4321 vragen aan 123 kunstenaarsHilde van Canneyt |
|
Borgerhoff & Lamberigts, 2020, 987 blz., EUR 35,00 ISBN: 9789463932226 |
|
In haar vuistdik boek ‘4321 vragen aan 123 kunstenaars’ bundelt kunstjournaliste Hilde van Canneyt de gesprekken die zij pakweg de laatste tien jaar van het voorbije jaar 2020 voerde met kunstenaars uit Vlaanderen en Nederland, alfabetisch gerangschikt op hun voornaam. Van Canneyt heeft zich voor ieder gesprek degelijk voorbereid: ze bezocht tentoonstellingen van de artiest met wie zij gaat spreken, ze heeft wat eerder is verschenen over de betreffende kunstenaar nagelezen. En uiteraard is en blijft er haar eigen aanvoelen en kennis van de kunst, opgebouwd via haar jarenlange bezigheid als journaliste. Vaak valt zij bij de gesprekken, die naar ik vermoed een bijna letterlijke transscriptie zijn van de antwoorden die haar werden aangereikt, met de deur in huis. Duidelijk is dat ze daarbij mikt op een breed (lezers)publiek: bijna angstvallig mijdt ze het typische jargon van de kunstkritiek. Over de gesprekken hangt, mede door het zo vaak bij de aanhef van een gesprek herhaalde ‘hallo’, een vorm van no-nonsense aanpak. Dat zij enkele keren ook voor de weergave van het gesprek een summiere duiding aanreikt van het oeuvre van de gesprekspartner, opent dan weer bredere perspectieven voor de lezer. Toch lijkt een en ander soms op een poging echt ‘familiair’ over te komen. Neem bijv. het gesprek met Femmy Otten dat zo opent: ‘Hallo Femmy, als klein meisje met twee leuke roodharige vlechtjes huppelde je vroeger door de straten van Amsterdam. Begonnen je plastische reacties of ideeën zich toen al te ontspinnen?’ (p. 217) Eén enkele keer – het interview met Lee Ranaldo – wordt het gesprek in het Engels opgenomen. Maar dan lees je daarnaast bij Michel Couturier: ‘Het interview gebeurde in het Nederlands, Frans en Engels door elkaar. Michel Couturier spreekt Frans, vandaar de eenvoudige uitwerking in taal.’ (p. 573) Wat moet de lezer hiermee? De verdienste van het boek ligt hem in de eerste plaats in de inkijk die Van Canneyt biedt in de drijfveren van de schilders, beeldhouwers, fotografen, illustratoren… die aan het woord komen. Dat sommige gesprekken ook wel eens moeilijk van de grond kwamen, blijkt onder meer uit het interview met Michaël Borremans: ‘Hilde, is dat een vraag? Ik kan je nu al niet meer volgen, maar doe gerust verder’, ‘Hilde, dat is toch geen vraag?’, en dan de tussentekst: ‘Ze gaat even weg om af te koelen. Er komt zelfs een traan aan te pas. Ze kan niet veel, maar ze kan wel juist citeren, verdorie’. Of dit hier echt ter zake doet, is uiteraard een andere vraag… Als opstap naar een nadere kennismaking met het oeuvre van de geïnterviewde kunstenaars kan het boek zijn nut bewijzen. Wel spijtig dat de vormgeving weinig artistieks heeft: de druk oogt troosteloos verouderd, afbeeldingen ontbreken (de beschrijving in de woorden van Van Canneyt laten wel iets vermoeden, maar een afbeelding – zelfs al was het maar 1 typisch werk voor het oeuvre van de betreffende kunstenaar – zou hier nog meer interesse kunnen opwekken). Dat in de meeste gevallen aan het slot van het gesprek wordt doorverwezen naar de website van de kunstenaar, nodigt wel uit voor verdere exploratie.
|
|
[Jooris van Hulle – 22/01/2021] |
Categorieën