever hedendaags relevant werk maken?
HS: Je kunt niet uit een bepaalde tijdsgeest stappen, maar ik ben niet bezig met de vraag of het wel in deze tijd past. Iedereen is geabsorbeerd door zijn tijd. We zitten in dat vacuüm. Op een bepaalde manier zal me dat ook wel infecteren.
Blijf ons maar verder infecteren met je beelden Helmut, al mogen je woorden er voor mij ook wel zijn…
De volgende expo met werk van Helmut Stallaerts is te bezichtigen in Ibid Projects in London, in de Städtische Galerie Wolfsburg en de Brakke Grond te Amsterdam. Er zal werk te zien zijn op Fiac in Parijs en the Armory show in New York.